Verslag Een debat over de Nationale Omgevingsvisie (NoVi) in wording. Aanleiding was het afscheid van Yves de Boer als voorzitter van de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG) in februari 2016. Yves de Boer (was gedeputeerde van Noord-Brabant en nu waarnemend burgemeester van Werkendam) heeft als voorzitter van het ‘Jaar van de Ruimte’ bouwstenen geleverd voor de Omgevingsvisie. Binnen het algemeen bestuur van de SKG en bij de uitgenodigde gasten overheersten de kritische geluiden over de totstandkoming van de visie.
Ellenlang proces
De huidige
sturingsmethoden in de ruimtelijke ontwikkeling betreffen visieplannen en
beleidsplannen. Om de ‘losse’ plannen beter op elkaar te laten afstemmen wil het
Rijk toe naar een integrale visie: De Nationale Omgevingsvisie (NoVi).
Hanna Lára Pálsdóttir (werkt binnen het Ministerie I&M aan de
Omgevingsvisie) stelt dat binnen de NoVi duurzaamheid centraal staat. Wat zij
waardevol vindt aan de aanpak is dat ze met acht departementen aan tafel
zitten. “Door met elkaar te praten, krijg je een andere dynamiek, je vliegt het
anders aan’’.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste plannen en ambities voor de inrichting
van Nederland tot 2050. Allereerst stelt het Rijk in 2016 en 2017 samen met ’partners’
de Nationale Omgevings-agenda op. Thema’s zoals water, energie, klimaat,
verkeer en vervoer, die in de Nationale Omgevingsvisie worden opgenomen, komen
hierin aan bod. De presentatie van deze agenda wordt in het najaar verwacht. De
visie zelf zal pas door het volgende kabinet vastgesteld worden.
Friso
de Zeeuw (TU Delft) refereert aan het advies ‘Vernieuwing Omgevingsrecht: maak
de ambities waar’
van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli), waaraan hij heeft
meegewerkt. Dit advies wil geen allesomvattend en
omvangrijk boekwerk. Het is beter de Omgevingsvisie te richten op een paar
grote opgaven. Aan de hand van een aantal criteria ziet de Rli vier belangrijke
opgaven voor de komende decennia: energietransitie, klimaatadaptatie,
verbeteren ruimtelijk-economische structuur en de transformatie van het
landelijke gebied. “Dit is al een prima aanzet voor die agenda, daar hoef je
dus niet zo lang over te doen’’, aldus De Zeeuw.
Wat hem persoonlijk opvalt aan het proces van de omgevingsvisie, is de ‘ellenlange’
voorbereidingstijd: in 2015 zijn de meningen opgehaald, dit jaar staat
verdieping centraal, in 2017 wordt de bandbreedte verkleind en in 2018 wordt de
visie pas vastgesteld. Zo verlies je het momentum. Daarnaast richt men de blik
tot 2050, “een onrealistisch lange termijn; zo wordt het een intellectueel
casino”, aldus De Zeeuw.
Het
gebeurt ter plaatse: regionale krachtenbundeling rond Schiphol.
Jeanet van
Antwerpen, directeur van SADC, ging niet direct in op de NoVi, maar schetste
haar inzet voor praktische invulling van de circulaire economie bij de
ontwikkeling van werkgebieden rond Schiphol. De ambitie om te groeien en
tegelijkertijd de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren is mogelijk
volgens Van Antwerpen. Het pilotproject van SADC zit op de gebiedsontwikkeling van
de West-As, het gebied tussen het Westelijk Havengebied en Schiphol, Een hele community van bedrijven
staat paraat staat om mee te denken. Want als je tot iets nieuws wilt komen,
heb je alle partijen nodig, vertelt Van Antwerpen. Door middel van co-creatie wil
men hier een duurzame internationale logistieke ‘hotspot’ ontwikkelen.
Wat verwacht zij - bezien vanuit haar regionale uitvalsbasis - van de Nationale
Omgevingsvisie? Vooral een visie op de internationale positie van Nederland. We
zijn hier teveel naar binnenkijkend, vindt de directeur. “Wat is de urgentie en
waar wil je verder op ontwikkelen? Logistiek en mobiliteit kunnen veel beter; als
referentie moeten wij steden als Hong Kong nemen.’’ Op de vraag of een Nationale
Omgevingsvisie wel echt nodig is, antwoordt Van Antwerpen dat voor een
gebiedsontwikkeling als de West-As zo’n Visie niet nodig is. Voor grote,
noodzakelijke publieke investeringen , zoals de doortrekking van de hoofdstedelijke
Noord-Zuidlijn naar Schiphol, kan een Nationale Omgevingsvisie wel betekenis
hebben.
