Persoonlijk Leefbaarheid is een typisch multifacet-begrip. Iedereen geeft er een eigen lading en invulling aan. Adviseur Dorien de Wit benadrukt de relatie met ruimtelijke kwaliteit en benoemt vijf essenties van een leefbare omgeving - met bijbehorende huiswerkvragen. Wie daarop zorgvuldig antwoord geeft, bouwt aan plekken waar mensen zich thuis voelen.
Als ik me voorstel als adviseur leefbaarheid krijg ik altijd vriendelijke reacties. Mensen vinden het kennelijk een geruststellende gedachte dat er extra aandacht is voor leefbaarheid. Een begrip waar iedereen eigen betekenis aan geeft. Dat is mooi en moet ook vooral zo blijven. Ook voor mij is leefbaarheid een duidelijk begrip en tegelijkertijd ‘van alles en nog wat’. Het hangt ervan af waar ik ben, wat ik zie en doe, waar het licht op valt. Als een prisma met veel facetten.
Een paar voorbeelden:
- Als ik op de prachtige Lekdijk loop, tussen Beusichem en Culemborg en ik zie bierblikjes en wikkels van chips en chocola in de berm, dan irriteert me dat mateloos. Ik ben in staat om een middag met een prikker en een zak langs de dijk te gaan lopen. Leefbaarheid heeft dan te maken met de schoonheid van het gebied willen koesteren. Maar ook met soms met lekker mopperen op iedereen die er een troep van maakt. En een middagje het toonbeeld zijn van goed gedrag…
- Als ik door Nijmegen fiets en zie hoe een deel van de stad groen is, met mooie openbare ruimte, waar het aangenaam verblijven is, valt me even later op hoe het armere deel van de stad kaler en onaantrekkelijker is. Daar wind ik me over op. Gelukkig kan ik als commissaris van een woningcorporatie dit geregeld agenderen en erop toezien dat de woningen én de omgeving voor de mensen in de minder welvarende buurten in de stad gezond en uitnodigend zijn.
- Als adviseur leefbaarheid zit ik in de Commissie Omgevingskwaliteit van Apeldoorn samen met collega’s van stedenbouw, landschap, cultuurhistorie en architectuur. We krijgen plannen voorgelegd voor nieuwe buurten of bedrijventerreinen, of voor de herontwikkeling van een begraafplaats of een zwembad. Vanuit de ‘portefeuille’ leefbaarheid stel ik vragen over de bewoners en gebruikers en lever ideeën over ontmoeten, beleven, bewegen. Als commissie adviseren we de gemeente over beelden en maatregelen die de stad leefbaar maken voor de mensen die er wonen en komen.
‘Vrijwilligers ruimen zwerfafval op’ door STEKLO (bron: Shutterstock)
Vijf essentiële vragen
Voor mij gaat de expertise leefbaarheid, als onderdeel van ruimtelijke kwaliteit, in de basis om het stellen van vijf essentiële vragen. Ik licht ze graag toe.
1 De vraag naar het verhaal
Elke plek heeft een verleden. Er woonden of werkten mensen, er verbleven dieren, er stonden bomen, er gebeurden dingen tussen mensen. Iedere locatie heeft een verhaal en een ziel. De vraag die we hebben te stellen, is: “Wat is die ziel, hoe luidt dat verhaal?” Het verhaal over de plek en de mensen die er eerder waren, helpt om een locatie verder te ontwikkelen of opnieuw in te richten. Het behouden of versterken van elementen van dat verhaal maakt dat mensen die er nu gaan wonen, werken of recreëren, zich echt kunnen verbinden, zich thuis voelen.
Ik woon in een buurt in Utrecht die nog geen 20 jaar oud is. Tegelijkertijd heeft het een rijke geschiedenis als veiling van groente en fruit van de tuinderijen uit de omgeving, voor de bewoners van de stad. Die geschiedenis is teruggebracht in de inrichting van de openbare ruimte: de nieuwe oude haven, een replica van een historisch schip, gebouwd door jongeren die daar een vak hebben geleerd. En ook door het behoud van een aantal karakteristieke gebouwen, gered dankzij krakers en een doortastend gemeentebestuur. Al deze elementen uit het verleden maken dat mijn buurt karakter heeft, dat ik me thuis voel. In gesprekken over lokaal voedsel en slimme logistiek realiseer ik me hoe dichtbij dat verleden eigenlijk is.
De vraag naar het verleden van een plek is belangrijk, omdat het verhaal kan bijdragen aan je thuis voelen, geworteld zijn. Niet alleen als je dat verhaal voortzet, maar ook als je er juist vanaf wijkt of er iets heel anders tegenover plaatst.
