Opinie In ‘Circulaire economie is meer dan recycling’ eindigde ik met de vraag hoe je de milieudruk van gebouwen de maat neemt. Kun je dat aflezen van de energieprestatie van een gebouw of is dat te beperkt? In het vervolg hierop geef ik antwoord op deze vragen.
Deze column is het laatste deel in een serie van drie over de circulaire economie in de gebouwde omgeving. Concrete aanleiding vormde niet alleen de afscheidsrede van Friso de Zeeuw als praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling van 15 december vorig jaar, maar ook de publicatie van de Transitieagenda Circulaire Bouweconomie van 15 januari jl. De eerste twee delen vindt u hier en hier
De bouwopgave waarvoor we staan (één miljoen woningen toevoegen aan een voorraad van 7½ miljoen stuks) leidt tot een toenemend grondstoffengebruik en een verdere toename van de hoge milieudruk in de gebouwde omgeving. Deze milieudruk draagt bij aan onder meer klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en uitputting van grondstoffenvoorraden; in Nederland en daarbuiten.
Om de milieudruk te meten stelt het Bouwbesluit per 1 januari 2018 behalve aan energieprestaties ook eisen aan de milieuprestaties van gebouwen. In ‘Afdeling 5.2 Milieu, nieuwbouw’ is de verplichting vastgelegd om de milieubelasting door in het bouwwerk toe te passen materialen te beperken. Daarbij geldt vanaf nu een grenswaarde die niet mag worden overschreden en waarvoor een zogeheten milieuprestatieberekening van gebouwen (MPG) verplicht is bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
MPG naast EPG
De MPG is een maat voor de duurzaamheid van gebouwen, althans voor het materialengebruik. Hoe lager de MPG hoe duurzamer een gebouw. En omdat de energieprestatie (EPG) steeds lager wordt, wordt de milieuprestatie (MPG) steeds belangrijker als maat voor duurzaamheid. De milieubelasting van materialen is daarbij gebaseerd op zogeheten levenscyclusanalyses (LCA) van materialen, waarbij men elf indicatoren onderscheidt. Zoals de uitputting van grondstoffen, het gebruik van fossiele brandstoffen die nodig zijn voor de winning, productie, het transport en gebruik van materialen en de bijdrage die dat levert aan klimaatverandering door de emissies van broeikasgassen.
Schaduwkosten
De MPG brengt alle manieren waarop gebouwen het milieu belasten samen in één waarde: de schaduwkosten van een materiaal. Dat zijn de kosten die we moeten maken om de schade aan het milieu door het materiaalgebruik ongedaan te maken. Voor een gebouw worden al deze kosten over de gehele levensduur en voor alle bouwdelen tezamen opgeteld en gedeeld door de levensduur en de oppervlakte van het gebouw. Vanaf 1 januari 2018 geldt een maximale MPG-waarde van € 1,- per vierkante meter (m2) bruto vloeroppervlakte (bvo) per jaar.
Voor de meeste nieuwbouw is dat geen probleem. De schaduwprijs voor woningen varieert van globaal € 0,30 tot € 0,65 per m2 bvo per jaar. Over de schaduwprijs van nieuwe kantoren is minder bekend. Ze zijn hoger dan voor woningen en liggen al gauw tussen de € 0,70 en € 1,10 € per m2 bvo per jaar. Meestal wordt € 0,90 aangehouden als referentiewaarde. Gebouwdelen die daarbij de grootste bijdrage leveren aan de MPG zijn gevels, vloeren en installaties. Afhankelijk van de geometrie en het installatieconcept kan dat gemakkelijk oplopen tot 60 à 80 procent van de MPG.
Indicator circulariteit
Tot zover is er dus niets aan de hand. Althans voor nieuwbouw. Maar wat gebeurt er voor bestaande bouw of als de MPG straks wordt aangescherpt? Voorlopig lijkt het er op dat de wetgever en vooral beleidsmakers al lang blij zijn als er überhaupt MPG-berekeningen worden uitgevoerd. Dat valt op te maken uit het recent verschenen PBL-rapport ‘Circulaire Economie: wat willen we meten en wat kunnen we meten’, waarvan het ECN en CBS co-auteurs zijn. Daarin wordt de MPG expliciet genoemd als maat voor het meten van de milieudruk van gebouwen en het percentage gebouwen waarvoor deze score is vastgelegd als prestatie-indicator voor het beleid. Nogmaal, voor de nieuwbouw.
Circulariteitsladder
Wat de auteurs van het PBL, ECN en CBS zich vermoedelijk niet realiseren is dat dergelijke berekeningen sinds dit jaar dus verplicht zijn en dat ze bovendien al jaren integraal onderdeel uitmaken van de materiaalmodules van GPR en BREEAM-NL. Zonder MPG-berekening of als deze de grenswaarde overschrijdt geven gemeenten geen omgevingsvergunning. Dat levert daarmee een gegarandeerde score op van 100 procent. OP die manier is het beleid dus nu al succesvol.
Veel interessanter is daarom te kijken wat er gebeurt als de MPG komende jaren wordt aangescherpt en wellicht tot nul gereduceerd (net als eerder de EPG). Daarnaast is het van belang om inzichtelijk te maken welke bouwdelen meer of minder bijdragen aan de EPG en hoe je die bijdrage kunt verkleinen. Met vooral aandacht voor de bestaande bouw, waarover in ‘Wat willen we meten en wat kunnen we meten’ met geen woord wordt gesproken. Dat laatste is merkwaardig, want hergebruik, renovatie en transformatie van bestaande bouw zijn bij uitstek voorbeelden de circulaire economie voor de gebouwde omgeving. PBL, ECN en CBS hebben daarvoor zelf de circulariteitsladder voor het grondstoffengebruik bedacht. (zie afbeelding).
Het is een grote uitdaging om deze ladder te operationaliseren voor iedereen die betrokken is bij het vormgeven van duurzaamheid in de gebouwde omgeving. Dat sluit namelijk aan bij de belevingswereld van partijen en biedt ze perspectief van handelen. De MPG, waarmee zij vaak al jaren werken, lijkt daarbij het aangewezen instrument als bepalingsmethode voor circulariteit van de bouw.
Cover: "Construction site" (Public Domain) by DennisM2
Cover: ‘"Construction site" (Public Domain) by DennisM2’