Dharavi Mumbai

MCD-verslag; New Economies, the importance of place

13 oktober 2010

11 minuten

Verslag De komende twee jaar organiseert de Master City Developer (MCD) opleiding een reeks seminars waarin op zoek wordt gegaan naar nieuwe strategieën voor gebiedsontwikkeling. Aanleiding voor deze reeks is de toenemende complexiteit in de ontwikkeling van stedelijke gebieden. Oorzaken van deze complexiteit liggen primair in fundamentele financieel-economische en demografische veranderingen, alsook in doorgaande rolverschuivingen tussen overheid, markt en burger bij (het sturen in) de ontwikkeling van steden. Vele professionals zien door deze veranderingen en verschuivingen de noodzaak tot vernieuwing van hun vak; zij zoeken naar nieuwe strategieën voor stedelijke gebiedsontwikkeling. De MCD denkt met hen mee door seminars te organiseren die samen een zoektocht naar vernieuwingen in de stedelijke gebiedsontwikkelingspraktijk vormen.

Tweede seminar in de MCD-reeks ‘Nieuwe strategieën voor stedelijke gebiedsontwikkeling’

Kredietcrisis en economische recessie, maar ook demografische en economische krimp zorgen voor ongekende maatschappelijke uitdagingen. In veel stedelijke gebieden in Nederland kunnen fysieke ingrepen niet meer leunen op een vanzelfsprekende vraag naar nieuwe woningen en economische groei. Daarnaast is het speelveld van partijen die betrokken zijn bij stedelijke ontwikkeling drastisch aan het veranderen. Bij het Rijk, gemeentelijke ontwikkelingsbedrijven, projectontwikkelaars en corporaties staat de vraag centaal waar de komende jaren de investeringskracht voor nieuwe projecten vandaan zal komen. Zit deze investeringskracht bij geheel nieuwe partijen zoals kleine investeerders, lokale ondernemers en gemeenschappen? Of misschien bij grote ondernemingen in (duurzame) energie, data, communicatie en logistiek? Daarbij is van belang te weten in hoeverre ondernemingen gebonden zijn aan hun plaats? En welke eisen zij vandaag de dag stellen aan hun stedelijke omgeving. Voor het tweede seminar is aan uiteenlopende sprekers gevraagd hun visie te geven op dit vraagstuk.

Opening: een zoektocht naar investeringskracht

De dagvoorzitter, prof. Hans de Jonge (TU Delft), wees in zijn opening op de actuele economische problematiek in Nederlandse steden. Hij wees erop dat tijdens dit tweede seminar gezocht zal worden naar nieuwe denk- en oplossingsrichtingen, waarbij verschillende strategieën voor de toekomst door publiek en sprekers ter discussie kunnen worden gesteld. Partijen betrokken bij stedelijke gebiedsontwikkeling staan dan ook voor tal van uitdagingen, aldus Geurt van Randeraat (Directeur MCD) in zijn inleiding. De hedendaagse gebieds-ontwikkelaars krijgen te maken met faillissementen, zich terugtrekkende bedrijven en een afnemende populatie. Van Randeraat stelde de conclusies van het eerste seminar in deze reeks aan de orde: traditionele master planning sluit niet aan op de hedendaagse dynamiek in de marktvraag. Daarnaast is de praktijk nog niet voldoende ingericht om bottom-up initiatieven te herkennen en te waarderen. Daarom wordt in dit seminar aandacht besteed aan het omgaan met maatschappelijke veranderingen, het zoeken naar nieuwe strategieën en hoe te sturen op ‘quality of place’.