2 De vraag naar gebruik
Het neemt wel af maar oh oh oh wat komt het nog te vaak voor: ontwikkelaars en hun architecten maken een ontwerp zonder een enkele gedachte over de mensen die er gaan wonen. Mijn vraag aan alle plannenmakers is altijd: wie gaan hier wonen, hoe gaan ze leven, hoe gebruiken zij de plek en de omgeving?
En dan bedoel ik niet het soort wishful thinking als: “We bouwen voor starters, die hebben geen buitenruimte nodig en nauwelijks een keuken. Ze studeren of werken overdag en ’s avonds gaan ze uit. Uitzicht op kale daken en schuttingen, ach dat maakt voor hen niet uit.” En ook bedoel ik niet: “We bouwen voor ouderen die dolblij zullen zijn met een klein overzichtelijk appartement, met leeftijdgenoten bij elkaar, zodat ze hun gezinshuis in die oude wijk kunnen overdoen aan een groter gezin.”
De essentiële vraag is voor mij: op basis van welke data denk je dat dit een fijne plek wordt om te wonen en voor wie? Hoe zullen zij hier gelukkig, gezond en veilig kunnen wonen en misschien ook werken? Hoe komen en gaan zij van hier – is er ruimte voor fietsen en scootmobiels, kunnen zij elkaar ontmoeten binnen of buiten, zijn er gedeelde ruimtes en voorzieningen, is er een makkelijke route naar winkels en scholen, zijn er bankjes en speelplekken voorzien? Is er ruimte voor eigen invulling en flexibiliteit of is alles dichtgetimmerd en bepaald?
Sommige gemeenten hebben nog een VAC: de afkorting komt van VrouwenAdviesCommissie. De oorsprong van de VAC’s ligt in Rotterdam. Na de oorlog moest in snel tempo veel gebouwd worden. De woningen werden echter niet altijd even praktisch ontworpen door de veelal mannelijke bouwmeesters. Vrouwen bundelden hun krachten en gingen zich sterk maken voor betere woningen. Met ruimte voor schoenen en een kinderwagen in het portiek, handige kasten, een slimme indeling voor wonen en slapen. En zelfs een afdakje voor als je met zware boodschappen in de regen voor de deur je sleutelt zoekt. De VAC’s die er nog zijn, heten Adviescommissies Wonen en ze richten zich met een onafhankelijke bril op zaken als levensloopgeschiktheid en gebruikskwaliteit vanuit het perspectief van de gebruikers.
De actuele vraag naar leefbaarheid voor gebruikers is breder, maar het uitgangspunt is hetzelfde: zorg ervoor dat een woning, een complex, een buurt inclusief woonomgeving past bij de wensen en behoeften van de gebruikers.
‘Levensloopbestendigheid’ door CGN089 (bron: Shutterstock)
3 De vraag naar maatschappelijke effecten
Voor elk gebied, elk dorp en elke stad maken we omgevingsvisies. Die vormen het kader, het grote verhaal voor tal van initiatieven en ontwikkelingen. De ambities zijn vaak groots omschreven en niet altijd even makkelijk vertaalbaar. Juist daarom stel ik ook de volgende vraag: hoe draagt dit initiatief – soms maar op postzegelformaat - bij aan een gezonde leefomgeving, een vitaal dorp, een inclusieve stad? Hoe zorgen we dat een buurt betaalbaar blijft voor mensen die er graag willen blijven? Hoe dragen we eraan bij dat ouderen, jongeren, sporters en gezinnen naast elkaar kunnen genieten van een park, een bos, een landschap? Hoe bewerkstelligen we met een nieuwe ontwikkeling in de stad dat de ongelijkheid tussen mensen afneemt, dat ook de minder welvarende mensen profiteren van mooie voorzieningen, fijne fietspaden en groene speelplekken?Het is een lastige vraag om te stellen, juist omdat bij veel initiatieven de focus ligt op een beperkte hoeveelheid vierkante meters of hectaren. Ook spelen eigendom en verdienmodellen vaak een belangrijke rol. Tegelijkertijd is het stellen van de vraag naar maatschappelijke effecten essentieel voor iedereen die werkt in het ruimtelijke domein. De opgaven zijn te groot, de visies te mooi en de ambities te urgent om die verantwoordelijkheid louter te parkeren bij de overheid.
4 De vraag voor toekomstige generaties
De vraag voor toekomstige generaties gaat over goed voorouderschap. Sinds ik De goede voorouder van Roman Krznaric las, neem ik dat begrip graag over. De toekomst lijkt ver weg, maar goede voorouders zijn voor de generaties na ons, dat begint nu. Er is geen planeet B, die slogan spreekt me ook erg aan. Het gaat in essentie om de vraag naar duurzaamheid. Geruggesteund door steeds meer wettelijke bepalingen en ook een paar crises, is niemand meer onwetend. Maar ook hier geldt: agendeer de vraag en bespreek verschillende antwoorden. Hoe dragen we met ons project bij aan waterkwaliteit en biodiversiteit, aan verantwoord energiegebruik en circulariteit, aan tegengaan van hittestress en het verminderen van de CO2-uitstoot? Als we denken dat we al hebben bijgedragen met zonnepanelen op het dak, wat kunnen we dan nog meer doen? En ook: hoe kunnen we eraan bijdragen dat mensen weer verbinding voelen met flora en fauna of open staan om meer te leren over voedsel en vlinders?
