Recensie Je moet er even een bedrag voor over hebben maar dan worden in een kleine 600 pagina’s wel 13 casestudies gepresenteerd in de buitencategorie. TU Delft-hoogleraar Bert van Wee las ‘Megaprojects for megacities, A comparative case book’, onder redactie van John D. Landis. Over de complexe kunst van XL-projectplanning en alles wat daarbij goed en fout kan gaan.
Het boek heeft het ambitieuze doel om “de verbanden te identificeren tussen goede en slechte megaprojectplanning en projectmanagementpraktijken, en goede en slechte megaprojectresultaten” (pagina xi). Daarmee gaat Landis veel verder dan de twee indicatoren die de literatuur over megaprojecten domineren, namelijk de overschrijdingen van kosten en tijd. En dat is hardnodig want juist bij dergelijke projecten is er behoefte aan veel meer en specifiekere kennis.
In de woorden van Landis wordt beoogd “te begrijpen hoe specifieke praktijken op het gebied van planning, ontwerp, engineering, financiering en projectbeheer ertoe bijdragen dat megaprojecten hun doelstellingen op het gebied van kwaliteit, milieu, stedelijke ontwikkeling, financiële en rechtvaardigheid bereiken” (pagina xi).
China aan de leiding
De empirische basis van het boek omvat 13 hoofdstukken met casestudies van megaprojecten die wereldwijd zijn voltooid of in aanbouw zijn, in de afgelopen tien jaar voordat het boek werd gepubliceerd. Drie casussen bevinden zich in China, twee in de VS, het VK en Duitsland, één in Singapore en Zuid-Korea. Het betreft railprojecten zoals London Crossrail en vier metrosystemen in China, een tunnel (VS) en een brug (Hong Kong-Macao), drie luchthavens (Singapore, Berlijn, VS), drie stedelijke ontwikkelingsprojecten (London, Hamburg, Zuid-Korea) een park (New York) en diverse energieprojecten in vier continenten. Het verbaast niet dat het aantal megaprojecten met name in China is toegenomen in de afgelopen decennia.
Een eerste belangrijke conclusie: ieder megaproject is uniek, vanwege de omvang en de context waarin dat tot stand komt. Landis en zijn collega’s concluderen dat het desondanks mogelijk is ervaringen met projectplanning en -oplevering te gebruiken voor megaprojecten elders in de wereld. Ten tweede kan standaardisatie van ontwerp- en engineering de projectefficiëntie verhogen, maar in dit hoeft niet het geval te zijn, zo blijkt uit de praktijk. Ten derde moeten senior projectmanagers verantwoordelijk worden gehouden voor hun werk. Dat klinkt als een open deur, maar in de praktijk komen ze meestal weg met fouten (of erger: bewuste manipulatie, vaak onder druk van de opdrachtgever(s)). Ten vierde is het van belang in de planning rekening te houden met een ‘worst case’ scenario en dus rekening te houden met tegenvallers. Ten vijfde is een omzetprognose belangrijker dan de precieze vorm van projectfinanciering. Met andere woorden: het is belangrijker het gebruik van een megaproject goed in te schatten, dan de focus te leggen op de vorm van projectfinanciering.
Miljard of meer
Het eerste hoofdstuk positioneert het boek in de academische literatuur over megaprojecten, de uitdagingen, kostenoverschrijdingen en batentekorten. Landis volgt hier de definitie van megaprojecten van Flyvbjerg. Megaprojecten zijn “grootschalige, complexe ondernemingen die doorgaans één miljard dollar of meer kosten, vele jaren nodig hebben om zich te ontwikkelen en te realiseren, waarbij meerdere publieke en private belanghebbenden betrokken zijn, (…) en grote aantallen mensen treffen”. In het eerste hoofdstuk komen zowel schaalvoordelen van megaprojecten (zoals een hogere mate van efficiëntie op het gebied van onder andere planning, ontwerp, contractvorming, management en financiering) als valkuilen (onder andere gebrek aan managementervaring, gebrek aan mogelijkheden te leren van eerdere projecten, te oppervlakkige markt- en financiële haarbaarheidsanalyses) aan bod.
‘Project London Crossrail’ door I Wei Huang (bron: Shutterstock)
In hetzelfde hoofdstuk staat ook een overzicht van soorten onderzoek naar megaprojecten. Daaruit valt op te maken dat het onderzoek naar XL-projecten ‘onevenwichtig’ is. In een poging om daar verandering in te brengen, staan in het boek vier vragen centraal:
- Hoe moeten de prestaties van megaprojecten worden gemeten en beoordeeld?
- Welke praktijken op het gebied van planning, ontwerp, engineering, constructie, projectbeheer en financiering van megaprojecten dragen het meest bij aan goede prestaties van megaprojecten?
- Zijn de determinanten van goede project-megaprojectprestaties consistent voor verschillende projecttypes en bestuurs- en besluitvormingssystemen?