Het uithoudingsvermogen van steden

Heel bijzonder aan dit seminar was dat Saskia Sassen (hoogleraar sociologie aan Columbia University en visiting professor aan de London School of Economics), vanuit haar grote, internationale ervaring inging op deze thematiek. De bedenker van het begrip ‘global city’ sprak onder andere over het verband tussen mondiale economische ontwikkelingen en steden. Zij wees daarbij op de verklaringskracht van de ‘deep-economic history of place’ in de wijze waarop steden zich een positie veroveren in moderne sectoren als de financiële dienstverlening. Zo is de geschiedenis van een stad nog altijd herkenbaar in het type bedrijvigheid dat zich er vestigt, omdat ondernemers door de eeuwen heen ‘intieme kennis’ hebben opgebouwd in bepaalde sectoren of segmenten van de economie. De hedendaagse stad is een strategische ruimte die als zodanig een stuk ingewikkelder te organiseren is en een veel complexere economie kent dan de traditionele Keynesiaanse stad die ingericht was op massaproductie. Dit heeft te maken met de vele specialisaties en het grote aantal deelnemers in een bijna grenzeloze dienstenmarkt. In steden vindt dus gelijktijdig een proces van homogenisering en van specialisatie plaats; vooral in complexe steden met een zekere omvang. Bij homogenisering gaat het dan om een ogenschijnlijk toenemende gelijkenis in netwerksteden, die door economische globalisering zou worden gevoed. Sassen stelt echter dat het hier slechts gaat om een visuele homogenisering van steden, bijvoorbeeld in de architectuur van gebouwen, de mondiale winkel- en restaurantketens en connectiviteit met IT netwerken. Zijn vergelijkt deze uniforme randvoorwaarden met infrastructuur. Een goede infrastructuur is voor alle steden noodzakelijk om te functioneren, maar het is volgens Sassen belangrijker om de sterke specialisatie en diepgewortelde economische geschiedenis van steden te herkennen als we de economische kracht van een plaats echt willen doorgronden. Netwerksteden als Chicago en New York blijken dan economisch sterk van elkaar te verschillen, al lijken ze aan de fysieke oppervlakte erg op elkaar. Dat bewijst ook dat steden binnen een land of economische regio lang niet altijd met elkaar in concurrentie zijn. Er moet veeleer worden gelet op die plekken in de wereld waar vergelijkbare economische activiteiten plaatsvinden. Zo ontstaan zogenaamde ‘circuits’ van steden: zo zijn Sao Paulo en New York aan elkaar verbonden door de koffiebonenindustrie, en hebben Buenos Aires, Mumbai en Chicago een economische relatie door de productie en handel van zonnebloempitten. Volgens Sassen zijn het vooral machtige, internationaal opererende bedrijven die stedelijke concurrentie bevorderen en misbruiken: door steden tegen elkaar uit te spelen creëren zij aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden voor zichzelf.

Niet alle economische ontwikkelingen in een stad zijn volgens Sassen dus zichtbaar en algemeen bekend. Zij illustreerde dit met een eigen ervaring toen ze als beginnend onderzoeker interviews wilde houden met de directies van op Wall Street gevestigde bedrijven. Senior onderzoekers lachten haar uit en zeiden dat ze alleen ’s nachts op Wall Street welkom zou zijn. Toen ze dat ook daadwerkelijk deed ontdekte ze (door contact te leggen met de Latijns-Amerikaanse schoonmakers!) dat zich in de enorme kantoorgebouwen een grote diversiteit aan kleine bedrijfjes had gevestigd. Terwijl veel van haar collega-wetenschappers alleen oog hadden voor de massale uittocht van grote ondernemingen uit Manhattan, gaf Sassen’s onderzoek inzicht in een tegengestelde, tot dan toe ‘onzichtbare’ economische ontwikkeling. Dat wijst er onder andere op dat steden met hun diversiteit aan gespecialiseerde kennis en diensten veel bestendiger zijn dan ondernemingen. Door hun lange tradities en pluriformiteit, waarin de stedelijke elite een constante machtstrijd voert met de ondernemende sociale onderlaag van een stad, kunnen hedendaagse steden het beste getypeerd worden als plekken die altijd ‘incompleet’ zijn. Daar waar die machtstrijd aanwezig is laten steden een enorm uithoudingsvermogen zien. Dit zijn de steden die zichzelf opnieuw hebben uitgevonden. Het gaat daarbij om nieuwe, supergespecialiseerde economische activiteiten die in de kern nog steeds gebaseerd zijn op oude economische tradities

