Verslag Modernisering van het grondbeleid staat op het ogenblik sterk in de belangstelling: in het kader van de aanstaande Omgevingswet worden momenteel de voorstellen voor de Aanvullingswet grondeigendom bediscussieerd. Daarnaast verscheen het veelbesproken advies "Grond voor gebiedsontwikkeling" van de Rli en blijft erfpacht als instrument voor grondbeleid de aandacht trekken. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen organiseerde Spryg Real Estate Academy op 8 februari jl. de studiedag Modernisering Grondbeleid 2018.
Belangrijkste uitkomsten:
- Aan het nationale saldo grondexploitaties is te zien dat de crisis voorbij is. Wel zijn er grote regionale verschillen
- Vanuit de praktijk wordt opgeroepen om het systeem van kostenverhaal in de toekomst zoveel mogelijk intact te houden
- Er is bij gemeenten en private partijen een overweldigende voorkeur voor anterieure contracten boven exploitatieplannen
- De Rli constateert dat het grondbeleidsinstrumentarium niet altijd past bij de filosofie van de komende Omgevingswet
- Het Rli-advies wordt op onderdelen stevig bekritiseerd
- Het exploitatieplan gaat als zelfstandige rechtsfiguur verdwijnen.
- ‘Flitsonteigeningen’ zijn niet mogelijk als de Aanvullingswet grondeigendom wordt aangenomen
- Ontwikkelaars kunnen goed uit de voeten met de huidige grondbeleidsinstrumenten
- Erfpacht als grondbeleidsinstrument is van enorme betekenis voor de nieuwbouw en transformatie-opgave van Amsterdam als snelst groeiende stad van Nederland
Grondexploitaties gemeenten
Dagvoorzitter Willem Korthals Altes (hoogleraar Grondbeleid, TU Delft) opende de
bijeenkomst. Hij wees er op dat de cijfers uitwijzen dat de crisis voorbij is.
Het nationale saldo grondexploitaties gemeenten (CBS) is weer positief.
Regionaal zijn er echter grote verschillen. In sommige regio’s is het resultaat
van de grondexploitaties 2015 en 2016 zeer positief. Dit is het geval in
bijvoorbeeld Groot-Amsterdam, Utrecht en Groot-Rijnmond. In andere regio’s is
het resultaat negatief. Dat is het geval in bijvoorbeeld Twente, Zuid-Limburg
en Flevoland.
Korthals Altes riep nog eens in herinnering
dat grondbeleid geen doel op zich is. Het is een middel om andere
beleidsdoelstellingen te bereiken zoals woningbouw of economische ontwikkeling.
Modernisering van grondbeleid – de titel van de studiedag – is dan ook geen
doel op zich.
Bij modernisering van grondbeleid kan
gebruik worden gemaakt van experimenten. Maar Korthals Altes maant het karakter
van een experiment niet uit het oog te verliezen. ‘Een experiment is om van te
leren. Nieuwe experimenten falen vaak, voordat je weet hoe ze echt werken.
Gebruik een experiment daarom niet voor projecten die heel belangrijk zijn en
niet mogen mislukken’.
Verder wees hij op een paradox. ‘De
Omgevingswet gaat er van uit dat de initiatiefnemer gefaciliteerd moet worden.
Maar bij grondbeleid baat het vaak om juist niet op te treden. Als je verwacht
dat de prijs van grond omhoog gaat, kun je wachten’.
Grondexploitatie: van Wro naar Aanvullingswet grondeigendom
In de Wet ruimtelijke ordening 2008 is
een regeling voor de grondexploitatie opgenomen. Bij de ontwikkeling van het
instrumentarium voor grondexploitatie werd afgesproken dat vrijwillige
(private) samenwerking voorop zou staan (bij integrale gebiedsontwikkeling past
op voorhand geen dwang). Maar als de samenwerking niet zou lukken moest er wel
een publiekrechtelijk afdwingbare vorm van kostenverhaal en verevening als stuk
achter de deur zijn (maar wel aan grenzen gebonden).
Peter
van Haasteren (strategisch adviseur
gebiedsexploitaties, Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam) gaf aan dat het uiteindelijk
in de wet precies andersom is geformuleerd: een exploitatieplan is verplicht,
tenzij er een afspraak is.
