MerweVierHavengebied door Inge Janse (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

'Het belang van ruimte voor maakbedrijven wordt onderschat'

10 juni 2020

6 minuten

Onderzoek Maakbedrijven hebben de stad nodig en de stad heeft maakbedrijven nodig. Covid-19 onderstreept het belang van lokale productie. Maakindustrie in de stad speelt een belangrijke rol om te komen tot een circulaire economie en zorgt voor veel banen. Tegelijkertijd staat ruimte voor de maakindustrie in veel steden onder druk. Het internationale onderzoeksproject Cities of Making onderzocht welke instrumenten gemeenten en regionale overheden kunnen inzetten om te komen tot een goede mix van maken en wonen in de stad. Platform31 spreekt met Cities of Making-onderzoekster Birgit Hausleitner over de bevindingen. "Ga meer met bedrijven in gesprek!"

Wat zijn dat eigenlijk, maakbedrijven?
Met die vraag zijn we ons onderzoek begonnen. We hebben uiteindelijk gekozen voor een brede definitie waarin we zowel traditionele ambachten als hightechbedrijven meenemen. We kijken naar bedrijven die echt zelf wat maken, maar letten ook op het bredere ecosysteem waarbinnen maakbedrijven functioneren, denk bijvoorbeeld aan logistiek en reparatie. Het vertrekken van één maakbedrijf uit een gebied – bijvoorbeeld omdat er meer woningen komen en dit bedrijf overlast veroorzaakt – heeft invloed op het hele ecosysteem van zo’n bedrijf. Dit is belangrijk om mee te nemen bij het mengen van wonen en werken in de stad.

Waarom is het zo belangrijk om de maakindustrie in de stad te houden?
Het belang van lokale productie is door Covid-19 nog veel duidelijker geworden. Het is van belang om zelf grip te hebben op essentiële producten en productieketens. Daarnaast is het behouden van de maakindustrie belangrijk voor de economische concurrentiepositie van Nederland en Europa in de wereld. Bij de maakbedrijven die we nu nog in Nederland hebben, draait het vaak om het ontwikkelen van nieuwe producten en prototypes. Daarbij is het belangrijk om het intellectueel eigendom goed te bewaken en kennis in de regio te ontwikkelen.

Het behoud van maakindustrie specifiek in de stad is daarbij van belang om twee redenen. Ten eerste zorgt de maakindustrie voor veel en diverse banen. Met divers bedoel ik: niet alleen banen voor hoogopgeleiden in de dienstensector, maar voor zowel praktisch geschoolden als voor techneuten en computerspecialisten op verschillende niveaus. Een goede mix van maken en wonen – op gebieds- en stadsniveau – zorgt voor acceptabele reistijden voor werknemers en draagt bij aan de zichtbaarheid en acceptatie van de maakindustrie. Ten tweede is maakindustrie in de stad nodig om te komen tot meer circulariteit en kortere ketens. Denk bijvoorbeeld aan het benutten van restwarmte voor het verwarmen van woningen of het hergebruiken van afval van bedrijven en huishoudens door maakbedrijven.

Wat hebben jullie precies onderzocht met Cities of Making?
Het project Cities of Making richt zich op de verbondenheid tussen maakbedrijven en de stad. Welke technologie en resources hebben maakbedrijven nodig, nu en in de toekomst? Hoe belangrijk is de stad hierbij? Hoe spelen steden een rol in de vernieuwing van de maakindustrie en het mogelijk maken van een circulaire economie? En waar en onder welke ruimtelijke voorwaarden is het mogelijk om maakbedrijven in de stad te integreren? We hebben deze vragen onderzocht door met maakbedrijven, gemeenten, gebiedsontwikkelaars en andere belanghebbenden in gesprek te gaan en interactieve workshops te organiseren. Ook hebben wij ruimtelijke analyses gemaakt om de veranderende vestigingsvoorwaarden voor de maakindustrie in kaart te brengen en te begrijpen hoe ruimtelijk ontwerp de veranderingen in de maakindustrie beter kan accommoderen.

Op welke steden richt Cities of Making zich?
Cities of Making heeft onderzoek gedaan in drie steden: Rotterdam, Brussel en Londen. Samen met mijn collega’s bij de TU Delft heb ik mij gericht op het M4H-gebied, de Spaanse Polder, de stadstraten in het westen van Rotterdam en het Westland. We hebben nauw samengewerkt met onze partners in de andere steden. Elke stad heeft zich gericht op een ander aspect van het integreren van maakindustrie in de stad. Het team in Londen heeft zich vooral gericht op voorwaarden voor circulariteit in de maakindustrie, het team in Brussel op de sociale en institutionele voorwaarden voor maakindustrie in de stad, en wij in Rotterdam op de ruimtelijke voorwaarden.

Circulaire maakbedrijven gaven bijvoorbeeld aan dat zij een locatie nodig hebben die ruimte biedt voor het verwerken van materialen – niet te dicht bij woningen – maar ook een locatie waar zij zichtbaar zijn voor klanten. In overgangsgebieden kun je beide voorwaarden realiseren, maar dat vraagt wel om nieuwe manieren van ruimtelijk ontwerp. Bijvoorbeeld door ruimte voor productie te bieden aan de achterkant van percelen langs bestaande infrastructuur. We hebben een patronentaal ontwikkelt om deze ruimtelijke oplossingen te verbinden met circulaire en sociale oplossingen – denk aan centrale logistieke zones binnen grotere bouwklokken, aan de achterkant van stadsstraten of als onderdeel van industriegebieden voor een efficiëntere levering en afvoer van materialen of een open gesprek over de impact op de omgeving van productie.

