Onderzoek Jaap Nieuwenhuis (TU Delft) concludeert in zijn studie Being Poorer Than the Rest of the Neighborhood dat jongeren zich problematischer gedragen als ze de armste zijn in een rijke buurt. Die conclusie valt op omdat we vooralsnog omgekeerd redeneren. Gangbaar is gedachte dat huishoudens met een laag inkomen profiteren van de aanwezigheid en interactie met huishoudens met hogere inkomens. Daarom wordt er veel effort gestoken in het creëren van gemengde wijken. Dhr. Nieuwenhuis stelt dat er onder jongeren geen bewijs kan worden gevonden dat het creëren van gemengde wijken sociale problemen doet afnemen. En dat is sommige gevallen de problemen zelfs verergeren. Met de uitkomsten van zijn onderzoek stelt Dhr. Nieuwenhuis de doelmatigheid van het spreidingsbeleid ter discussie. Zijn onderzoek roept de vraag op hoe effectief het is om sociale problemen op te lossen middels woningbouwprogrammering.
Binnen een gebiedsontwikkeling zijn de programmatische afspraken een dominant instrument. Je komt ze tegen in wijken met veel corporatiesbezit. Daar gaat het vaak om het verminderen van het aandeel sociale huur en het doen toenemen van het aandeel vrije sector huur en (middel)dure koop. Ze vormen vaak de basis voor grootschalige sloop-en-nieuwbouw operaties in bestaande wijken. En je komt ze tegen bij de realisatie van nieuwbouwprojecten. Meestal door binnen een gebiedsontwikkeling een verplicht aandeel van de woningen te reserveren voor sociale huur. Met het differentiëren van de eigendomsvorm (koop en huur) en prijsklasse van de woningen (goedkoop en duur) realiseert de gemeente buurten met de gewenste gemengde woningvoorraad. In de hoop dat deze voorraad ook een gedifferentieerde samenstelling van de bevolking oplevert. En in de hoop dat daarmee minder sociale problemen ontstaan.
Dhr. Nieuwenhuis toont aan dat dit principe voor
jongeren niet het gewenste resultaat heeft. Hoe zit dat met andere
doelgroepen? Geldt dat bijvoorbeeld ook voor senioren? Vereenzamen
die misschien sterker in buurten met andere inkomensklassen? Wat is
voor welke doelgroep de juiste mengvorm? We moeten daarom terug naar de
kern, hoe helpen we huishoudens aan de onderkant van de samenleving het
beste verder? Daar hoort betaalbaar wonen bij,
daarover geen twijfel. Maar wat is het meest doelmatig? En welke korrel
is effectief? Moeten we mengen op het niveau van een bouwblok, of
straat, of buurt, of wijk of stadsdeel? En moeten we niet
doelgroepgerichter gaan toewijzen? Dhr. Nieuwenhuis sluit af
met een oproep tot meer onderzoek. Daar sluit ik me bij aan. Wie doet
mee?
Lees hier het onderzoek.
Cover: ‘1’