Persoonlijk Wat kunnen we binnen gebiedsontwikkeling leren van andere vakgebieden rondom het thema ontwerpend onderzoek? André Schaminée schreef het boek Designing with and within Public Organizations over de rol van ontwerpend onderzoek binnen publieke organisaties. “Er zijn heel veel maatschappelijke vragen waarbij nog langer nadenken en onderhandelen je niks meer op gaat leveren.”
Organisatieadviseur André Schaminée over ‘design thinking’ binnen overheid
Wat is volgens u
ontwerpend onderzoek?
Ik kijk op een
ontwerpende manier naar maatschappelijke vraagstukken. Hiervoor hanteer ik een
methodische aanpak, beginnend met empathisch onderzoek. Het doel daarvan is dieperliggende
waarden te vinden op basis waarvan ik ruimtelijke voorstellen maak. In het boek Designing with and within
Public Organizations beschrijf
ik een aantal ruimtelijke vraagstukken waarin ik design thinking heb toegepast. Een daarvan is bijvoorbeeld dat de
afsluiting van een fietstunnel werd gezien als een probleem vanwege de extra
reistijd. Toen ik het veld in ging om mensen te bevragen, bleek het probleem
niet de extra reistijd te zijn, maar het feit dat de beoogde omleidingsroute
door een park leidde, waardoor kinderen op de terugweg van de sportclub door
dit donkere park moesten fietsen. Het gaat hierbij om het achterhalen van de
juiste probleemstelling om zodoende een gedeelde betekenis van het vraagstuk te
vinden en te ontwerpen.
Wat is uw rol als organisatieadviseur
op het gebied van veranderkunde hierin?
Ik ben niet opgeleid als ontwerper, maar als stedenbouwer die meer aan de
beleidskant dan aan de tekenkant zit. Vanuit deze rol heb ik altijd interesse
gehad in ontwerp als discipline om de wereld op een andere manier te bevragen
dan beleidsmakers dat kunnen. Na 10 jaar met ontwerpende aanpakken bezig te
zijn, weet ik er het een en ander van. Ik zie mezelf vooral als iemand die ruimte
kan maken voor een grondig ontwerpproces in organisaties die daar nu nog niet
zo vertrouwd mee zijn, zoals overheden.
Mijn werk bevindt precies op het grensvlak tussen ontwerp en organisatiewetenschap. In de teams waarmee ik werk zitten mensen die gespecialiseerd zijn in het veldwerk en conceptontwikkeling en anderen in prototyping en testen. Mijn rol is om in een politiek-bestuurlijk-sensitieve context voortgang te boeken in het proces.
Kenmerkend voor gebiedsontwikkeling zijnde verschillende belangen en lange doorlooptijden. Wat kan ontwerpend onderzoek daarin betekenen?In het type vraagstukken dat je met ontwerpend onderzoek aanpakt, de zogenaamde wicked problems, is het bijna onmogelijk een optie te vinden die na 10 jaar nog precies één op één werkt. Op de korte en middellange termijn kun je met goed onderzoek iets neerzetten dat met enig onderhoud een tijd doorloopt. Als je het hebt over een tijdshorizon van meer dan 20 jaar, dan is het een stuk ingewikkelder, omdat het hier en nu waarschijnlijk een slechte indicatie is van hoe de toekomst eruit ziet.
Het is belangrijk om binnen de ruimtelijke ordening na te denken over een toekomst, ook als we die nog niet helemaal kunnen overzien. Daardoor kunnen we een aantal mogelijke koersen overwegen die ook gevolgen hebben voor hoe we in het hier en nu handelen. Ruimtelijke ordening was nooit een geïsoleerd vakgebied, maar dat is het nu al helemaal niet meer.
De politiek-bestuurlijke dynamiek is de afgelopen jaren veel ingewikkelder geworden. Al doe je exercities om de toekomst goed te doordenken, het meest ingewikkelde is hoe je een beweging op gang krijgt die naar een maatschappelijk goede of betere situatie leidt. Want daar zit volgens mij een belangrijke ontwerpvraag: hoe bouw je aan een toekomst waarin alles wat je maakt permanent onaf is?
En daarvoor is ontwerpend
denken een methode?
Ja, ontwerpend denken kan
goed met die complexiteit omgaan. Alleen is de context waarin dat proces, de
besluitvorming en het beheer en onderhoud moeten plaatsvinden, daar volstrekt
niet voor ingericht.
Er zijn een paar dominante stromingen in het denken over hoe iets verandert. Eén manier is om door heel goed na te denken, heel veel feiten te verzamelen, zo objectief mogelijk tot het beste antwoord te komen en dat planmatig uit te voeren. Dat is een cognitieve, een beetje een ingenieursbenadering. Een andere manier is de politieke benadering. Daarbij breng je alle belangen bij elkaar en reflecteer je hierop vanuit ideologisch standpunten en uitgaande van de middelen die je hebt. Op basis daarvan sluit je een compromis. Als dat voldoende draagvlak heeft, kun je een besluit nemen.
Beide benaderingen zijn gericht op goed nadenken en vervolgens (al dan niet vanuit ideologie) onderhandelen over de inzet van schaarse middelen. Dat werkt bij veel vraagstukken prima, en voor alle vraagstukken waarbij dat werkt moet je vooral niet ontwerpend gaan onderzoeken, want dat levert dan weinig op.