Wat houdt die patronentaal in?
De patronentaal bestaat uit een set van 50 kaarten met daarop voorwaarden en oplossingen voor het integreren van de maakindustrie in de stad. Er zijn drie typen van patronen: (1) stedelijke integratie, (2) materiaal en technologie en (3) mensen en netwerken. Bijvoorbeeld: het realiseren van lokale opleidingscentra (toegankelijk voor meerdere bedrijven, maar ook voor de lokale bevolking) of het letterlijk transparanter maken van maakbedrijven door de façade open te maken en onderdeel van de straat te maken. Beide oplossingen dragen bij aan de omgevingskwaliteit van de woon-werkomgeving.

De kaarten zijn een samenvatting van ons hele onderzoek en tegelijkertijd een instrument dat steden en regio’s kunnen inzetten om met belanghebbenden te komen tot nieuwe oplossingen. Het helpt om met elkaar keuzes te maken. We kijken daarbij naar verschillende schaalniveaus. Wat is nodig om wonen en maken beide in de stad hun plek te geven? Welke andere voorwaarden zijn er voor het komen tot een goede kwaliteit van de openbare ruimte op maaklocaties? En wat levert dit op? De patronentaal maakt ook de samenhang van oplossingen zichtbaar. Niet elke oplossing werkt overal, sommige oplossingen zijn complementair en andere zijn juist niet te combineren.

Wat hebben beleidsmakers aan de patronentaal?
Beleidsmakers kunnen de kaarten gebruiken om samen met bedrijven en bewoners, ontwikkelaars en andere betrokkenen een visie of ontwerp te maken voor een gebied met maakindustrie. Of om met elkaar te analyseren of monitoren hoe het in een transformatiegebied gaat en wat er nog nodig is. Onze patronentaal helpt om scherper te krijgen wat er nodig is om te komen tot meer circulariteit en een goede mix van wonen en maken, en wat dit op verschillende schaalniveaus vraagt van de betrokkenen.

De patronentaal helpt ook bij het schakelen tussen schalen en kan helpen bij de totstandkoming van een omgevingsvisie voor de stad. Een gebied wordt niet in isolement bekeken, maar in relatie tot de stad als geheel. Tegelijkertijd kan er via de patronentaal ook heel concreet op bouwblokniveau gekeken worden naar de mogelijkheden van ruimtelijk ontwerp.

Wat wil je gemeenten en andere overheden meegeven?
Ga meer met bedrijven in gesprek! Een belangrijke vraag die nog te weinig gesteld wordt is: wat hebben bedrijven dichtbij nodig? Het belang van ruimte voor maakbedrijven wordt onderschat in stedelijke ontwikkeling. Ruimte voor maakindustrie wordt niet structureel gepland. Het debat gaat nu te veel over vierkante meters en betaalbaarheid. Terwijl het ook moet gaan over ruimtelijke condities. Dit vraagt om meer kennis van hoe maakbedrijven werken. Waar komen hun medewerkers en hun grondstoffen vandaan? Welke logistieke ruimte hebben ze nodig? Voor het behouden van maakbedrijven en het aantrekken van circulaire makers is een integrale aanpak nodig. Met allemaal losse oplossingen naast elkaar lukt het niet om op een grotere schaal tot een circulaire economie te komen.

Cover: Inge Janse

Dit artikel verscheen eerder op platform31.nl

Lees het onderzoeksrapport: Foundries of the future: A Guide for 21st Century Cities of Making. Kijk voor meer informatie over het onderzoek en de patronentaal op de website van Cities of Making.


Cover: ‘MerweVierHavengebied’ door Inge Janse (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)


Barbara Heebels

Door Barbara Heebels

Barbara Heebels is eveneens projectleider bij Platform31, waar zij werkt aan uiteenlopende projecten op het gebied van economie en binnensteden.


Meest recent

Kantoren rondom tuin in Warschau, Polen door Grand Warszawski (bron: Shutterstock)

Hittestress en de Europese stad: maak meer gebruik van innovatie en co-creatie

In Europese steden wordt veel te weinig gedaan om hittestress te beperken. Dat concludeert adviesbureau Sweco. De onderzoekers bevelen aan de nadelige effecten van hitte in steden te verzachten door onder meer innovatie en co-creatie.

Onderzoek

15 juli 2024

Typische Nederlandse polder door Wut_Moppie (bron: shutterstock)

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied, deze bouwstenen helpen op weg

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied is kansrijk maar dan moet er wel aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. Marijn van Asseldonk van Het PON & Telos zet er zes op een rij.

Analyse

15 juli 2024

Eerste woning in Sidhadorp, Lelystad door Rob Bogaerts / Anefo (bron: Wikimedia Commons)

Van de groeikernen via Vinex naar de Novex, Michelle Provoost zoekt naar lessen

Vinex blijft de gemoederen bezig houden, nu ook in een historisch perspectief en een vergelijking met de groeikernen. INTI-directeur Michelle Provoost pleitte in de PBL-Academielezing voor meer continuïteit in beleid.

Verslag

12 juli 2024