Analyse De leefwerelden van arme en rijke Nederlanders liggen steeds verder uit elkaar. Steeds vaker zijn mensen omringd met anderen met hetzelfde welvaartsniveau, waardoor arm en rijk elkaar minder ontmoeten. Dat heeft kansenongelijkheid tot gevolg, zo stelt het Sociaal en Cultureel Planbureau. Een gemengder woningaanbod is een eerste stap om leefwerelden samen te brengen. Werk aan de winkel voor gebiedsontwikkelaars.
Arm en rijk ontmoeten elkaar steeds minder, zo concludeerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) enkele maanden geleden. En dat is een probleem. De scheiding van leefwerelden vergroot de kansenongelijkheid. Want werk, kennis en cultuur zijn niet gelijk over de leefwerelden verdeeld en met name ‘minder welvarenden’ zijn daarbij de dupe. Dat rijk en arm elkaar niet ontmoeten zorgt bovendien voor onbegrip tussen deze twee groepen. Minder welvarenden ervaren dat op hun neergekeken wordt, stelt het rapport.
De mate waarin leefwerelden zijn gescheiden verandert. Gemiddeld ontmoeten arme en rijke Nederlanders elkaar minder vaak, maar deze ontwikkeling voltrekt zich lang niet overal op dezelfde manier. In plattelandsgemeenten zijn leefwerelden van de minst welvarende inwoners relatief vaak gemengd, maar neemt die ‘gescheidenheid’ af. Ook in welvarende gemeenten als Blaricum en Wassenaar werden de leefwerelden van rijke én arme inwoners eenzijdiger.
Stijgende prijzen
In grotere universiteitssteden werden de leefwerelden van de minst welvarende inwoners niet minder eenzijdig, maar die van de meest welvarende inwoners wel. Daar hoort wel een kanttekening bij, stellen de onderzoekers. Een van de oorzaken is dat meer rijkere inwoners in deze steden zijn gaan wonen, waardoor ook de arme wijken welvarender worden. Ondertussen stijgen daardoor de woningprijzen, worden de huizenbezitters steeds rijker en neemt de kans op een eigen woning voor mensen met minder geld af. Op lange termijn is het dus maar de vraag hoe deze steden zich ontwikkelen, stellen de onderzoekers.
Het gebrek aan ontmoetingen is deels een ruimtelijk probleem. De plek waar je woont en wie zich daar nog meer bevinden, heeft invloed op wie je ontmoet. Het rapport richt zich daarbij dus nadrukkelijk op de spreiding binnen Nederland en minder op het verschil tússen wijken, vertelt Lotte Vermeij, schrijver van het rapport. Onderzoek naar segregatie binnen steden vindt vaker plaats, maar op de ontwikkelingen van leefwerelden op landelijk niveau is minder zicht en dat is onterecht stelt ze. Wanneer arme en rijke Nederlands elkaar maar weinig tegenkomen, omdat ze in verschillende gemeenten of regio’s wonen, is dit ook een probleem.
Wijk minder van belang
Bovendien is het belang van de buurt voor ontmoetingen beperkt. Met name voor ‘jonge mensen, mensen zonder kinderen en mensen met een theoretische opleiding’ is ‘de wijk’ eigenlijk helemaal niet zo essentieel voor hun netwerk. Ja, deze groepen hebben vaak contact met hun directe buren, maar daar blijft het bij. Veel belangrijker zijn ‘zelfgekozen’ ontmoetingen bij de voetbalvereniging, op het schoolplein of op het werk. Die spelen zich niet per sé af binnen de buurt. De gemeente waar je in leeft heeft daar juist wel weer invloed op. Is de welvarendheid binnen de gehele gemeente eenzijdig, dan betekent dat dat bewoners niet snel op een schoolplein of sportclub komen waar rijk en arm elkaar ontmoeten.
‘Opening Stadmaken, Heerlen’ door Pascal Moors (bron: rooilijn.nl)
Eenzijdigheid van gemeenten wordt deels veroorzaakt door het woningaanbod. Het percentage sociale huur speelt een belangrijke rol, want een gemeente met een zeer laag aantal gereguleerde woningen is al snel welvarend. Het gevolg is dat die bewoners nauwelijks met armere mensen in aanraking komen. Andersom is dat ook het geval: zijn er voornamelijk sociale huurwoningen, dan treden mensen weinig buiten hun leefwereld. Het voorkomen van eenzijdigheid is dan ook een stedenbouwkundige opgave, stelt Vermeij. En dat is iets waar gemeenten met ontwikkelaars en corporaties iets aan kunnen doen met hun bouwprogrammering.
Voorbeeld één: Heerlen-Noord
Heerlen is een gemeente die laat zien hoe het met de spreiding van leefwerelden binnen Nederland is gesteld. 68 procent van de inwoners heeft ‘een leefwereld met eenzijdig lage welvaart’, staat in het SCP-rapport. De gemeente is daarmee binnen Nederland het ‘meest eenzijdig’ in de minder welvarende categorie.
De stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad heeft grote invloed gehad op die eenzijdigheid. In de mijnstreek werden na de sluiting van de mijnen op de verlaten gesaneerde mijnterreinen grote aantallen sociale huurwoningen gebouwd. Ook in Heerlen was dat het geval.