Maar er zijn veel maatschappelijke vragen waarbij nog langer nadenken en nog langer onderhandelen niets meer oplevert. Taaie vraagstukken waarbij de reflex van publieke organisaties vaak is om toch nog een commissie in te stellen die onderzoek doet en nog maar weer een orgaan in te richten dat advies uitbrengt. Dan is ontwerpend onderzoek - het bezig zijn met mogelijke toekomsten- een derde weg.
Het boek heet Designing with and within public organizations. Dienen overheden zowel extern als intern met ontwerpers samen te werken?Overheden beginnen steeds vaker de designersdiscipline uit te vragen in de markt. Maar bijvoorbeeld de gemeente Eindhoven haalt de discipline in huis. Beide kunnen werken. Wat in ieder geval niet werkt, is maatschappelijke vraagstukken outsourcen. Dit soort ontwerpwerk moet plaatsvinden in het hart van de organisaties, in relatie tot de primaire processen. En de belangrijkste vraag is niet of je dat met internen of externen doet, maar wie de interface tussen het ontwerpproces en die primaire processen bewaakt. Want als een bestuurlijk-politiek sensitief onderwerp op een ontwerpende manier wordt aangepakt en niemand dat grensvlak tussen het politieke- en het ontwerpdiscours bewaakt, is dat een uitstekend recept voor totale chaos en gedoe. Dat levert frustraties op voor zowel de opdrachtgevers als de ontwerpers die samen aan een ontwerpend onderzoek werken. De afgelopen 10 jaar heb ik me toegelegd op het organiseren van die interface en ik heb dat boek gemaakt omdat er methodisch nog zo verschrikkelijk weinig over geschreven is.
Kunt u een voorbeeld
noemen van die frustraties tussen opdrachtgever en ontwerper?
Nou, door aan nieuwe
toekomsten te werken probeert een ontwerper bijvoorbeeld vaak ook nieuwe
coalities te ontwikkelen en die lopen soms dwars door bestaande
machtsverhoudingen heen. Als je dat te naïef doet, is het een recept voor
weerstand.
Het komt
niet vanzelf goed wanneer een ontwerper een concept ontwikkelt – waarbij een
wereld hoort die de ontwerper zich voorstelt – en dan tegen een opdrachtgever zegt: “alstublieft,
u komt er zelf verder wel uit”. Achter zo’n concept zit een groot maakproces op
zichzelf. De meeste concepten sneuvelen in implementatie. Niet omdat het
concept niet deugt, maar omdat de opdrachtgever van een ontwerpstudie niet
begrijpt hoe de ontwerpers bij die oplossing zijn gekomen.
Het is daarnaast belangrijk dat zowel de opdrachtgever als de ontwerper zich realiseren
dat niet iedere vraag die je aan een ontwerper stelt een ontwerpvraag is. Soms lopen
organisaties met hun eigen probleemoplossend repertoire een beetje tegen hun
grenzen aan en vragen dan bijvoorbeeld aan mijn team om ontwerpend onderzoek te
doen. Maar als ik dan naar de formulering van die vraag kijk, zit er geen
ontwerpende ruimte in. Dan is bijvoorbeeld al gedefinieerd wat het moet gaan
worden. Terwijl je dat bij ontwerpend onderzoek betrekkelijk lang niet zult weten.
En dat is hartstikke ongemakkelijk in een wereld waar bestuurders voortdurend
rekenschap moeten geven van waarin ze gaan investeren en waar ze prioriteiten
leggen. Mijn vak is het proces bouwen waarin de ontwerper ontwerper kan zijn en
waarbij de bestuurder niet al te nerveus wordt, omdat niet te overzien is wat
er gebeurt.
André Schaminée is organisatieadviseur bij Twynstra Gudde. Hij is medeoprichter van de afdeling van het bureau waar ontwerpende vaardigheden gecombineerd worden met kennis van organisatievraagstukken. Schaminée helpt organisaties met het oplossen van maatschappelijke vraagstukken door middel van design thinking: “methoden en technieken om tot slimme oplossingen te komen voor lastige vragen”, aldus Schaminée (2018).
Opgeleid als planoloog benadrukt hij het belang van het op een holistische manier kijken naar de samenleving. Een ruimtelijke opgave staat nooit op zichzelf, maar is bijvoorbeeld ook een psychologische, esthetische, ethische en politieke opgave. Zoals Kees Dorst, hoogleraar ontwerp aan de technische universiteit van Sydney, zegt: de wereld is open, dynamisch, genetwerkt en complex geworden. Open, want veel mensen hebben toegang tot vraagstukken. Dynamisch, want ze verandert terwijl je eraan werkt en complex spreekt voor zich.
Bovendien zijn de opgaven genetwerkt: ruimtelijke vraagstukken zijn niet los te zien van economische en sociale vraagstukken. En als de vraagstukken open, dynamisch en genetwerkt zijn, zijn de antwoorden dat veelal ook. Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling zijn er echter niet op ingericht om dynamische, genetwerkte antwoorden te vinden
Cover: ‘andre schaminee’