Analyse Steeds vaker betrekken gemeenten omwonenden bij bouwprojecten. De Omgevingswet, die over een jaar van kracht wordt, formaliseert deze trend: gemeentelijke overheden kunnen niet langer om de burgers heen(bouwen). Anne Dullemond van Strategis betoogt dat dit ‘spannende nieuwe speelveld’ voor alle partijen voordelen heeft, mits de benodigde data op orde is.
Bij lezingen en presentaties voor gemeentelijke overheden merk ik dat ambtenaren de Omgevingswet met enige behoedzaamheid tegemoet treden. Dat is wel te begrijpen. ‘Amateurs’ dreigen zich voortaan te bemoeien met zaken die de professionals van de gemeente en de projectontwikkelaar voorheen prima zelf afkonden. Die vertrouwde benadering komt nu onder druk te staan.
Toch kan deze ‘nieuwe’ belangengroep een positieve bijdrage leveren aan het resultaat. Misschien komen ze over als betweters, maar ze brengen wel een schat aan kennis en deskundigheid in. Daarnaast stellen ze de vragen die niet per se leuk zijn, maar wel een antwoord verdienen. Hebben jullie gedacht aan? Wat zijn de gevolgen voor? Is er rekening gehouden met?
Bij Strategis, waar we 3D-software voor gebiedsontwikkeling maken, kwamen we een paar jaar geleden onverwachts in dit spannende nieuwe speelveld terecht. Het wijkberaad Bezuidenhout in Den Haag probeerde al een poos een vinger te krijgen achter gemeentelijke plannen voor de wijk. De geplande inbreiding van drieduizend woningen zou natuurlijk invloed hebben op de leefbaarheid van en in de wijk. Maar hoe precies? En in welke mate? De gemeente had gekeken naar de bouwvoorschriften, parkeernormen en energieprestatie, maar niet naar de effecten op de leefbaarheid in de buurt. Bij ‘greenfield’ nieuwbouwprojecten vanaf een bepaalde omvang wordt altijd rekening gehouden met aantallen scholen, speelplaatsen en winkels per bewoner, maar bij inbreiding is dit niet iets waar altijd naar gekeken wordt.
Jacob Snijders van het wijkberaad nam contact met ons op: konden onze tools en diensten helpen bij hun zoektocht naar duidelijkheid? Samen maakten we daarom een Leefbaarheids Effect Rapportage (LER), op basis van data die het wijkberaad her en der in documenten en rapporten gevonden had. Daarbij liepen we tegen vier valkuilen aan.
1: Data verzamelen
Die data verzamelen, zo werd duidelijk, was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bij gemeenten houden diverse afdelingen zich bezig met het verzamelen en bijhouden van data. Iedere afdeling is verantwoordelijk voor haar eigen datasets. Verkeer en vervoer, openbare ruimte, groenvoorziening, sociale zaken: al deze datasets moeten in toenemende mate beschikbaar zijn voor bewoners en andere belanghebbenden, maar de praktijk is weerbarstig. Datasets binnen een gemeente zijn vaak niet uniform opgesteld, en dus lastig vergelijkbaar. Ook gebruikt iedere gemeente haar eigen formuleringen.
We zien bijvoorbeeld bij de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) verschillende schrijfwijzen langskomen in gegevens over de bouwhoogte: de ene heeft het over een ‘maxbouwhoogte’ van zes meter en de andere noemt het simpelweg ‘max 6 m1’. Daarnaast zijn er de beruchte ‘dode data’: datasets die niet digitaal beschikbaar of toegankelijk zijn (nog altijd liggen veel omgevingskaarten en rapporten in archiefkasten). Wat bovendien niet helpt, is dat er maar weinig ambtenaren beschikbaar zijn voor dit belangrijke ‘datagedreven’ aspect van het werk.
