13 mei 2014
2 minuten
Onderzoek Transit oriented development, TOD, wordt veelal gezien als het concentreren van ruimtelijke activiteiten op en rond stations. In de rapportage van VerduS wordt een ruimere scope gehanteerd. Niet alleen de programmering van activiteiten in en rond stations maar ook het (in samenhang daarmee) verbeteren van de performance van het railnetwerk is onderwerp van deze rapportage. De focus in de rapportage is de wens en de noodzaak om te komen tot een groter maatschappelijk en ruimtelijk-economisch rendement van publieke investeringen in stations en in het spoor. Met andere woorden: er wordt naar dit onderwerp gekeken met een ‘beter benutten’- bril.
Het beter benutten van de relatie tussen stations en het railnetwerk
Een van de boodschappen die in de rapportage van VerduS naar voren komt is dat het maatschappelijk en het ruimtelijk-economisch rendement van publieke investeringen in spoor en stationsomgevingen te laag is en vraagt om innovaties. Voor een substantiële verbetering van de kansen voor TOD zijn volgens het onderzoek innovaties nodig in drie domeinen: rail/ruimte, proces/sturing en beleid/instrumentarium. Het gaat voor het merendeel om institutionele innovaties, met andere woorden om verandering van posities, gedrag en prestaties van bij TOD betrokken partijen. In het rapport wordt wel benadrukt dat innovaties vragen om mensen en instituties die innovaties willen ontwikkelen en ‘organiseren’. TOD-innovaties zijn ook mensenwerk en misschien nog wel meer dan innovaties op andere gebieden. Het gaat bij TOD immers vooral om institutionele innovaties, andere keuzes, ander gedrag. De politiek, de samenleving en de sector zelf moet in beweging komen.
Een ander belangrijk aandachtspunt is dat gebiedsontwikkeling rond stations en verbetering van de prestaties van het railnetwerk (=TOD) om een samenhangende aanpak vraagt. Die is er nu niet of onvoldoende. Kansen voor TOD doen zich vooral voor op drukke railcorridors, op middelgrote stations (gebiedsontwikkeling) en kleinere stations (bereikbaarheid, multimodale ontsluiting). TOD heeft op dit moment echter een lage urgentie, zowel politiek als maatschappelijk, en dat geldt ook voor de gevoelde urgentie bij vervoerders op het spoor. Zonder een sterkere maatschappelijke betrokkenheid (publieke participatie) zal TOD geen hogere positie op de politiek-bestuurlijke agenda verwerven.
Wat moet er kortom gedaan worden en door wie, om meer rendement uit publieke investeringen in het railnetwerk en in stations te halen dan nu het geval is? Hoe kunnen we die investeringen beter benutten door het inzetten van TOD, door op het spoor gerichte gebiedsontwikkeling? In de rapportage van VerduS worden de volgende agenda’s voor de komende jaren bescheven: ‘Een maatschappelijke agenda, het moet beginnen bij burgers en hun instituties. Een politiek-bestuurlijke agenda, zonder een politieke keuze en beslissing geen TOD beweging. En een kennisagenda, de kennishuishouding moet meer naar de praktijk(vraag) worden gebracht.’
Cover: ‘2014.05.13_Meer rendement van spoor en station’