Opinie Van hippe festivals tot restaurants en moestuintjes. Het is de standaard manier geworden om onontgonnen terrein in de stad aantrekkelijk te maken voor nieuwe bewoners. Maar met de oorspronkelijke betekenis van placemaking heeft het volgens columnist Rinske Brand weinig te maken. “Is dit placemaking? Jane Jacobs zou haar hoofd schudden, vermoed ik.” Brand pleit daarom voor een nieuw begrip.
Geen gebiedsontwikkeling meer zonder placemaking. Het heeft de laatste jaren een vaste plek veroverd in het ontwikkelproces. Grote winst voor alle stadmakers én een overwinning voor participatie en co-creatie, zou je denken. Maar dat hangt er maar net vanaf. Het is namelijk vooral een kwestie van definitie.
Al is het in Nederland een relatief jonge discipline, placemaking is zeker niet nieuw. Het ontstond al in de jaren zestig in New York. Wie zich laat inspireren door het gedachtengoed van stadsactiviste Jane Jacobs of de projecten van organisatie Project for Public Spaces zal placemaking omschrijven als een aanpak die erop gericht is bewoners, ondernemers, bezoekers en andere belanghebbenden actief te betrekken bij het beter maken van ‘hun’ plek.
Door deze mensen de hoofdrol te geven in het verbeterproces, ontstaat een plek met een duidelijke eigen identiteit én meerwaarde. Zij zullen er dan ook graag blijven komen en zelf aan willen bijdragen. In de begindagen gingen bewoners regelmatig met potten verf de straat op om meer ruimte te claimen voor voetgangers in de door auto’s gedomineerde Amerikaanse steden. De kern van placemaking is co-creatie. Power to the People!
Maar dat is niet per se de Nederlandse aanpak lijkt het. Wie een gemiddelde gebiedsontwikkelaar de vraag stelt wat met placemaking wordt bedoeld, krijgt een antwoord in de trant van: ‘alvast laten zien dat het een leuke plek wordt’, ‘het gebied op de kaart zetten’ of zelfs ‘toekomstige kopers interesseren’. De placemakingactiviteiten variëren van festivals en events tot culturele hotspots, restaurants, moestuintjes en sportveldjes. Vaak bedacht tijdens een interne brainstormsessie of door een ingehuurd bureau ontwikkeld, als onderdeel van de algehele gebiedsmarketingstrategie. Het betreft ook meestal tijdelijke initiatieven, die moeten verdwijnen als de volgende fase in het ontwikkelproces begint.
Natuurlijk mag de buurt langskomen en meedoen aan deze activiteiten. Maar hun rol blijft grotendeels beperkt tot het consumeren van niet door hen zelf bedachte activiteiten.
Is dit placemaking? Jane Jacobs zou haar hoofd schudden, vermoed ik. Maar is het slecht of onwenselijk? Nee, dat ook niet. Want deze initiatieven zijn dikwijls succesvol, betrekken vaak lokale ondernemers en worden door omwonenden gewaardeerd. Maar, laten we eerlijk zijn, co-creatie is het allerminst. Net zomin als Power to the People.
Het is dus vooral de gehanteerde definitie, die tot verwarring leidt. En tot teleurstellingen op het vlak van participatie en co-creatie tussen partijen die zonder het te weten een andere opvatting van het begrip hanteren. Eigenlijk kunnen we deze tweede variant niet langer ‘placemaking’ noemen. Dat begrip is immers decennia geleden al van een andere invulling voorzien.
Deze tweede variant is toe aan een eigen naam. Wat als we hiervoor de boel simpelweg omdraaien naar ‘making the place’? Want dat is letterlijk wat er gebeurt: het ‘maken’ van een plek, net zoals een artiest of een liedje ‘gemaakt’ kan worden door marketeers, radio-dj’s en managers. Met als omschrijving iets in de trant van: ‘alle – door de ontwikkelaar of eigenaar ondernomen – activiteiten om een plek bekender, aantrekkelijker of beter te maken en waar bewoners, ondernemers en buurtinitiatieven tijdens en na realisatie aan kunnen deelnemen’.
Aan de voorkant van een ontwikkelproces richting alle betrokkenen helder verwoorden of je aan ‘placemaking’ of aan ‘making the place’ wilt doen, lost aardig wat miscommunicatie op. En Jane is ook weer tevreden.
Cover: ‘Rinske Brand’ (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)