12 maart 2014
5 minuten
Nieuws Sinds vorig jaar is Peter Heij (1957) directeur-generaal Ruimte en Water bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Integrale gebiedsontwikkeling ziet hij als een spannende opdracht, net als de verschuiving naar een decentrale organisatie. Heij wil verbindingen organiseren, tussen ruimtelijke ordening en water. “Nederland kent een prima waterbeheer, waarin verschillende partijen samenwerken, maar deze verbindingen vergen ook veel onderhoud.”
U bent bijna een jaar aan de slag als DG Ruimte en Water. Hoe ervaart u deze nieuwe rol?
“Ik ben met mijn neus in de boter gevallen. Wat is een mooiere plek dan je bezig houden met de inrichting van Nederland, en daarin de verbinding met water tot stand te brengen Het is een groot voordeel dat beide aandachtsgebieden bij het ministerie zijn geclusterd. Ik mag mij ook gelukkig prijzen dat we beleid ontwikkelen voor de periode tot 2050 en 2100, een beetje weg van de waan van de dag, in tegenstelling tot veel andere beleidsterreinen.”
Wat vindt u van het beleidsterrein water?
“Water is in toenemende mate bepalend voor de ruimtelijke ordening en de klimaatbestendigheid van ons land. Integraliteit in beleid, dus ook de relatie met energie, natuur en bouwen en wonen, is belangrijk. Op het terrein van water gebeurt zeer veel, neem alleen al voorbereiding van de deltabeslissingen of de initiatieven om de waterkennis te exporteren. De minister is erg actief, en wat is er mooier dan de bewindspersoon daarin te ondersteunen?”
Waarmee houdt u zich als topambtenaar dagelijks bezig?
“Ik besteed natuurlijk een belangrijk deel van mijn werktijd aan overleg. Ik neem deel aan ongeveer 27 stuurgroepen. Ik ben onder andere voorzitter van de stuurgroep van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en deelnemer van de Stuurgroep Water van minister Schultz - van Haegen. Daarnaast is er mijn inbreng binnen de Stuurgroep Deltaprogramma, onder voorzitterschap van de Deltacommissaris en zijn er de generieke en regionale stuurgroepen uit het Deltaprogramma waar ik aan deelneem.”
Welke accenten wilt u leggen?
“Veel beleidsthema’s bij de overheden zijn sectoraal georganiseerd. Bestuurders in de regio vinden het spreken over concrete projecten vaak gemakkelijker dan de gebiedsgerichte aanpak. Als rijksoverheid heb je de taak om te kijken of je bijvoorbeeld een functie van waterveiligheid kunt meekoppelen met andere functies, ook financieel. Een nieuwe investeringsstrategie van de overheid maakt hier onderdeel van uit. Verbindingen zoeken en meer gezamenlijk optrekken is mijn devies voor de watersector.”
Waar zien we die benadering in terugkomen?
“De toekomstige zoetwatervoorziening is een van de thema’s waarop die gecombineerde benadering wordt toegepast. Dat gaat niet vanzelf, maar we maken wel grote stappen. De strategie wordt zichtbaarder rond de uitvoering van het HWBP. Het rijk betaalt de helft, de waterschappen gezamenlijk 40 procent en het waterschap waarin de maatregel wordt uitgevoerd draagt 10 procent in de kosten bij.”
Kost dat ‘meekoppelen’ niet allemaal extra tijd en geld?
“Een voorwaarde is dat nieuwe functies niet ten koste gaan van de efficiency. Hoe ingewikkelder het wordt, hoe meer kans op vertraging. Ook voor het Deltaprogramma zal gelden dat er heldere afspraken moeten komen over tijdspad en budget, inclusief meekoppeling van nieuwe functies - zoals economische ontwikkeling of natuur. Lukt het niet om binnen een bepaald tijdsbestek met alternatieve maatregelen te komen, dan is dat jammer en gaan we verder. Als rijksoverheid denken we wel na over de vraag hoe we eventuele prikkels kunnen geven om wel te zorgen dat regio’s de mogelijkheden van het meekoppelen benutten. De provincie ontwikkelt zich ook in die richting, en zal zich steeds meer richten op het bewaken en stimuleren van gebiedsgerichte uitvoering in de regio. Dat is ook logisch, het gaat om maatschappelijke vraagstukken waarbij je over grenzen van sectoren en gebieden heen moet kijken.”
