Verslag Urhahn Stedenbouw & Strategie en de Van Leer Foundation organiseerden een rondetafelgesprek over gezinsvriendelijke steden. Want hoe zorgen we ervoor dat steden aantrekkelijk blijven om kinderen te laten opgroeien? Daarover wisselde een diverse groep architecten, stedenbouwkundigen, projectontwikkelaars en ambtenaren over van gedachten. “Gezinnen die in de stad willen wonen, hebben op dit moment geen betaalbaar alternatief.”
Prettig wonen voor gezinnen staat in steden onder druk. Die constatering legden stedenbouwkundig bureau Urhahn en kinderrechten-stichting Van Leer Foundation op tafel. Terwijl steden juist voor gezinnen goede plekken om te wonen zijn. Voorzieningen zijn dichtbij. Werkplekken ook, wat zorgt voor een gelijkere arbeidsverdeling tussen ouders. En families dragen bij aan de sociale cohesie binnen buurten.
Maar de huidige aanpak van de woningbouwopgave jaagt gezinnen de stad uit – die analyse delen de aanwezigen. Steden worden verdicht, waarbij er vooral relatief kleine appartementen worden gebouwd. En verdichten betekent meestal ook minder buitenruimtes, die voor opgroeiende kinderen belangrijk zijn. De sterk gestegen grond- en woningprijzen doen nog een duit in het zakje: hoge vierkante meterprijzen zijn zeker voor gezinnen problematisch, aangezien juist zij veel woonruimte nodig hebben.
Wat hebben gezinnen nodig?
De organisatoren deden vorig jaar een verkenning naar wat gezinsvriendelijke steden nodig hebben. Wendy van Kessel, stedenbouwkundige bij Urhahn, legt uit dat basisvoorzieningen binnen 15 minuten lopen of fietsen aanwezig zouden moeten zijn. Een gemengde stad zorgt voor flexibiliteit voor ouders die kinderen halen, brengen en zelf buitenshuis werken. Lopen en fietsen zouden centraal moeten staan: autoluwe buurten vergroten de autonomie van het kind. Buurten moeten zo zijn ingericht dat er gespeeld kan worden. Niet alleen op speelplaatsen, maar ook voor de deur en op straat.
‘NDSM-werf, Amsterdan’ door Wolf-photography (bron: shutterstock)
Boven alles vormt voldoende en betaalbare woonruimte de basis. In de stad hoeft dit uiteraard geen grondgebonden woning te zijn: gestapelde woningen kunnen prima aan de woonbehoefte voldoen. Waarbij het aantal vierkante meters relevant is, maar ook de buitenruimte rondom de woning. Dit kan een eigen tuin zijn, maar ook bijvoorbeeld een collectieve tuin of ruime galerijen. Ten slotte zijn sociale netwerken in de buurt van groot belang voor gezinnen: om een oogje in het zeil te houden op spelende kinderen, of als achtervang wanneer het niet lukt om op tijd thuis te zijn.
“We maken als maatschappij veel te weinig gebruik van de levensfase waarin mensen ouders worden,” stelt Leontien Peeters van de Van Leer Foundation. “Baby’s zijn breakers of brokers van sociale contacten. Als je ouder wordt, kom je ineens in contact met allerlei mensen waar je tot dan toe nog niks mee gemeen had.” Binding tussen verschillende sociale groepen kan op het schoolplein ontstaan. Daarom is het problematisch dat wijken en buurten steeds meer gesegregeerd raken, stelt Peeters.
Ad de Bont van Urhahn wijst daarbij op de rol van de sociale woningbouw. “De middenklasse woont niet meer in sociale huurwoningen en is aanwezen op te dure private huur of onbetaalbare koopwoningen. Dat is zonde. Want het is die tussenlaag die het cement kan leveren voor de hele samenleving. Die zorgt voor economische activiteit in buurten en de link vormt tussen mensen met minder mogelijkheden en de duurdere wijken.”