Pleidooi voor krachtige steden

De ‘global economy’ bestaat niet, zo stelt Sassen. Alsof er iets is dat zich boven onze macht afspeelt en van tijd tot tijd autonoom besluit neer te dalen in de stad. Bedrijven hebben in de werkelijkheid vaak hun kantoren en/of fabrieken strategisch over verschillende steden in de wereld verspreid waardoor een netwerk ontstaat. Lokale overheden zouden zich ervan bewust moeten zijn dat deze bedrijven zich om specifieke redenen in hun stad vestigen; ze hebben de stad op verschillende manieren nodig om succesvol te kunnen zijn. Het gaat dus om wederzijdse belangen en de steden zouden zich hierdoor krachtiger moeten opstellen richting deze bedrijven. Naast de geografie en de schaal van een stad dragen ook de cultuur, het politieke klimaat en migratie bij aan de groei van schakelingen tussen steden. Sociaaleconomische dichtheid en diversiteit zijn noodzakelijk voor een goed functionerende en krachtige stad. Netwerksteden als New York, Mumbai, London en Sao Paulo laten een totaal verschillend spreidingspatroon zien van bevolking en werkplekken. Dit onderstreept dat het succes van netwerksteden juist besloten ligt in een diversiteit aan economische specialisaties in plaats van homogeniteit. De ‘kenniseconomie’ van een stad gaat dan ook veel verder dan bekende categorieën als ‘de hoogopgeleiden’ of ‘de creatieve klasse’. De diensten die aan grote bedrijven worden geleverd (schoonmaak, onderhoud, techniek) vergen ook gespecialiseerde kennis. Ook lokale productie en reparatie hebben gespecialiseerde kennis en ervaring ‘craftsmanship’ nodig. Dergelijke economische activiteiten zouden volgens Sassen in steden meer aandacht verdienen en moeten worden geherwaardeerd.

Door de mondiale uitdagingen waar de mensheid voor staat doet de stad niet aan belang af. Integendeel: Sassen wijst erop dat de impact van verschillende crises vooral ‘neerslaat’ in steden. Antwoorden op zowel mondiale vraagstukken zullen dus ook vooral lokaal binnen steden moeten worden geformuleerd (het heeft immers geen zin om te wachten tot politici er met elkaar uit zijn). Sassen ziet twee manieren waarop de sociaal-economische kracht van de stad vergroot kan worden. De eerste manier is het vergroten van lokale afhankelijkheden, bijvoorbeeld door lokale banken een grotere rol te geven. Door hun lokale kennis zijn deze veel eerder geneigd kredieten te verlenen aan lokale ondernemers en huishoudens. Daarnaast is het stimuleren van ‘local manufacturing’ noodzakelijk voor een meer diverse en dus krachtige stedelijke economie. Het belang van vakmanschap naast wetenschappelijke kennis wordt zowel in de politiek als in de westerse maatschappij niet of nauwelijks meer erkend. Sassen acht daarom een essentiële mentaliteitsverandering noodzakelijk. Stedelingen moeten weer dingen gaan ‘maken’, en dat is niet voorbehouden aan een elitaire, ‘creatieve’ klasse alleen. Succesfactoren liggen vaak verscholen in de gespecialiseerde kennis en ervaring, en de mogelijkheden die een stad biedt aan kansarmen om zich te ontplooien

Aantrekkingsfactoren

Ook Coen Teulings (directeur Centraal Plan Bureau en hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam) wijst op het productiviteitsvoordeel van de stad. Dit komt ook volgens hem door de omvang, dichtheid, diversiteit en de sociaal-economische specialisatie die stedelijke gebieden kenmerkt. Het gaat hierbij volgens Teulings wel vooral om hoogopgeleide mensen: kennisinstituten trekken bedrijvigheid aan. De kennisuitwisseling tussen mensen in de stad is een voorwaarde voor innovatie. Teulings wijst erop dat een ogenschijnlijk nieuw vraagstuk als de ‘krimp’ van de bevolkingsomvang geen nieuw fenomeen is. In veel steden, waaronder Amsterdam en Rotterdam, voltrok zich dit al in de vorige eeuw. Vanaf het begin van de jaren ‘90 van de vorige eeuw hebben steden zichzelf echter opnieuw uitgevonden. Zo heeft Amsterdam net als een stad als New York na decennia van stagnatie ook economisch weer een weg omhoog gevonden. Rotterdam lijkt echter meer op Detroit; hier blijft sprake van een stad met een sterk industrieel profiel. Beide steden blijven dan ook achter in hun economische ontwikkeling ten opzichte van de anderen. Aan de hand van de ontwikkeling van Nederlandse grondprijzen illustreert Teulings dat het contrast tussen hoogstedelijke locaties en steden in het landelijk gebied de afgelopen decennia groter is geworden. De vestigingsplaatskeuze van hoogopgeleiden en van grote bedrijven als Phillips volgt deze grondprijsontwikkeling. Factoren die de waardestijging van woningen in deze gebieden verklaren zijn de woningkwaliteit, het openbaar vervoer, de nabijheid van groen en het aanbod van winkels. Voor het aantrekken van ‘de creatieve klasse’ zijn volgens het CPB vooral de aanwezigheid van universiteiten en een historisch stadscentrum cruciale voorwaarden. Vanuit het publiek wordt bij deze bijdrage een kanttekening geplaatst. Er wordt gesteld dat mensen wat betreft hun leefomgeving veel meer verschillende voorkeuren hebben dan door Teulings wordt geschetst. De kwaliteit van groen in gebieden buiten de grote steden trekt bijvoorbeeld ook draagkrachtige groepen aan. Ook blijkt de waardering van de voordelen van de stad tijdens verschillende levensfases te veranderen. Dit laatste bevestigt Teulings aan de hand van Deens onderzoek, waaruit blijkt dat mensen hun partner vaak in de stad ontmoeten om zich in de periode daarna veelal buiten de stad te vestigen. Hans de Jonge wijst daarom op het belang om nieuwe binnenstedelijke woonvormen voor gezinnen te vinden om hen voor de stad te behouden.