Heleen Aarts (nieuwe SKG-voorzitter en directeur Gebiedsontwikkeling Amvest) vindt
het sterke van het verhaal van Jeanet van Antwerpen dat het bevlogenheid
combineert met praktische toepasbaarheid en zakelijkheid. Hans de Jonge (hoogleraar
Vastgoed TU Delft) voegt toe dat hij de sector-overstijgende aanpak belangrijk
vindt. En je hebt gewoon puur praktische partijen aan tafel nodig.
De Zeeuw heeft twijfels over de combinatie van de stevige groei van Schiphol met
verbetering van het milieu. Hij heeft slechte ervaringen met deze zgn. dubbeldoestelling:
je creëert te mooie verwachtingen. Besturen kan volgens hem niet zonder het
‘toebrengen van leed’.
Geen debat zonder dilemma’s en
keuzes
De resultaten van het Jaar van de Ruimte, ook bedoeld als voeding voor de
Nationale Omgevingsvisie, zijn niet geland in de politiek, stelt Willem van
Buunk (lector aan de Hogeschool Windesheim). Het is niet gelukt om scherpte in
het maatschappelijke en politieke debat te krijgen. Als je wilt dat iets
aanslaat, dan moet je er een scherp randje aan plakken; je moet er keuzes in stoppen
en dilemma’s in beeld brengen, aldus Buunk. Die ontbreken nu. Met algemene
termen als integraliteit en duurzaamheid kom je niet ver. Het gaat bijvoorbeeld
om een nieuwe generatie bouwlocaties, om de wateropgave en om bodemdaling (‘Heel Holland Zakt’).
Volgens
Jan Fokkema (directeur Neprom) heeft het denken over de nationale ruimtelijke
ordening zeven jaar stilgezeten en is er inmiddels weer behoefte aan een ‘gedeeld
beeld’. Wat de NoVi gaat betekenen is hem onduidelijk; het is moeilijk om daar
een voorstelling van te maken.
Binnen de Neprom zelf wordt op veel thema’s kwantitatief en kwalitatief onderzoek
(maatschappelijke trends, economische ontwikkeling, demografie etc.) verzameld.
Mede op basis daarvan, komt de club van grote projectontwikkelaars in juni met
een eigen toekomstvisie op wonen, werken en winkelen, vertelt Fokkema.
In een
reactie op de kritische geluiden over de NoVi, stelt Hanna Lára Pálsdóttir dat
het streven zich richt op een helder document, dat duidelijk maakt waar het
Rijk voor staat en dat mensen uitnodigt om mee te doen. “Het gaat er om dat we
de actuele praktijk aan de lange termijn koppelen’’. Friso de Zeeuw vindt dit
een te vaag verhaal. Hij wil bij voorbeeld onderscheid maken tussen redelijk
voorspelbare opgaven, bijvoorbeeld: de woningbouw en de wateropgave) en meer
onvoorspelbare bewegingen zoals in de economie en mobiliteit.
Sebastiaan de Wilde (directeur Ontwikkeling NS Stations) vindt het zorgwekkend
dat het proces zo is uitgerekt. We hebben nu houvast nodig om verantwoord investeringsbeslissingen
te kunnen nemen.
Volgens Heleen Aarts kunnen we leren van het ’ontslakken’-traject: het gaat om
houding en gedrag en om een slimme combinatie en integreren waar nodig en ontkoppelen
waar mogelijk. Dan kan je tempo maken, terwijl je toch verantwoord bezig bent.
Hans de Jonge voegt toe dat systeemvragen vragen om leiderschap. En hij zegt: “Leg
vast waar dat echt nodig is en vul het verder flexibel in’’.
‘Haast je Langzaam’
Het laatste woord is aan scheidend SKG-voorzitter Yves de Boer. Hij merkt op
dat het onderwerp nog lang niet is afgesloten. De rijksoverheid worstelt met de
vraag hoe je een hele waaier met ideeën in een besluitvormingsmodel krijgt. Hij
adviseert de makers van de Nationale Omgevingsvisie om het gesprek met dit
kritische gezelschap voort te zetten, want dit zijn de mensen die het in
praktijk doen, maar ook over de materie nadenken. Zijn slotadvies: ‘Haast je langzaam’. Haast af en
toe, maar ook de traagheid is nodig; de samenleving moet dat accepteren. Het is
juist de kunst van bestuurders, om te schakelen tussen snel en traag.
Foto bovenaan: Nationale Omgevingsvisie werkplaats, magazinesrijkswaterstaat.nl
Cover: ‘i’