U vertegenwoordigt de rijksoverheid in overlegstructuren. Waar let u dan op?
“De uitvoering van het Deltaprogramma gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. Maar het rijk heeft een eigen, onderscheiden belang: zijn de belangen van de primaire waterkeringen voldoende ingebracht? Ook de verdeling van kosten en kosteneffectiviteit van de maatregelen zijn typerend voor het rijksperspectief. Daarnaast kijk ik vanuit het innovatiebelang naar voorstellen. Bevatten de programma’s voldoende toepassingen van innovatieve maatregelen? Mijn medewerkers maken een overzicht in boekvorm van innovatieve maatregelen, dat de minister dit voorjaar zal aanbieden aan de Tweede Kamer. Tal van oplossingen, variërend van ‘blue energy’ (omgekeerde osmose tussen zout en zoet water) en getijdenenergie tot dijkbekleding die ‘piping’ tegengaat. Dit soort innovaties hebben niet alleen toekomst in Nederland, maar ook in het buitenland.”
U stuurt volop mee in het overleg van de ‘gouden driehoek’ binnen de Topsector Water met overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Wat levert dit initiatief Nederland op?
“Door deze ‘hulpstructuur’, maar ook die van het Deltaprogramma, lukt het Nederland steeds beter om (internationale) resultaten te boeken met waterexpertise. Bezoeken aan diverse Deltalanden, zoals die van onze minister, dragen ook bij. Na de orkanen in de VS kunnen we een topper als Henk Ovink naar deze gebieden sturen. Dat valt internationaal op. Onze watersector weet zich steeds meer in de frontlinie te plaatsen op het internationale watertoneel. Een prestatie – want andere landen zitten ook niet stil. Succes boekt ‘natuurlijk’ het Deltaprogramma, maar ook ‘Ruimte voor de Rivier’ met aandacht voor regionaal draagvlak, tempo en kostenefficiency.”
Zijn er nog meer uitdagingen op uw beleidsterreinen?
“Een recente uitdaging op het scheidsvlak van ruimtelijke ordening en water vormt de structuurvisie ondergrond, die begin 2015 gereed komt. Ook daar komt een brede schakering aan thema’s naar voren, variërend van de organisatie van riolering tot geothermie en warmte-koude opslag, tot schaliegas en zoetwaterwinning. Nederland is het eerste land ter wereld dat zo’n ondergrondbeleid krijgt.”
U vervulde eerder directeursfuncties bij de Dienst Landelijk Gebied en het Bureau Beheer Landbouwgronden bij het ministerie van EZ. Hoe kijkt u aan tegen de koppeling met de ‘functies’ landbouw en natuur?
“De voortgang van de uitvoering van het Deltaplan agrarisch Waterbeheer van koepel LTO Nederland volg ik, evenals de waterschappen, op de voet. Het rijk moet toezien op de naleving van de Kader Richtlijn Water. Dus we moeten ook de agrarische sector afrekenen op resultaten, zoals het verminderen van pesticiden. De minister heeft voor de korte termijn extra middelen voor de zoetwaterkwaliteit gevonden. Voor zoetwaterkwaliteit op de langere termijn zijn nog geen middelen beschikbaar. Maar de minister zal hiervoor bij de nieuwe begroting een nader voorstel doen aan de Tweede Kamer.”
Cover: ‘2014.03.12_MeerVerbindingTussenRuimtelijkBeleid_180px’