Onderzoek Bedrijventerreinen staan symbool voor de verspilling en verrommeling van het Nederlandse landschap. Dit is het resultaat van een disfunctionerende markt, gedomineerd door het lokale denken en handelen van gemeenten. Regionale samenwerking tussen gemeenten kan dit doorbreken. In de praktijk blijkt het echter lastig om tot die samenwerking te komen. Uit onderzoek van Sander te Selle in het kader van zijn Master City Developer scriptie blijkt dat coöpetitieve samenwerkingsstrategieën kunnen leiden tot effectieve intergemeentelijke samenwerking en daarmee tot condities voor meer ruimtelijke en economische kwaliteit op de bedrijventerreinenmarkt.
Samenwerking tussen gemeenten noodzakelijk
Gemeenten plannen en ontwikkelen bedrijventerreinen allen vanuit dezelfde lokale motieven en met dezelfde werkwijzen. Zij doen dat in een regionale markt. Het gevolg is een eindeloze concurrentiestrijd tussen gemeenten om dezelfde bedrijven aan te trekken. Dat leidt tot overaanbod, eenheidsworst aan terreinen, lage grondprijzen, extensief gebruik van grond en vastgoed, veroudering en verloedering van bestaande terreinen. Het belangrijkste effect van de aanleg van nieuwe terreinen is dat ze de bestaande terreinen leegzuigen. Per saldo treedt er regionaal geen economische groei op; enkel een verplaatsing van de economie. Herstructurering van verouderde terreinen maakt in deze omstandigheden geen schijn van kans.
Al jarenlang is bekend dat samenwerking tussen gemeenten in een regio de sleutel is tot een effectiever bedrijventerreinenbeleid. Door samen schaarste te creëren, worden vraag en aanbod in evenwicht gebracht. Hierdoor gaan grondprijzen omhoog en ontstaan meer mogelijkheden voor differentiatie in het aanbod en een meer vraaggerichte aanpak. Bovendien wordt het mogelijk om op regionale schaal integraal te denken en handelen in de totale keten van nieuwe ontwikkeling, herstructurering, transformatie en beheer.
Bron: IPP
‘Naar een effectievere bedrijventerreinenmarkt: coöpetitie als strategie voor regionale samenwerking - Afbeelding 1’
Wat werkt niet?
In de praktijk blijkt het voor gemeenten moeilijk om met elkaar samen te werken. Veel regio’s streven naar de oprichting van regionale ontwikkingsmaatschappijen (ROM’s of ROB’s). Wanneer het tot een (vrijwillige) oprichting van zo’n vergaande samenwerkingsstructuur komt, zijn deze integrale uitvoeringsorganisaties in de praktijk niet zo succesvol of effectief. Samenwerking blijft vaak in het teken staan van het verdelen van de markt, geld, taken en verantwoordelijkheden. Dat gaat ten koste van de lokale (financiële en economische) belangen en autonomie. Het gevolg is strategisch gedrag, waarbij opportunisme en wantrouwen de samenwerking kunnen domineren.
Wat werkt wel?
Op basis van literatuurstudie en praktijkonderzoek in drie regio’s, komen in het onderzoek drie effectieve samenwerkingsprincipes naar voren.
Combineer samenwerking én concurrentie, lokaal én regionaal handelen met elkaar in een dynamisch proces.
1) De bundeling van krachten is namelijk enkel succesvol, als dit tot doel heeft om synergie tussen de gemeenten te bewerkstelligen en als dit de winst van iedere afzonderlijke gemeente kan vergroten. Het gaat dan om een strategie van coöpetitie. De gedachte van deze strategie uit het bedrijfsleven, is dat rivalen door met elkaar samen te werken hun gezamenlijke prestaties verbeteren en de gezamenlijke doelen bereiken: de markt wordt groter, effectiever of beter. Tegelijkertijd kunnen ze hun eigen prestaties maximaliseren door elkaar te beconcurreren om het verdelen van die markt.
Deze gezamenlijke activiteiten leveren synergie op tussen gemeenten:
- Kennisontwikkeling en informatie-uitwisseling;
- Planning en programmering van bedrijventerreinen (productontwikkeling);
- Marktbenadering (promotie, acquisitie en bemiddeling);
- Lobby en subsidieaanvragen.
Lokale verschillen en middelen brengen bij deze activiteiten toegevoegde waarde in de samenwerking. Er ontstaan winstmogelijkheden. Vervolgens kan iedere gemeente onder eigen verantwoordelijkheid van de gezamenlijk gecreëerde winst profiteren, bijvoorbeeld bij het verkopen van kavels en het uitvoeren van herstructureringsprojecten.
kwaliteit van het samenwerkingsproces
2) De tussen gemeenten is veel belangrijker dan de vorm en de structuur van de organisatie. Steek de samenwerking vooral pragmatisch in, vanuit de wederzijdse problematiek en kansen, en probeer de samenwerkingsagenda langzaam stapsgewijs verder op te bouwen. Dat bakent doelen en verwachtingen af en draagt ook bij aan het draagvlak en het onderling vertrouwen. Van belang is om in dit proces continu zicht op (nieuwe) winstmogelijkheden voor iedere deelnemer te creëren.
‘Naar een effectievere bedrijventerreinenmarkt: coöpetitie als strategie voor regionale samenwerking - Afbeelding 2’
lichte organisatorische structuur en een set van heldere spelregels
3) Een zijn voldoende voor de structurering van de gezamenlijke activiteiten. Streef dus niet (direct) naar een nieuwe organisatorische eenheid die taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden overneemt. Het gaat meer om een platform waar de betrokken partijen elkaar op regelmatige, gestructureerde basis kunnen ontmoeten en afspraken kunnen maken over rolverdeling en gezamenlijke activiteiten.
Door met deze principes te werken, pakken de lokale economie, werkgelegenheid, herstructurering, kaveluitgifte en grondexploitatie de vruchten van regionale samenwerking. De bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheden kunnen zo veel mogelijk lokaal blijven. Dat komt ten goede aan de lokale betrokkenheid en het draagvlak voor de samenwerking. Zodoende worden de condities gecreëerd voor intensiever en kwalitatief hoogwaardiger gebruik van bedrijventerreinen en een gezonde markt, waarin publieke en private investeringen in de herstructurering van de grond kunnen komen.
Meer informatie? Lees het gehele onderzoek of neem contact op met de auteur via sander.teselle@denhaag.nl.
Foto: gemeente Den Haag
Ook MCD’er worden?
Starten kan al op 1 april 2015. Voor meer informatie en aanmelden kijk op: mastercitydeveloper.nl
Zie ook:
Cover: ‘2014.12.11_Naar een effectievere bedrijventerreinenmarkt_cov’