- Hoe verschillend zijn megaprojecten in termen van goede praktijken en prestaties van andere grootschalige infrastructuurinvesteringen?
Voordat Landis en zijn collega’s op de casestudies ingaan, leggen zij uit op basis waarvan de onderzochte casussen zijn geselecteerd. Sommige criteria houden verband met diversiteit (soort projecten, geografisch, kwaliteit van de resultaten, geleerde lessen), andere met reikwijdte, institutionele kenmerken en beschikbaarheid van gegevens. Vervolgens worden de casussen kort geïntroduceerd. Negen cases zijn transportinfrastructuurprojecten, drie zijn stadsontwikkelingscases, één is een stadspark en tot slot richt een case zich op vijf projecten voor hernieuwbare energie.
Mooie balans
In het grootste deel van het boek staan de projecten zelf centraal. De hoofdstukken volgen geen strikt sjabloon, maar alle hoofdstukken bevatten beschrijvingen, proceskenmerken, effecten en lessen. De redacteur en auteurs hebben een mooie balans gevonden tussen systematisch werken om een algemene synthese en evaluatie mogelijk te maken en niet te streng zijn met betrekking tot de structuur. Zodoende worden de meest interessante aspecten van alle projecten op een interessante en prettig leesbare manier gepresenteerd. Wat waarschijnlijk heeft geholpen, is dat redacteur John Landis zes van de hoofdstukken over de casestudy's heeft geschreven en ook nog van vier andere hoofdstukken coauteur was.
In het afsluitende hoofdstuk komen alle inzichten op uitstekende wijze samen. Er wordt een synthese gepresenteerd waarin wordt uitgelegd wat we kunnen leren met betrekking tot de praktijk en uitvoering van megaprojecten. De vier centrale vragen in het boek worden beantwoord, gebaseerd op praktijkinformatie uit de casestudy's. Op die manier komt op systematische wijze naar voren “hoe de planning, engineering, financiering, constructie en projectmanagementpraktijken van projecten hebben bijgedragen aan de algehele prestaties”.
Alle cases worden gescoord aan de hand van 12 prestatiemaatstaven. Het maakt ook expliciet in welke mate de projecten in de valkuilen voor megaprojecten (die Flyvbjerg heeft benoemd) zijn getrapt. Vervolgens identificeert Landis 27 (!) goede praktijken en beoordeelt alle gevallen dienovereenkomstig. Deze beoordelingen worden gebruikt “om een reeks praktijkkwaliteitsindices op te stellen, die worden vergeleken met de samenvattende prestatiemetingen van elk project” (alle citaten: pagina 503). Het hoofdstuk presenteert lessen gebaseerd op de bestudeerde cases en geeft advies voor de praktijk.
Zeer specialistisch werk
Naast de algemene synthese wordt ook gereflecteerd op wat we kunnen leren van elke casestudy. Zo leren we van London Crossrail dat het goed mogelijk is de voordelen van het project goed in te schatten op basis van gedegen onderzoek. Van de luchthaven Brandenburg in Berlijn (negen jaar later opgeleverd dan gepland, 3,7 miljard dollar budgetoverschrijding) leren we dat het plannen en bouwen van luchthavens zeer specialistisch werk is, dat veel ervaring en expertise vergt. Het hoofdstuk legt de terminologie en de wijze waarop de scores per project zijn vastgesteld zeer goed uit. Dat zorgt voor een goede wetenschappelijke onderbouwing. Het hoofdstuk is essentieel om te begrijpen wat we kunnen leren van alle casussen afzonderlijk en gezamenlijk.
‘Luchthaven Berlin Brandenburg’ door Markus Mainka (bron: Shutterstock)
Dit nieuwe boek over megaprojecten is vanwege de systematische aanpak en vanwege de inhoudelijke verdieping wat mij betreft een must read voor projectmanagers, beleidsmakers en academici (van meerdere disciplines, waaronder managementwetenschappen, beleidsanalyse, planning, geografie, economie en psychologie) die werkzaam zijn op het gebied van ontwikkeling en management van megaprojecten.
‘Megaprojects for megacities’ is zeer prettig leesbaar. Ik vermoed dat de wens het boek prettig leesbaar te laten zijn, de reden is dat het ‘waarom’ achter de meeste methodologische keuzes minder aan bod komt. Ook ontbreken op diverse plekken de bronnen. Maar dat zijn dan ook de enige kanttekeningen bij dit fraaie boek, dat met een prijs van £ 155 aan de hoge kant is – met name voor individuele onderzoekers zoals promovendi.
Pittige documentaire van de Duitse omroep DW over wat er allemaal mis ging bij de ontwikkeling van het nieuwe vliegveld van Berlijn.
Cover: ‘Hong Kong - Macao’ door Nick Poon (bron: Shutterstock)