2: Data toetsen
Vervolgens gaat het bij onze LER om het toetsen van deze data aan normen. Maar de gevonden data (bijvoorbeeld een CBS-afstandenkaart uit 2018) kan verouderd zijn, waardoor ze onvoldoende bruikbaar is om de situatie inzichtelijk te maken. Data is soms ook onnauwkeurig. Neem bijvoorbeeld gegevens van woningen, kantoren en scholen. Om het oppervlak van een vastgoedobject op te halen, kun je de BAG gebruiken. Maar een gebouw heeft soms meerdere functies: een apotheek is bijvoorbeeld onderdeel van een ziekenhuis. We hebben datasets gezien waarin beide functies evenveel vierkante meter toebedeeld kregen. Een computer kan zo’n fout niet herkennen; alleen met gezond verstand los je dat op. Een ander voorbeeld: in Bezuidenhout vroeg het wijkberaad gegevens op over het aantal huisartsen in de wijk. Dat bestand bleek niet bruikbaar, want ook medisch specialisten die vanuit een woonhuis opereerden stonden als (huis)arts te boek.
3: Data vertrouwen
Een andere hobbel is de herkomst van de data. Bij participatietrajecten hebben we meegemaakt dat bewoners uitkomsten van bepaalde onderzoeken in twijfel trokken, bijvoorbeeld omdat de opdrachtgever daarvan de projectontwikkelaar zelf was. Die scepsis is niet verwonderlijk. Burgers worden nu eenmaal steeds mondiger, en eenvoudiger dan vroeger komen ze aan hun eigen informatie. Het is logisch dat ze deze kennis inzetten om een ongewenste uitkomst te voorkomen – of een wenselijke uitkomst te forceren. Een goed voorbeeld hiervan zijn de boeren die bij het RIVM klaagden over de gebruikte onderzoeksmethode. Wil je dus dat de data vertrouwd wordt, dan is het van groot belang om al in een vroeg stadium overeenstemming te bereiken over de keuze van de onderzoeker en de te gebruiken methode.
4: Data inzetten
Als je uiteindelijk voldoende overtuigd bent dat je data werkbaar is, kan er getoetst worden. Maar op veel terreinen zijn er geen harde normen. Tenminste: niet hard genoeg om een gemeente of andere instantie op af te rekenen. Zo is er een landelijke norm voor basisscholen: per kind moet acht vierkante meter beschikbaar zijn. Op basis van prognoses van het aantal gezinnen met kinderen kun je berekenen hoeveel extra ruimte er nodig is. Maar de gemeente is hier alleen indirect voor verantwoordelijk, door te faciliteren en ruimte te bieden.
Hetzelfde geldt voor tandartsen en huisartsen. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) hanteert normen voor het aantal patiënten per praktijk. Gemeenten faciliteren hierbij, maar opnieuw: om harde verplichtingen gaat het niet. Voor bijvoorbeeld geluid en fijnstof zijn er duidelijke normen. Maar die van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn veel strenger dan die van de Europese Unie. Welke hanteer je dan?
Beter resultaat
De Omgevingswet lost deze lastigheden niet van de ene op de andere dag op, maar een stap in de goede richting is het wel. Gemeenten moeten hun data up-to-date brengen, standaardiseren en beter toegankelijk maken. En gemeenten, projectontwikkelaars en bewoners zullen steeds meer moeten gaan samenwerken. De Omgevingswet stelt hun betrokkenheid bij projectbesluiten voor grotere projecten namelijk verplicht - en dat op basis van een (min of meer) gelijk speelveld.
Bewonersparticipatie
– bijvoorbeeld bij een inbreiding – kan een lastig te managen proces zijn.
Maar
goed uitgevoerd (en met dank aan data) levert zij voor alle partijen een beter
resultaat op. Voor de gemeente, die een gebied laat ontwikkelen waar mensen daadwerkelijk
op zitten te wachten. Voor de projectontwikkelaar, die vanuit duidelijke
doelstellingen kan werken. En voor de bewoners, die de toekomst van hun buurt kunnen
helpen vormgeven.
Cover: Anne Dullemond
Cover: ‘Leefbaarheid in de wijk’ door Anne Dullemond (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)