In 2022 bestond 40 procent van de woningen in Heerlen-Noord uit corporatiewoningen en voor 13 procent uit particuliere verhuur. De gemiddelde WOZ-waarde van de woningen ligt met 135.000 euro een stuk lager dan het landelijk gemiddelde van 290.000 euro. Doordat sinds 2015 met de invoering van de nieuwe Woningwet sociale huurwoningen alleen toegewezen mogen worden aan mensen met de laagste inkomens, zijn het ook met name deze mensen die hier wonen.
“De inkomensgrens zorgde voor een steeds grotere kloof,” zegt Bram de Groot, programmamanager Wonen & Leefomgeving bij Nationaal Programma Heerlen-Noord (NPHLN). Dat programma heeft de doelstelling om ‘de kansen voor mensen in Heerlen-Noord op het landelijk gemiddelde te krijgen’. Dat gaat langzaam, vertelt De Groot. Hij wijt dat aan het grote percentage goedkope woningen in Heerlen en de hoge prijzen op andere plekken in het land. Daardoor is de doorstroom namelijk groot. “Jaarlijks verhuizen evenveel mensen die een bijstandsuitkering aanvragen naar Heerlen toe als dat we mensen uit de bijstand helpen.”
In tien jaar tijd kwamen 32.000 mensen in Heerlen-Noord wonen. Evenveel mensen vertrokken, becijferde het NPHLN recent. Dit op een totale bevolking in het stadsdeel van 56.000 mensen. 34 procent daarvan kwam van buiten Limburg. Heerlen-Noord is door de grote hoeveelheid huurwoningen aantrekkelijk voor mensen met een laag inkomen van buiten de provincie. De gemeente probeert die tendens nu te veranderen. Met een strenger toelatingsbeleid voor nieuwe huurders bijvoorbeeld. Maar ook met maatregelen voor de particuliere verhuur, zoals zelfbewoningsplicht en opkoopbescherming.
Gedifferentieerd bouwen
Maar beter zou het zijn als ook andere gemeenten een steentje bijdragen, meer aandacht besteden aan de minst welvarenden en dus óók bouwen voor huishoudens met lage inkomens. De Groot: “Gemeenten die nu minder dan twintig procent sociale huur hebben, moeten bijbouwen.” Om gemeenten daartoe te bewegen kunnen subsidies bijdragen, denkt hij. Hij denkt dat de wet versterking regie volkshuisvesting, die dertig procent sociale huur binnen elke gemeente verplicht, hieraan kan bijdragen.
Voorbeeld twee: Bloemendaal
Aan de andere kant van het spectrum voert Bloemendaal bij de rijke gemeenten het lijstje van eenzijdigheid aan. De onderzoekers van het SCP becijferden dat 87 procent van de bewoners van Bloemendaal juist een eenzijdig rijke leefwereld heeft.
“Bloemendaal ligt heel mooi in het groen; de bewoners willen daardoor het liefst zo min mogelijk aan de gemeente veranderen,” zegt Jan Wim Franken. Hij is directeur-bestuurder bij Brederode Wonen, een woningcorporatie die in Bloemendaal actief is. Decennialang was de bouw van sociale woningen zo’n verandering waar de gemeente niet op zat te wachten. De woningvoorraad bestaat daardoor voor slechts zeventien procent uit sociale huurwoningen. Het duurdere segment koopwoningen, met een gemiddelde prijs van 550.000 euro, beslaat daarentegen zeventig procent. Dat hield de gemeente tot nog toe graag zo.
‘Wildhoef in Bloemendaal’ door Jane023 (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 3.0 NL, uitsnede van origineel
Maar, zegt Franken, hij ziet verandering. Zowel het college van b. en w als de gemeenteraad van Bloemendaal heeft door de landelijke discussies over betaalbare woningen meer oog gekregen voor sociale huurwoningen. Steeds vaker komen projectontwikkelaars bij Franken op bezoek, vertelt hij. “De gemeente stuurt ze naar ons door, voor samenwerkingen om sociale huurwoningen af te nemen in nieuwbouwprojecten.” Ook komen er locaties van de gemeente vrij. Recent stemde de raad vóór een project met honderd procent sociale huurwoningen, dat waren er 120 binnen dat project. Ook Franken ziet de wet ‘versterking regie volkshuisvesting´ als een steun in de rug en hoopt dan ook dat de Tweede Kamer de wet aanneemt.
Naar een betere verdeling van woningen
De Groot hoopt van harte dat gemeenten waar nu nog relatief weinig sociale huurwoningen zijn, zich hard zullen maken voor gemengdere steden en dorpen. De Groot: “Mensen wonen altijd een beetje in hun eigen bubbel, dat is niet erg. Maar Heerlen-Noord kent wijken waar 50 procent van de kinderen opgroeit in een bijstandsgezin. Dat is niet gezond en doet iets met hun wereldbeeld, ze moeten meer in contact komen met andere werelden. We moeten toe naar gezonde, gemengde wijken.”
Verheij hoopt dat het SCP-rapport de aandacht vestigt op de spreiding van arm en rijk binnen Nederland. “Gemeenten kijken vaak wat ze binnen hun wijken kunnen doen. Ze richten zich op hun eigen bewoners.” Maar, om ontmoetingen tussen rijk en arm vanzelfsprekender te maken en zo de kansengelijkheid te vergroten, moeten gemeenten zowel huisvesting organiseren voor rijke als arme inwoners.
Cover: ‘Wonen aan de Schoolpad in Laren’ door Tulp8 (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 4.0, uitsnede van origineel