Afgelopen najaar bezocht ik de Dutch Design Week in Eindhoven. Ik was onder de indruk van de hoeveelheid slimme ontwerpen die juist op deze moeilijke vragen een antwoord bieden. De hele uitstraling van de week was: ‘Wij - jonge ontwerpers - zien het als levensbelang en een uitdaging om duurzame oplossingen te bedenken, en bovendien, wat is er al onvoorstelbaar veel mogelijk met onze gedrevenheid, creativiteit en technische expertise!’
Dus ja, ook deze vraag moet gesteld worden als het over leefbaarheid gaat. En om antwoorden te vinden, is het vooral goed om bij de toekomstdenkers van vandaag aan te kloppen.
5 De vraag naar betrokkenheid
Leefbaarheid maak je samen. Vanuit alle voorgaande vragen. Daarom is ook deze vraag relevant. Hoe organiseer je betrokkenheid, zeggenschap en samenwerking? Zijn de bewoners en gebruikers betrokken? Hoe zijn de toekomstige buren aangehaakt? Welke disciplines en partijen zitten vanaf het begin met elkaar om de tafel om de plannen zo goed mogelijk te maken?
De argumenten zijn bekend: tijdig met betrokkenen in gesprek gaan levert betere plannen op en meer eigenaarschap en beter behoud en beheer. Toch is er vaak nog veel terughoudendheid of zelfs angst om belanghebbenden te betrekken. Angst voor onrealistische wensen, voor te dure investeringen, voor te lang lopende processen.
Mensen betrekken en samenwerken met niet-vakgenoten vereist zeker wel inspanning. Enerzijds om het proces van samenwerking goed te organiseren: transparant, met duidelijke mijlpalen en besluiten. En anderzijds vraagt het een investering in elkaars belangen en behoeften. Waarbij heel vaak de taal die gebruikt wordt een belangrijke rol speelt. Ikzelf ben inmiddels redelijk ingevoerd in de taal van ontwerpers en planners: ik kan uit de voeten met woorden als rooilijn, korrel, uitkragen, wadi en doorwaadbaarheid. Maar soms sta ik toch nog even met mijn mond vol tanden. Zo ontving ik onlangs een plan voor een nieuw ‘ensemble’ bij mij in de buurt. Met onder andere een ‘architectonisch accent’. Ik moest behoorlijk mijn best doen om te snappen dat dat ging over een flat van 12 verdiepingen! Als de plannenmakers mij en mijn buren echt als mee-maker willen betrekken, vraagt dat nog wel even een vertaalslag!
Begrip teruggekaapt
Uit de inzendingen voor de Gelderse Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit blijkt dat leefbaarheid voor de inzenders op heel wat manieren een rol heeft gespeeld: in hun ontwerp én bij de uitvoering van hun plannen. Leefbaarheid is een dynamisch begrip: het gaat om mensenwerk en verandert mee in de tijd. Gesprekken over en ontwerpen aan leefbaarheid vergen ook dat dilemma’s en mogelijke conflicten onder ogen worden gezien. Biodiversiteit en verkeer verhouden zich niet altijd goed, net als spelen en rust, of parkeren en groen.
‘Kronenburg Park, Nijmegen’ door Harrie Muis (bron: Shutterstock)
Het gesprek over leefbaarheid daagt ons allemaal extra uit om te onderzoeken hoe ambities elkaar kunnen versterken; hoe je ruimte meervoudig kunt gebruiken en belangen kunt verbinden.
Een tijdlang werd het begrip leefbaarheid gekaapt door partijen als Leefbaar Rotterdam en Leefbaar Utrecht. Ik merkte dat ik daardoor zelf terughoudend was in het gebruik van dat woord. Ik zocht en benoemde alternatieven, zoals sociale duurzaamheid, sociale kwaliteit of misschien zelfs geluk. Ook goed, nog steeds, maar leefbaarheid heeft het als term toch bij mij gewonnen. Inmiddels is mijn droom dat het begrip leefbaarheid - juist met al zijn veelzijdigheid - een rol blijft spelen in bij ruimtelijke plannen, in Gelderland en in heel Nederland. Wellicht dat mijn vijf vragen daarbij kunnen helpen.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Waalbrug, Nijmegen’ door Max Snoep (bron: Shutterstock)