Opinie Gaat Nederland verder verrommelen? Kapt deze regering radicaal met de traditie van ruimtelijke ordening? Planologen, landschapsbeschermers en zelfbenoemde opinieleiders maken zich zorgen, nu minister Melanie Schultz van Infrastructuur en Milieu het ruimtelijk beleid grotendeels overlaat aan provincies en gemeenten. Die vrees mist echter grond en er is geen sprake van een breuk met het verleden. Drie misverstanden liggen aan die ongegronde angst ten grondslag.
Allereerst bestaat de neiging de rol van de rijksoverheid in het ruimtelijk beleid van alledag zwaar te overschatten. De opeenvolgende Nota’s Ruimtelijke Ordening oogden indrukwekkend. Dikke boekwerken, met grootse concepten en kleurige kaartbeelden. Uit onderzoek blijkt dat het beleid alleen effect had als het gepaard ging met een stevig uitvoeringsprogramma, geld en huiswerkopgaven voor lagere overheden. Voorbeelden zijn de Vinex-locaties en – eerder - het stadsvernieuwingsbeleid (jaren tachtig) en het groeikernenbeleid (jaren zeventig). Een ander succesnummer zijn de groene bufferzones rond de grote steden. Driekwart van de inhoud van de nota’s was echter louter papier. Wat grover gezegd: beleidsdiarree. Investeringen in infrastructuur bepaalden en bepalen veel meer de inrichting van ons land en haar steden.
Het momenteel geadoreerde rijksbeleid van vroeger heeft niet kunnen voorkomen dat de bebouwing tussen Rotterdam en Den Haag een chaotisch karakter heeft, waarop het begrip ruimtelijke kwaliteit niet van toepassing is. Datzelfde rijksbeleid heeft slechts bescheiden bijgedragen aan de internationaal breed gewaardeerde overgang van het stedelijk gebied van Amsterdam naar het omringende landelijk gebied. Wat ik wil zeggen is dat gemeentebesturen, provinciebesturen met in het kielzog marktpartijen al decennia lang in sterke mate bepalen hoe ons land eruitziet. Daar zitten missers tussen, zoals de kwistig uitgestrooide bedrijventerreintjes die vloeken met hun omgeving.
Cover: ‘Portret_Friso de Zeeuw_180px’