In de praktijk blijken exploitatieplannen
in ongeveer 5% van de kostenverhaalsgevallen toegepast te worden. 95% geschiedt
dus per overeenkomst. In Rotterdam is tot op heden geen exploitatieplan
vastgesteld. Daar is ook het uitgangspunt dat de anterieure overeenkomst
getekend moet zijn, voordat het bestemmingsplan in procedure gaat. Van Haasteren
legt de voorkeur voor anterieure overeenkomsten uit: gemeenten vinden
exploitatieplannen ingewikkeld. Ook hebben ze graag van te voren duidelijkheid
over de ontvangsten. Bovendien hebben private partijen ook het liefst een
overeenkomst waar ze zelf op kunnen sturen.
Hij geeft aan wanneer het exploitatieplan wel
in beeld komt. Dat is als:
- De gemeente (vrijwel) geen
grondpositie heeft
- De gemeente niet kiest voor actief
ontwikkelen, maar dit aan de markt wil overlaten
- Er sprake is van ondernemers die
zelf willen ontwikkelen, maar die niet bereid zijn om mee te betalen aan de
aanleg van de openbare ruimte
- Er sprake is van nader te stellen
locatie-eisen
- Er sprake is van een locatie die
de gemeente heel graag wil ontwikkelen. Daarbij wordt dan gebruik gemaakt van
een bestemmingsplan met nieuwe bouwtitels, maar zijn er nog geen concrete
ontwikkelaars.
De kostensoortenlijst voldoet. Van
Haasteren: ‘99% van de kosten die je als gemeente maakt kun je op basis van de
kostensoortenlijst verhalen’.
Hij geeft de ontwerpers van de Aanvullingswet
grondeigendom het volgende mee:
- Het huidige instrumentarium
voldoet grotendeels
- Houd daarom het systeem in de
toekomst zo veel mogelijk intact
- Maak het exploitatieplan simpeler,
want dat is nu te ingewikkeld om te maken.
Het Rli-advies
De Raad voor de leefomgeving en
infrastructuur adviseerde over grondbeleid met het rapport Grond voor gebiedsontwikkeling. Dit advies heeft het nodige
losgemaakt. Co Verdaas (raadslid Rli)
lichtte het rapport toe. Hij gaf aan dat het rapport is geschreven in het licht
van de komende Omgevingswet: sluit het grondbeleidsinstrumentarium wel aan op
de filosofie en verbrede reikwijdte van de Omgevingswet? De te verwachten
transities, bijv. de energietransitie, worden immers deels gerealiseerd via
gebiedsontwikkeling en daarvoor is grondbeleid belangrijk.
Met de Omgevingswet als vertrekpunt heeft
de Rli verschillende vragen gesteld. Is het straks mogelijk te onteigenen voor
een betere omgevingskwaliteit? Kan onteigening op basis van een globale functie
in een omgevingsplan? Na onderzoek hiernaar zijn aanbevelingen gedaan. Een
aanbeveling is om instrumenten geschikt te maken voor organische ontwikkeling
en uitnodigingsplanologie. Ook beveelt de Rli aan om het mogelijk te maken
instrumenten voor grondbeleid in handen te leggen van uitvoerende (private)
partijen. Verdaas: ‘Dat heeft nogal veel weerstand opgeroepen. De democratische
waarborgen en rechtsbescherming blijven echter ook in die variant in stand’.
Vanuit de praktijk had de Rli vernomen dat
een beroep op zelfrealisatie niet altijd wordt gevolgd door daadwerkelijke
uitvoering van de plannen. Vandaar de aanbeveling om een beroep op
zelfrealisatie te koppelen aan een realisatieplicht. Daarvoor zou een
realisatieovereenkomst gesloten moeten worden tussen de zelfrealisator en de
gemeente. ‘Zo wordt een realisatierecht (ook) een realisatieplicht’.
Wat het kostenverhaal betreft ziet de Rli
mogelijkheden voor verruiming en vereenvoudiging. Gemeenten zouden een keuze
moeten kunnen maken tussen grondexploitatieplan, anterieure overeenkomst en
forfaitair kostenverhaal. Dat laatste zou voor langlopende exploitaties vooraf
veel duidelijkheid kunnen geven.
