Verslag De Omgevingswet biedt straks hét integrale wettelijke kader voor beheer en ontwikkeling in de fysieke leefomgeving. Wat betekent dit voor gemeenten? Wordt het eenvoudig beter? Na inleidingen van Edward Stigter en Annemarie Klijn (zie kader), reageren vanuit de praktijk Ewout Cassee (wethouder Gemeente Haarlem) en Ariel Kozijn (hoofd Juridische Zaken Bouwfonds Ontwikkeling) op het wetsvoorstel. Beide zijn in beginsel positief over de stelselherziening. Kozijn: ‘Goed dat er in het verlengde van de Wabo weer een slag wordt gemaakt in de vereenvoudiging en harmonisatie van de ruimtelijke wetgeving. De ‘bestuurlijke spaghetti’ wordt van voor naar achter het loket gebracht.’ Cassee en Kozijn beoordelen de conceptwet op de pijlers kwaliteit/integraliteit, gemak, flexibiliteit en snelheid.
Sessieverslag NEPROM Dag van de Projectontwikkeling, 23 mei 2013
De nieuwe Omgevingswet
Edward Stigter (directeur Programmadirectie Eenvoudig Beter, Ministerie van IenM) gaf een inleiding over de doelstellingen en stand van zaken van de nieuwe Omgevingswet, waarna Annemarie Klijn (advocaat - partner Boekel De Nerée) verder inging op de nieuwe elementen van de wet. De hoofdpunten worden hier kort weergegeven. Voor een uitgebreide toelichting, zie de [presentaties van deze sessie](http://www.neprom.nl/dvdp/Downloads/2.1 Nieuwe omgevingswet, eenvoudig beter voor gemeenten.pdf).
Aanleiding wetsvoorstel. Klik voor groot
Aanleiding en doel stelselherziening:
De complexiteit van het huidige stelsel. Door de grote hoeveelheid sectorale wetten en AMvB’s is een ondoorgrondelijk systeem ontstaan. De politiek geeft hoge prioriteit aan vereenvoudiging van het stelsel. Onderdeel daarvan is het Europa-proof maken ervan.
Het stelsel sluit onvoldoende aan op (nieuwe) maatschappelijke opgaves. De nieuwe Omgevingswet vervangt een sectorale benadering door een samenhangende (integrale) benadering van de fysieke leefomgeving. Belangrijk ‘ideëel’ component is de zorgplicht voor de fysieke leefomgeving voor eenieder. Ook de verschuiving van de opgave naar bestaand stedelijk gebied wordt meegenomen.
Het vergroten van de (decentrale) bestuurlijke afwegingsruimte; het onderbouwd afwijken van normen.
Het versnellen en verbeteren van besluitvorming. Hiertoe wordt het projectbesluit als instrument ingevoerd. Dit aspect is veelomvattender dan het verkorten van procedures; het gaat om een procesinrichting waarbij stakeholders aan de voorkant worden meegenomen.
Zes centrale instrumenten vervangen de huidige veertig: (1) de omgevingsvisie, (2) het plan/programma, (3) het projectbesluit (nu tracébesluit), (4) het omgevingsplan, (5) de omgevingsvergunning (reeds ingevoerd) en (6) algemene regels.
Ad. 4: Het omgevingsplan vervangt het huidige bestemmingsplan. Het biedt meer flexibiliteit, door de notie van ‘bestemmingen aan de grond’ te vervangen door ‘functies aan locatie’. De locatieontwikkelingsactiviteit biedt de mogelijkheid af te wijken van het Omgevingsplan. Daarmee krijgt de ChW een generieker karakter.
Doel is om het wetsvoorstel voor de zomer naar de Raad van State te sturen, waarop eind dit jaar de indiening bij de Tweede Kamer moet volgen. Naar verwachting kan de wet in 2016 of 2017 in werking treden.
Kwaliteit en integraliteit
‘Binnen het fysieke domein kon de integratie niet breder’, aldus Stigter. Kozijn ziet deze brede benadering terug in het Omgevingsplan, maar wijst erop dat nog veel in AMvB’s geregeld moet worden. Daarin schuilt het risico dat deze alsnog sectoraal worden ingestoken, wat ten koste gaat van de integraliteit. Dat moet bij de uitwerking worden voorkomen.
Gemak
Volgens Kozijn draagt de Omgevingswet, net als de WABO en het Omgevingsloket bij aan het makkelijker verkrijgen van een vergunning. Maar hij heeft ‘te doen met ambtenaren’, die na de WABO en de wRO opnieuw voor een technisch zware klus staan. En ondanks het doel van vereenvoudiging, komen er nog steeds veel (technische) begrippen bij kijken.
