Nieuws Mensen leven langer dan ooit tevoren, maar brengen meer jaren door met ziekte en zorg. Dat is terug te zien aan de hard toenemende uitgaven in de zorg, die de afgelopen twee decennia meer dan zijn verdubbeld. En de jaren met ziekte komen de kwaliteit van het leven niet ten goede. Diabetes, Alzheimer, obesitas en depressie zijn levensstijl gerelateerde ziektes. De leefomgeving kan bevorderlijk zijn voor een gezonder leven, bijvoorbeeld met preventie van overgewicht en stimuleren van lichaamsbeweging.
Ontwerp voor een gezondere stad
De manier waarop de leefomgeving is ingericht heeft effect op de keuze om te wandelen, te fietsen, het OV te gebruiken of om de auto te nemen. Zo blijkt uit onderzoek dat in gebieden waar de dichtheid van woningen en functies hoog is¹², mensen eerder geneigd zijn om te wandelen of te fietsen. Mensen bewegen als ze ergens naartoe willen. Ruim opgezette, dun bebouwde woonwijken sporen aan tot passief transport als auto’s en OV. De ruimte tussen de bebouwing kan weliswaar gevuld zijn met allerlei groen, maar de afstand tot voorzieningen en het stadscentrum stimuleert autogebruik. Grotere dichtheid van functies zorgt ervoor dat actief transport als lopen, fietsen aantrekkelijker wordt omdat afstanden korter zijn³. Dat heeft tot gevolg dat mensen meer bewegen. Als bij-effect wordt er minder uitstoot en vervuiling veroorzaakt⁴.
Groene kwaliteit
Groen in de directe leefomgeving brengt allerlei gezondheidsvoordelen met zich mee. Een groen leefmilieu helpt tevens de mentale gezondheid wat positieve lange termijneffecten brengt. Het is echter geen kwestie van het aantal vierkante meters groen per woning en het aantal zitplekken. Kwaliteit, vorm, repetitie, locatie en hoeveelheid zijn van invloed op de effectiviteit van de voordelen van het groen. Idealiter complementeert het groen de paden van en naar voorzieningen. De aantrekkelijkheid van verblijfsruimte valt of staat bij de toegankelijkheid en schaal. Een brede weg en groene strook met struiken en bomen in het midden voelt al gauw aan als een barrière in plaats van een waardevolle toevoeging aan het groenstructuur. Zitplekken in de openbare ruimtes moeten dicht bij de wandelpaden gesitueerd zijn. Wandelroutes worden pas gebruikt als zij duidelijke verbindingen vormen tussen voorzieningen en/of woningen.
Manieren waarop de leefomgeving mensen tot bewegen kan aanzetten:
- Routes tussen stedelijke functies (wonen, werken, winkelen, recreatie) moeten kort en direct zijn zodat een actief transportmethode de voorkeur heeft.
- Groen is goed, maar voor parken geldt dat een mate van schaarste waarde brengt. Veel parken betekent dat mensen verspreid worden over een groot aantal parken, terwijl mensen juist andere mensen aantrekken. Een stil, geïsoleerd park is juist onaantrekkelijk.
- De buitenruimte moet rustplekken aanbieden die zich net buiten de loop- en verkeerspaden bevinden. Hierdoor blijven zij toegankelijk, maar zijn zij toch voldoende verwijderd van de drukte.
- Door eetgelegenheden die gezond voedsel aanbieden te programmeren in drukbezochte straten wordt een alternatief voor ongezonde fastfood aangeboden.
- De straat moet overzichtelijk zijn met een straatplan, objecten en vormen die aansporen tot verkenning en ontmoeting. Dat kan op de horizontale (hoeken en bochten) en verticale (hoogteverschillen, door bijvoorbeeld bruggen en heuvels) wijze.
De meest wandelbare steden hebben een fijnmazig structuur met veel kruisingen en geen doodlopende straten. Klik op de afbeelding voor een groter beeld. Bron: Great Streets door Allan B. Jacobs, 1993
‘Meer bewegen in de stad - Afbeelding 1’
Educatie en bewustzijn
De kosten van overgewicht en lichamelijke inactiviteit evenaren de zorgkosten van rokers en zal in de komende jaren er voorbij schieten. Bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst komt overgewicht het meest voor, maar ook bij Nederlandse kinderen neemt het aandeel in overgewicht toe. Meer dan 40 procent van de Nederlandse bevolking is te zwaar volgens de laatste cijfers van het CBS. Om deze epidemie onder controle te houden is een menselijke aanpak nodig waarbij ieder individu centraal staat. De beste indicatie voor het gezond oud worden is of een persoon tussen 15 en 25 jaar oud structureel heeft gesport. Dat is niet omdat sporten op die leeftijd zoveel voordelen met zich meebrengt. Het is een indicator van de mentaliteit van het individu en zijn of haar blik op het leven. Daar is aan te werken. De basis voor een gezond levensstijl is eenvoudig: meer bewegen, minder zitten, meer groente en fruit, minder suiker. De kunst is om mensen niet alleen voor te lichten, maar ook een duwtje in de goede richting te geven zonder paternalistisch te zijn. Overgewicht en inactiviteit is een maatschappijbreed probleem. Door de jeugd als hoofddoelgroep te nemen kan op een vroeg moment gezonde gewoontes worden aangeleerd.
Met gerichte acties zoals ‘Kraanwater voor kids in Amsterdam’ wordt op succesvolle wijze bewustzijn gecreëerd. Het Nationaal Schooltuinproject, een privaat initiatief, toont dat door kinderen zelf voedsel te laten kweken, zij ook bewuster omgaan met hun voeding. De Plukroute maakt mensen er bewust van wat er in de stad groeit aan voedsel. De toon van dergelijke initiatieven is van belang voor het succes. De campagnes moeten niet gepresenteerd worden als bangmakerij voor de effecten van slechte gewoonten. Het kweken van bewustzijn en gewoonten komt uiteindelijk neer op herhaalde, positief gezinde aanmoedigingen en het richten op de wensen van de doelgroep⁵. Mensen kunnen op deze manier gestimuleerd worden om een houdbaar levensstijl te vormen die tot een lang en voornamelijk gezond leven leidt. De stad moet de context vormen die een dergelijk levensstijl ondersteunt door bijvoorbeeld de ruimte en veiligheid te bieden om te bewegen.
Bronnen en verder lezen
Hoofdbeeld: Beschutting, zitruimte en een actieve plint. itdp.org
1 Den Hertog, F.R.J., Bronkhorst, M.J., Moerman, M., & Van Wilgenburg, R. (2006). De Gezonde Wijk. Een onderzoek naar de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit. EMGO Instituut, Amsterdam
2 Handy, S.L, Boarnet, M.G., Ewing, R. & Killingsworth, R.E. (2002). How the built environment affects physical activity: Views from urban planning. American Journal of Preventive Medicine 23(2). p. 64-73
3 Engebretsen, Ø. (2005). Location and daily mobility. Vrije Universiteit, Amsterdam
4 Owen, D. (2010). Green Metropolis: Why living smaller, living closer, and driving less are the keys to sustainability. Riverhead Books, New York
5 MacFie, H. & Meiselman, H.L. (1996). Food choice, acceptance and consumption. Blackie Academic & Professional, Londen
Cover: ‘2015.08.25_Meer bewegen in de stad_1_960’