Opinie Ruim drie jaar na de val van Lehman Brothers, wel als begin van de mondiale kredietcrisis betiteld, gelooft niemand meer dat ‘het over een half jaar wel weer aantrekt’. De enkeling die dat nog durft te beweren, wordt niet langer serieus genomen.
Toch is van serieus afkicken van de overvloed aan geld geen sprake. Het Cold Turkey dichtdraaien van de geldkraan heeft onze gewenning aan het altijd voorradige geld nog niet ingedamd. Dat de vastgoed melkkoe is uitgemolken is duidelijk. Zij is eerder het dode paard dat partijen, die fors geïnvesteerd hebben in grond, nog jaren moeten meeslepen. Eerst de champagne, dan de hoofdpijn. Ondanks dat niemand op korte termijn gelooft in herstel van de markt, verkeren we nog in een staat van ontkenning. Misschien dat deze ontkenning binnenkort verdampt, als de coalitiepartijen uit het Catshuis komen, 10 miljard extra bezuinigen betekent dat de franje er af is, het is – ook in Nederland – menens.
Net zoals het kabinet zal moeten zoeken naar manieren om met minder middelen toch doelen te realiseren, zullen we dit in gebiedsontwikkeling ook moeten. Hiervoor liggen geen recepten klaar. Hoewel sommigen dat wel lijken te denken. Dat zijn mensen die de publicatie van NederLandBovenWater over nieuwe verdienmogelijkheden, standaard veranderen en interpreteren als ‘Verdienmodellen’. Alsof er een nieuwe goudmijn in besloten lag, die alleen maar ontgonnen hoefde te worden. Het verschil tussen een mogelijkheid en een model is dat in het eerste geval er een kans bestaat dat door verbindingen te leggen tussen sectoren, verslimming te zoeken binnen je sector, doelen en rollen te herijken en perversiteiten uit te bannen kasstromen anders lopen, waardoor herijkte doelen op slimmere wijze nog steeds gehaald kunnen worden. Dat is keihard werken en buiten je comfort-zone treden. Een model werkt anders. Je stopt er input in, er gebeurt iets mee en dat levert output op. Dat is oneindig te herhalen met steeds hetzelfde resultaat. Was de situatie maar zo simpel! En toch lijkt dat de reactie op de crisis. Vandaar ook de lichte deceptie die zich meester maakt zodra blijkt dat de “verdienmogelijkheden” geen instant oplossingen zijn om het oude trucje op een nieuwe manier uit te voeren.
Het leggen van verbindingen met andere sectoren wordt maar al te vaak opgevat als het doodknuffelen van een nieuwe functie onder de verwachting dat zij het nieuwe geldmotortje zal zijn. Nog nooit heeft energie, zorg en/of recreatie zo in de belangstelling gestaan binnen gebiedsontwikkeling. Een goede zaak, maar niet als deze vanuit de perceptie van een nieuw verdienmodel wordt ingevuld! Evenzo wordt de ondernemer nu omarmt als de brenger van het grote geld en de redder van gestapelde wensen. Maar met de portemonee van de ander is het gemakkelijk plannen maken. Deze zogenaamde businesscases moeten dan uitwijzen of de gedachte ontwikkeling haalbaar is. Als blijkt dat de exploitatie niet sluit, wordt de schuld in de schoenen geschoven van een fout businessmodel van de ondernemer, zorg of energie. Of erger nog, als de businesscase op papier sluit, maar de ondernemer, zorgverlender of energieleverancier stapt niet in, leidt dit tot verbazing, onbegrip en verontwaardiging.
Er is niks tegen businesscases. Integendeel, ze zijn een goed instrument om te bepalen of een investering rendabel is en de ontwikkeling zelfredzaam. Maar businesscases voor een ander uitrekenen, om te bepalen of ze moet investeren tellen niet. “Mind your own businesscase”, want als je een businesscase van een ander doorrekend ben je aan het overnemen, in plaats dat de initiatiefnemer de kans krijgt om te ondernemen. Businesscases van anderen zijn maar al te vaak ‘dichtgerekend’ om een gewenste ontwikkeling uit inmiddels lang vervolgen tijden dicht te rekenen.
Conform de trits belang, betaling, zeggenschap stelt de initiatiefnemer zelf de businesscase op. Is deze nog niet in beeld? Dan moet de energie vooral gezet worden op het zoeken - of beter nog, uitnodigen - van deze partijen. In plaats van jezelf rijk te rekenen op andermans businesscase en daarmee het initiatief in de kiem te smoren. De uitdaging waar Nederland voor staat is om meerdere partijen uit te nodigen om met een realistische en volhoudbare eigen businesscases deel te nemen aan gebiedsontwikkeling. Niet langer is één functie zo krachtig, dat zij financieel de rest van de gebiedsontwikkeling op sleeptouw neemt. De kunst is om én zorg én groen én vastgoed én energie én de particuliere initiatieven waar Nederland van bruist, een plek te geven in gebiedsontwikkeling. Dat is de enige manier om nog aan gebiedsontwikkeling te doen, zonder te vervallen in postzegelplannetjes die elkaar eerder in de weg zitten, dan versterken.
Is dit gemakkelijk? Zeker niet. Is het een bedreiging? Ook niet, niet alleen in de biologie zijn monoculturen kwetsbaar voor onverwachte schokken van buiten. In de gebiedsontwikkeling ook. Voor degenen die de ontkenning voorbij zijn ligt het ware vakmanschap in de integrale benadering.
Cover: ‘Portret_Jeroen Hutten_180px’