Kritiek op het Rli-advies
Peter
Overwater (rentmeester en grondzakenjurist Overwater
Grondbeleid Adviesbureau) stelt dat de tegenstelling tussen actief en passief
grondbeleid niet overeenkomt met de werkelijkheid. ‘Er wordt altijd
samengewerkt. Er is immers bijna nooit 100% grondeigendom door de overheid of
ontwikkelaar’. Hij heeft kritiek op het Rli-rapport. ‘Dat rapport is eigenlijk
een roep om revolutie. De raad had beter kunnen nagaan hoe de wet stapsgewijs
het bestaande instrumentarium kan verbeteren’. Verder zei hij: ‘Het Rli-rapport
denkt te veel vanuit de overheid. De rechtsstatelijke afweging ontbreekt.
Bovendien ontbreekt het historische besef. In het verleden zijn veel keuzes
over de instrumenten om goede redenen gemaakt’. Het voorstel om private
partijen toegang te geven tot gebruik van het onteigeningsinstrument noemt hij
kansloos. ‘Het is in strijd met het EVRM, ongewenst en overbodig.’ Onteigening
kan volgens hem worden versneld door beter in te zetten op minnelijk overleg en
op competenties van onteigenaars. Daarvoor zijn aanvullende wettelijke regels
niet nodig.
De aanvullingswet wil de PPT-criteria
(profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid) behalve bij het
exploitatieplan ook van toepassing verklaren op anterieure overeenkomsten. ‘Dat
is niet nodig. Er is hier eigenlijk geen probleem’, aldus Overwater. Ontwikkelaars
zijn soms gewoon bereid om meer te betalen dan via een exploitatieplan zou
moeten.
Co
Verdaas (Rli) reageert op de kritiek van Overwater op
het adviesrapport. Hij gaf aan dat het uitgangspunt van de Rli fundamenteel
verschilt van dat van Overwater. De Rli is expliciet uitgegaan van de filosofie
van de Omgevingswet, waar Overwater redeneert vanuit de huidige praktijk.
Juridische kaders
Egbert
de Groot (advocaat grondbeleid AKD advocaten) gaf een
vergelijking tussen de onteigeningsprocedure zoals die nu luidt en na
implementatie van de Aanvullingswet grondeigendom. De nieuwe procedure, althans
o.g.v. de aanvullingswet zoals nu bekend, kent vier stappen:
- Ontwerpbesluit en eventueel
indiening zienswijzen
- Advies van de onafhankelijke
commissie in 4 weken
- Onteigeningsbeschikking met toets
van de onteigeningsbeschikking door de bestuursrechter (de onteigenaar moet dus
het onteigeningsbesluit voorleggen aan de rechter)
- Beroep in twee instanties (dat is
nu één).
De civiele rechter heeft straks geen taak meer
om te beoordelen of de onteigening noodzakelijk is.
Het exploitatieplan verdwijnt als
zelfstandige rechtsfiguur als de Omgevingswet in werking treedt. De
verhaalsbepalingen worden dan opgenomen in het omgevingsplan of in de
omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit. Het doorschuiven van het
kostenverhaal naar de omgevingsvergunning is niet meer voorzien, maar De Groot
heeft vernomen dat het misschien weer terugkeert.
Het is de bedoeling dat er meer vrijheid
komt voor gemeenten om af te zien van kostenverhaal. De Groot: ‘Nadeel hiervan
is de kans op concurrentie tussen gemeenten. De ene gemeente die afziet van
kostenverhaal en de andere niet. Dit is belangrijk voor de wetgever om goed te
regelen’.
Het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom
Renée
van Bommel (projectleider Aanvullingswet
grondeigendom, Ministerie van BZK) lichtte de planning van het wetsvoorstel toe..
Ze verwacht toezending van het definitieve wetsvoorstel aan de Tweede Kamer
eind 2018 of begin 2019. De werkzaamheden aan het Aanvullingsbesluit starten
het eerste kwartaal van 2018.
Van Bommel gaat in op de regeling voor
stedelijke kavelruil. Een verplichte variant vond de minister te ver gaan
i.v.m. het eigendomsrecht. Dit was politiek niet haalbaar. Een vrijwillige
variant is wel in het wetsvoorstel opgenomen. Het wetsvoorstel zal één
paragraaf bevatten over kavelruil in landelijk en in stedelijk gebied. Wat
betreft het landelijk gebied zal er geen verschil zijn met de huidige regeling.
