Opinie Ooit was Nederland wereldkampioen ruimtelijke ordening. Dat we die hebben losgelaten, is een belangrijke oorzaak van de huidige milieuproblemen. Door ruimtelijke ordening weer in te voeren, lossen we heel wat problemen op, meent landbouwkundige Joost van Kasteren.
Een groot deel van onze milieuproblemen, inclusief het stikstofprobleem, is niet uit de lucht komen vallen. Die problemen worden veroorzaakt doordat we heel veel willen doen op een klein oppervlak. We willen veel voedsel produceren, we willen het landschap verfraaien én we willen de natuur en biodiversiteit verbeteren.
En dat kán ook allemaal. Maar dan moeten we alles een stuk beter organiseren. Ruimtelijke ordening heet dat. En in het verleden waren we daar wereldkampioen in.
Spelden in een kussen
In loop van de vorige eeuw ging ongeveer driekwart van ons landelijk gebied op de schop. Via ruilverkaveling ruilden boeren onderling stukken land en gingen zo de versnippering tegen. Vanaf de jaren vijftig werd ruilverkaveling ook gebruikt om de waterhuishouding te verbeteren, natuur te beschermen en het landschap te verfraaien.
Onder meer dankzij deze ruimtelijke ordening leek Nederland aan het begin van de 21ste eeuw af. Ruimtelijke ordening was niet meer nodig. Nogal wat instanties die zich daarmee bezighielden, werden door de regering afgeschaft of overgeheveld naar de provincie.
De gevolgen zijn nu zichtbaar in de vorm van een doorgaande verrommeling van het landschap. Distributiedozen worden her en der neergekwakt, windmolens staan even willekeurig in het landschap als spelden in een speldenkussen, en door schaalvergroting in landbouw en veeteelt worden stallen groter en akkers en weiden steeds eentoniger.
Hoogste opbrengsten
Dat moet anders en dat kan anders. We moeten weer nadenken over hoe Nederland er in 2050 uit moet zien. Zo zou je grondgebonden akkerbouw - mais, graan, aardappelen, bieten en uien - kunnen concentreren op de beste gronden. Het meest geschikt is een strook vruchtbare grond die loopt van Zeeland via het rivierengebied en de Flevopolders naar Friesland en Groningen. Dat moet onze Agrarische Hoofdstructuur worden.
Op die vruchtbare gronden haal je namelijk de hoogste opbrengsten, terwijl de milieubelasting laag is. Die opbrengst kan zelfs (zonder extra milieubelasting) nog verder omhoog door inzet van de modernste technieken voor biotechnologie, informatica en robotica.
Indoor farming
Een groot deel van de landbouw is echter niet aan grond gebonden is. De intensieve veehouderij bijvoorbeeld (varkens, kippen), maar ook de teelt van groenten en zacht fruit in kassen of onder kunstlicht en van paddenstoelen in het donker. Indoor farming - boeren binnenshuis - moeten we zoveel mogelijk concentreren in agroparken, op bedrijventerreinen nabij steden.
Indoor farming heeft als voordeel dat je tot zeven keer per jaar kunt oogsten zonder het milieu te belasten met meststoffen, ammoniak of fijnstof. En omdat alles zich afspeelt in besloten ruimtes, zijn bestrijdingsmiddelen nagenoeg overbodig.
De teelt van groenten en fruit in agroparken kun je bovendien prima combineren met het houden van pluimvee, varkens en vissen. De dieren kun je voeren met de oneetbare resten van de groenten-, fruit- en paddenstoelenteelt. De mest die dat oplevert kun je - na bewerking - weer gebruiken om de planten te voeden.
Snippers natuur
Het concentreren van landbouw in de Agrarische Hoofdstructuur en in agroparken heeft enorme voordelen. Zo kunnen we met de helft minder grond evenveel produceren als we nu doen. Bovendien zal dat lukken met een veel lagere belasting van het milieu.
Wanneer we minder ruimte nodig hebben voor landbouw, dan komt ongeveer een miljoen hectare vrij voor andere toepassingen. Voor de houtproductie bijvoorbeeld. Niet om op te stoken voor elektriciteit en warmte, maar om te gebruiken als bouwmateriaal. Op die manier kunnen we langdurig CO2 opslaan.
Omdat zoveel landbouwgrond vrijkomt, kan ook het aantal natuurgebieden verdubbelen. In plaats van de tientallen snippers natuurgebied die we nu met man en macht in stand proberen te houden, kun je daarbij denken aan een tiental grote, aaneengesloten gebieden, waar de natuur zijn gang kan gaan.
Verder komt er ruimte voor het herstel van oude cultuurlandschappen. Veel van wat we nu natuur noemen is in feite oud cultuurlandschap. Het behoud of herstel daarvan, laat zich dan ook goed combineren met kleinschalige biologische landbouw, zorgboerderijen en actieve recreatie. Dit alles zou wel eens de ruilverkaveling van de 21e eeuw kunnen worden.
Nog lang niet af
De verandering van landgebruik laat zich niet van de ene op de andere dag organiseren. Het begint met een visie op Nederland over dertig jaar. En die visie moet worden ontwikkeld door Rijksoverheid. Zo’n visie moet dan terechtkomen in een nieuwe Nota Ruimtelijke Ordening. Tegelijkertijd moet worden gewerkt aan een organisatie om die nota uit te voeren.
Het wordt een hele operatie, maar we hebben het al eens eerder gedaan. Milieuproblemen, waaronder het huidige stikstofprobleem, zijn goede reden om opnieuw te beginnen met ruimtelijke ordening. Nederland is nog lang niet af. Het kan nog zoveel beter.
Cover: ‘ruilverkaveling.jpg’ door GiGra (bron: Shutterstock)