Paradigmaverschuiving

Na deze focus op (hoog)ontwikkelde stedelijke regio’s, werd in de laatste bijdrage juist het belang van ‘empowerment’ en participatie van kansarmen belicht. De boodschap van Damaris Matthijsen en Zairah Khan van Economy Transformers is dat een radicale economische paradigmaverschuiving nodig is om participatie en een meer eerlijke verdeling van welvaart te bewerkstelligen. De smalle, ‘rationele’ kijk op het menselijk leven moet daarbij plaats maken voor een breder perspectief. Khan en Matthijsen vinden dat mensen hun intrinsieke, persoonlijke waarden vaker als uitgangspunt moeten nemen in hun dagelijkse werk; dit in contrast met de professionele ‘rol’ die men in het bedrijfsleven veelal moet spelen. Ook het bewust bezig zijn met toekomstidealen en ‘dromen’ is belangrijk in het economische transformatieproces die zij voorstaan. Naast persoonlijke motivatie zijn vertrouwen en samenwerking belangrijke kernwaarden. Het netwerk van Economy Transformers probeert hier volgens Matthijsen concreet invulling aan te geven door uiteenlopende projecten

Om economische transformaties succesvol te laten zijn is diepgaande kennis van zaken nodig, die voor een belangrijk deel alleen in de praktijk kan worden gevonden en ontwikkeld. De benadering van Khan en Matthijsen wordt gekenmerkt door een langdurig, veelomvattend proces (of, zoals zij het noemen, een ‘reis’). Daarin worden vijf hoofdingrediënten onderscheiden: informeren, consulteren, betrekken, samenwerken en ‘empowerment’. Nieuwe communicatiekanalen zijn nodig om te ervoor te zorgen dat beleidsmakers niet voorbij gaan aan de mening van kansarmen, die soms een enorme potentie etaleren. Zo laat een project in Kaapstad zien hoe een lokale woongemeenschap een nieuwe plek voor zichzelf in de stad heeft afgedwongen door actief met de lokale overheid in overleg te treden en internationale subsidies aan te trekken.

Een obstakel waar Khan en Matthijsen mee worden geconfronteerd tijdens hun ‘reis’ is dat de beoogde paradigmaverschuiving en de huidige drang naar korte-termijn resultaat elkaar maar moeilijk verdraagt. Daarnaast is het genereren van voldoende middelen lastig, net als het teweegbrengen van een groter effect (‘upscaling from local focus’) vanuit de diverse bottom-up initiatieven. Van Randeraat stelt dan ook de vraag waarom gekozen wordt voor deze ‘speldenprik-aanpak’. Het antwoord is in lijn met de aanleiding voor de MCD seminarreeks: gebruikelijke, grootschalige strategieën hebben afgedaan. Er moet niet gewacht worden tot de overheid handelt of voorschrijft: partijen zullen eigen initiatieven moeten ontplooien om tegemoetkomen aan de eigen behoeften en de behoeften anderen. Het seminar werd afgesloten met een netwerklunch waar de aanwezigen na konden praten over de verschillende bijdragen en de discussie.


Cover: ‘Dharavi Mumbai’



Meest recent

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024

Overstroming in Valkenburg door MyStockVideo (bron: Shutterstock)

Waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg

Na de overstromingen van 2021 staat de verhouding tussen woningbouw en waterveiligheid in Limburg op scherp. Het Limburgse Waterschap wil geen nieuwbouw in gebieden met een hoog overstromingsrisico. De Provincie wil dit niet vooraf uitsluiten.

Onderzoek

19 november 2024