Stedelijke en landelijke kavelruil verschillen wat betreft de vrijstelling van
overdrachtsbelasting. Dat is wel mogelijk bij landelijke, maar niet bij
stedelijke kavelruil.
Onteigening kent een belangrijke wijziging
t.o.v. de huidige regeling. ‘Gemeenteraad, provinciale staten of minister
besluiten straks tot onteigening. Voor de Kroon is dus geen rol meer.’ Als de
gemeenteraad een besluit neemt, moet hij een verzoek tot bekrachtiging indienen
bij de rechtbank. De eigenaar kan dan bedenkingen indienen. Vereist is dat de
rechtbank, ongeacht of er bedenkingen zijn, het besluit bekrachtigt. ‘Hiermee
is gewaarborgd dat altijd de rechter is betrokken. Een flitsonteigening
waarover in de Tweede Kamer werd gesproken, wordt daarmee voorkomen’.
Perspectief van de ontwikkelaar
Het perspectief van de ontwikkelaar op grondexploitatie werd gegeven door Desiree Uitzetter (directeur gebiedontwikkeling, BPD). Ze gaf aan dat er drie belangrijke gaten zitten in de waardeketen van gebiedsontwikkeling:
- Financierbaarheid: de businesscase
staat onder druk door strengere eisen van banken en aandeelhouder
- Onrendabele top: deze doet zich
m.n. voor bij complexe binnenstedelijke transformatie
- Beleggers vrije huursector: deze
participeren nog maar mondjesmaat aan de voorkant van het proces met
risicodragend vermogen.
Deze gaten maken dat de bekende ‘badkuip’
(grote investeringen vóór in het proces, opbrengsten achter in het proces) nog
steeds een probleem blijft bij gebiedsontwikkeling.
Uitzetter: ‘Marktpartijen als BPD kunnen
prima voort met de huidige grondbeleidsinstrumenten. Onrendabele investeringen
in de grondexploitatie zijn voor marktpartijen echter niet mogelijk. Bedacht
moet worden dat bovenwijkse en voorwaardelijke investeringen (in infrastructuur
en ontsluitingen) grotendeels onrendabel zijn’. Hierbij knelt dat subsidies
zijn weggevallen. Het maatwerk in de anterieure overeenkomst acht ze een
belangrijke verworvenheid.
Erfpacht
Het grote belang van erfpacht voor de
gemeente Amsterdam werd geïllustreerd door Pierre
van Rossum (directeur grond & ontwikkeling, gemeente Amsterdam). De
stad groeit met ca. 11.000 inwoners per jaar. De productie van nieuwe woningen
is hoog: in 2017 ware het er 9000. Erfpacht is daarbij een belangrijke bron van
inkomsten. In 2017 was er 450 miljoen euro aan inkomsten. Om de groei van de
bevolking te kunnen accommoderen zijn in het document Koers 2025 veel gebieden
aangewezen als nieuwbouwlocaties. Veelal is hier het voorkeursrecht gevestigd.
Van Rossem: ‘De kantorenleegstand daalt
enorm dankzij het transformatiebeleid. In 2018 verwachten we 4000 woningen te
realiseren in leegstaande gebouwen’.
Amsterdam doet zowel aan actief grondbeleid
(aankopen, vestigen voorkeursrecht, onteigenen en zelf nieuw land maken) als
passief grondbeleid. Onder dat laatste valt transformatie van eerder in
erfpacht uitgegeven grond. Het gaat m.n. om monofunctionele kantoor- en
bedrijfsgebieden. De markt (erfpachter) is in dergelijke gevallen
initiatiefnemer en vraagt om functiewijziging. Het kostenverhaal vindt dan plaats
via erfpacht en/of een anterieure overeenkomst (voor de gemeentelijke
investering m.b.v. grondexploitatie). Amsterdam heeft overigens slechts één
exploitatieplan vastgesteld.
Cover: "Fly away in a Robinson r22 beta" (CC BY 2.0) by archangel 12
Cover: ‘"Fly away in a Robinson r22 beta" (CC BY 2.0) by archangel 12’ door Archangel12 (bron: Flickr) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel