Interview De rol van de waterschappen wordt als vanzelf groter, nu ‘water en bodem’ sturend moeten zijn in het ruimtelijke proces. Maar wordt er ook geluisterd naar wat de waterschappen te vertellen hebben? Volgens Meindert Smallenbroek van de Unie van Waterschappen vraagt het nieuwe adagium om een cultuurverandering én juridische borging van de positie van de waterschappen.
“De waterschappen kruipen steeds verder de wal op,” zegt Meindert Smallenbroek, algemeen directeur van de Unie van Waterschappen stellig. Hij ziet de ruimtepuzzel in Nederland ingewikkelder worden. De woningbouwopgave is enorm en tegelijkertijd raken de plekken op waar het evident eenvoudig is om te bouwen. En niet alleen dat: we moeten meer rekening houden met klimaatverandering: periodes van droogte en hevige neerslagpieken wisselen elkaar af. Dat maakt het maken van scherpe keuzes in de ruimtelijke ordening nog urgenter.
Onherkenbaar veranderd
Waar en vooral ook hoe we bouwen wordt in die context steeds belangrijker. “Waterschappen kunnen zich niet meer uitsluitend bezighouden met het tegenhouden, het wegpompen en zuiveren van water. Wat er op de wal gebeurt, heeft grote invloed op het watersysteem. En andersom geldt dat net zo.”
Waterschappen hebben de afgelopen decennia meer verantwoordelijkheden gekregen, weet Smallenbroek. “Als je de waterschappen vergelijkt met dertig jaar geleden, dan zijn ze onherkenbaar veranderd. Ze zijn van puur technische organisaties veranderd in organisaties die middenin de samenleving staan. Ze houden zich nu bezig met waterkwaliteit, biodiversiteit en natuur. Die verbreding past binnen de beweging dat waterschappen zich nu ook buigen over waar er gebouwd kan worden.”
Het inmiddels demissionaire kabinet bepaalde eind 2022 dat het water- en bodemsysteem een sturende rol moeten krijgen in de ruimtelijke ordening. Smallenbroek pleit er daarom voor om waterschappen al bij het aanwijzen van plangebieden te betrekken. “Mijn ideaalbeeld is dat ruimtelijke coördinatoren – die met name zitten in de provinciehuizen en gemeentehuizen en sinds kort ook weer op de ministeries – de kaart met het water- en bodemsysteem erbij pakken, nog voor de eerste pen op papier wordt gezet. En dus ook het waterschap in dat deel van het ruimtelijke proces betrekken.”
‘Meindert Smallenbroek’ (bron: Unie van Waterschappen)
Dit gaat nog niet altijd vanzelf, stelt Smallenbroek vast. “Gemeentes en provincies zijn zich over het algemeen best bewust van het belang van het watersysteem in een gebiedsontwikkeling. Maar in belangenafwegingen delven water en bodem nog steeds regelmatig het onderspit. Het is voor gemeentes heel aanlokkelijk om te zeggen: voor deze ene keer kiezen we toch voor woningen bouwen en bij het vólgende project gaan we weer heel goed luisteren naar wat het waterschap vindt.”
Cultuurverandering
Smallenbroek maakt in dit licht de vergelijking met de welstandscommissie. Net als adviezen van de waterschappen, zijn de adviezen van welstandcommissies in principe vrijblijvend. “Maar er zijn weinig gemeentes die tegen de welstandscommissie ingaan. Zo’n status horen wij als waterschappen minimaal ook te hebben. Je zou van erg goede huize moeten komen om als gemeente of provincie tegen het advies van het waterschap in te beslissen.”
Een grotere rol voor de waterschappen in het ruimtelijk proces vraagt ook een andere houding van de waterschappen zelf. “Zij zijn van oudsher gewend om dingen mogelijk te maken. Dat zit heel diep in de cultuur van deze overheidslaag (de oudste van Nederland, red.) ingebakken. Ze zijn altijd faciliterend geweest. Ze zijn niet gewend om te zeggen dat iets niet kan.” Smallenbroek vindt dan ook dat een meer assertieve houding nodig is. “Dat er onvoldoende naar de waterschappen wordt geluisterd, ligt ook aan hun eigen afwachtendheid. Ze moeten zich in de allereerste planfase al melden op de gemeente- en provinciehuizen.”
Zo kan de waterhuishouding meegenomen worden bij het aanwijzen en inrichten van bouwgebieden. “Ik ben ervan overtuigd dat er dan nog steeds heel veel wel kan. Het wordt niet altijd gemakkelijker en soms ook duurder, maar uiteindelijk wel beter en vooral duurzamer.”
Juridische verankering
Om de nieuwe rol van de waterschappen steviger neer te zetten, is een betere juridische verankering in het ruimtelijke proces noodzakelijk, stelt Smallenbroek. Dit kan bijvoorbeeld door de ‘Maatlat Klimaatadaptieve Groene Gebouwde Omgeving’ verplicht te stellen: hierin zet de rijksoverheid uiteen hoe provincies en gemeenten klimaatadaptief de ruimtelijk ordening en bouw kunnen inrichten. Omdat nationaal beleid nu nog uitblijft, werkt een aantal waterschappen aan de versteviging van hun eigen positie via ‘waterschapsverordeningen’. Binnen de Omgevingswet stellen waterschappen daarin regels vast voor de fysieke leefomgeving. Zo leggen ze bijvoorbeeld vast hoeveel regenwater in een nieuwe woonwijk opgevangen moet worden. Dit geeft gemeenten en projectontwikkelaars een kader waarbinnen gebiedsontwikkelingen mogelijk zijn. “Onze insteek is dat dit landelijk geregeld moet worden. Zodat het voor iedereen helder is wat op welke plek kan en er geen lappendeken van regelingen ontstaat.”
‘Noorderplassen in Almere’ door Pavlo Glazkov (bron: shutterstock)
Smallenbroek ziet dat er ook tegenstanders zijn van het juridisch vastleggen van ‘water en bodem sturend’. “De zorgen dat het te gejuridificeerd wordt, begrijp ik. En ook dat er misbruik gemaakt zou kunnen worden van de instrumenten waar wij om vragen. Bijvoorbeeld door ontwikkelingen via bureaucratische procedures tegen te houden of te vertragen. Dat is absoluut niet onze bedoeling. Wij denken dat juridische borging het logische sluitstuk is van een proces waarbij het waterschap in een vroeg stadium bij gebiedsontwikkelingen betrokken wordt. Waterschappen willen juist meedenken en hun deskundigheid van het water- en bodemsysteem inbrengen over hoe er wél verstandig kan worden gebouwd.”
Cover: ‘Dichteren, Doetinchem’ door Milos Ruzicka (bron: shutterstock)