Flexibiliteit
Flexibiliteit is gewaarborgd via het globale bestemmingsplan (zoals we dat reeds kennen) en via het projectbesluit; een instrument dat op maat gesneden plannen faciliteert. In specifieke gevallen is een grex niet nodig. Bijvoorbeeld wanneer sprake is van een tekort waarvoor geen financiële dekking is, waar gemeenten tegenaan lopen. Dan geldt een uitwerkingsverplichting. In het publiek roept dit de vraag op of dit geen wildgroei aan ongedekte plannen tot gevolg heeft. Stigter relativeert dat gemeenten zichzelf niet in de vingers willen snijden. ‘Het gaat om uitzonderingsgevallen, in de meeste gevallen is dit weggecontracteerd.’
Snelheid
Kozijn vindt de Omgevingswet op het punt van snelheid nog niet optimaal. De Omgevingswet beperkt querulanten niet voldoende in hun mogelijkheden bezwaar en beroep in te stellen. Het afhandelen van deze bezwaar- en beroepschriften kost (het bestuur en de rechterlijke macht) veel tijd en geld. Verder ontbreekt het aan afdoende prikkels om gemeenten te motiveren tot het versnellen van procedures. Een prikkel zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat een vergunningaanvrager zijn leges terugkrijgt wanneer de gemeente de behandeltermijn niet haalt. Ook pleit hij voor het gelijktrekken van de behandeltermijn voor de overheid (nu acht weken) en de bezwaartermijn voor burgers (nu zes weken). Een deelnemer reageert dat niet deze acht weken het wezenlijke probleem vormen, maar het feit dat een simpel plan 14 maanden bij de Raad van State op het schap ligt en in die tijd niets gebeurt. Gespreksleider Arjan Bregman (UvA / IBR) concludeert dat de regelgeving en rechterlijke middelen over de volle breedte moeten worden bezien.
Mentaliteitsverandering
Het versnellen en verbeteren van de besluitvorming over projecten vraagt ook om een mentaliteitsverandering, stelt Cassee. Bijvoorbeeld dat ambtenaren, maar ook burgers zelf, er geen (flits)vergunningen in de vakantieperiode ‘door drukken’ om zienswijzen te voorkomen. Naast ‘juridisch correct’ handelen, is draagvlak een belangrijk aandachtspunt. Bij wetgeving komt immers veel emotie kijken, aldus Stigter. Deze ideële component van de wet (‘Er zit zelfs een citaat van Confucius in de Memorie van toelichting’) is terug te zien aan termen als zorgplicht, vertrouwen en co-actorschap.
Eenvoudig beter in Haarlem
Vanuit de gemeente Haarlem, die genomineerd is voor de Nu al Eenvoudig Beter-trofee, illustreert wethouder Cassee dat het kritisch bezien van gemeentelijke processen zijn vruchten afwerpt. In de gemeente is recent de ambtelijke organisatie veranderd om de ruimtelijke besluitvorming te versnellen en kosten te besparen. Het omlaag brengen van de bouwtijden zorgt immers voor een beperking van de renteverliezen.
In plaats van sectoraal wordt gebiedsgericht op basis van nota’s gewerkt. Haarlem werkt met een Structuurvisie Openbare Ruimte en een Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Er wordt met globalere plannen en multidisciplinaire teams gewerkt, wat na invoering per 1 mei ‘nu al bijzondere resultaten op levert’. Op binnenkomende initiatieven volgt een quick scan. Binnen twee weken wordt beoordeeld of deze kansrijk (of kansloos) zijn, onder meer op basis van tien gouden regels (bijvoorbeeld het behoud van de zichtlijnen op het Spaarne). Verder is de flitsvergunning ingevoerd, waarmee de behandeltijd van vergunningsaanvragen tot twee weken is gereduceerd.
Cassee noemt het in het kader van deze vernieuwingsslag een voordeel dat hij zelf van buitenaf kwam; ‘dan is je houding: leg het me uit’. De les is volgens hem om de ruimtelijke besluitvorming te ontdoen van wat overbodig is.
Zie ook:
- Hoofdverslag Dag van de Projectontwikkeling en verslagen en presentaties van alle parallelsessies
- Presentaties van deze sessie
- Rapport 'Knelpunten Omgevingswet voor gemeenten'
- Digitaal magazine 'congres Omgevingswet'
- Rapport 'Ontslakken van gebiedsontwikkeling'
Cover: ‘Thumb_wet en regelgeving_0_1000px’