Oplossingsrichtingen
Wat kunnen we doen om die trend te keren? De aanwezigen constateren dat de dynamiek tussen gemeenten, projectontwikkelaars en corporaties gezinsvriendelijke woningbouw nu nog vaak in de weg zit. Gemeenten zijn primair gericht op aantallen woningen, oftewel kwantiteit en snelheid. Corporaties hebben vanuit hun taakstelling vooral oog voor woningen voor kwetsbare groepen.
En voor ontwikkelaars is het, mede vanwege het rendement, aantrekkelijk om kleinere woningen te bouwen. De lagere parkeernorm bij kleine appartementen speelt hierbij een belangrijke rol. Dit gaat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit: in vierkante meters, het aantal kamers en de kwaliteit van de buitenruimtes en leefomgeving.
Hans Broekman van Heijmans Vastgoed wijst op de businesscase. Voor projectontwikkelaars rekenen kwalitatieve gezinswoningen vaak niet rond. “Als we het bouwen van woningen voor gezinnen belangrijk vinden, moeten we bereid zijn dat te zien als een maatschappelijk probleem. En als je het erkent als maatschappelijk probleem, moet er ook maatschappelijk geld bij.”
‘Elegante resortarchitectuur met waterpartijen in tropische omgevin’ door Molishka (bron: shutterstock)
Gemeentes vervullen hierin een spilfunctie, wordt geconstateerd. In de tenderfase kunnen gemeenten aan knoppen draaien om andersoortige projecten van de grond te krijgen. Waar nu op aantallen en betaalbaarheid wordt gestuurd, zouden sociaal-maatschappelijke aspecten sterker naar voren worden kunnen worden gebracht. Eisen over bijvoorbeeld de verhouding tussen koop, vrije sectorhuur en sociale huurwoningen zouden plaats kunnen maken voor eisen over de kwaliteit van woningen, voorzieningen en de leefomgeving. Hierdoor ontstaat speelruimte voor ontwikkelaars om echt een eigen visie op een gebied te ontwikkelen en kwaliteitsaspecten tegen elkaar af te wegen.
Het is daarom zaak dat gemeenten minder ‘geschot’ met hun begrotingen omgaan, betoogt Peeters. “Maatschappelijke kosten, sociale kosten en gezondheidskosten komen te weinig in de rekensommetjes van projectontwikkelingen terecht. De focus is heel beperkt op de grondprijs, en wat de woningbouw op de korte termijn oplevert.” Hier anders mee omgaan, is moeilijk, erkent Peeters. “Maar als we niet alle aspecten van een project meewegen, lukt het niet om structureel anders te gaan bouwen.”
Cultuuromslag
Omgaan met de krapte op de woningmarkt vraagt niet alleen iets van gebiedsontwikkelaars. Ook gezinnen zelf moeten hun denkbeelden over wonen aanpassen aan het beschikbare aanbod, stelt Benedict Kraus, conceptontwikkelaar bij VanWonen. Hij refereert aan andere Europese landen waar appartementen een veel geaccepteerdere woonvorm voor gezinnen zijn. “Wij lijken ons soms af te vragen hoe we de twee-onder-een-kap in een binnenstedelijke omgeving moeten inpassen. Dat is eigenlijk een reactionaire gedachte.” De Bont vult aan: “De wooncultuur voor gezinnen associëren wij heel sterk met de suburb. Die suburbane droom is een recent fenomeen, het is de afgelopen decennia ontwikkeld. Er is ook een redelijk grote groep die met het gezin graag in de stad wil blijven wonen. Maar die groep heeft op dit moment geen betaalbaar alternatief. Die woningen van 80 of 90 vierkante meter moeten gerealiseerd worden .”
Docu van de Amsterdamse stadszender AT5 over de “gezinnen die massaal de stad verlaten”.
Cover: ‘Fietsende dame, Leiden’ door Dutch_Photos (bron: shutterstock)