Nieuwe steden als Zoetermeer, Nieuwegein of Almere lijken een groeiende professionele belangstelling te genieten, maar wel vaak vanuit enige zorg. Hun aantrekkingskracht op bewoners, bedrijven en bezoekers blijft achter bij die van oude steden, het aantal problemen neemt er toe. Toch roepen sommigen ook op tot geduld en vertrouwen. Nieuwe steden krijgen vanzelf een stedelijke gelaagdheid en een eigen identiteit die groeien met de tijd. Dat klopt natuurlijk, als met ‘gelaagdheid’ wordt bedoeld dat zij evolueren van monoculturele gezinssteden in het groen naar steden met meer leefstijlen en bevolkingsgroepen door elkaar: alleenstaanden, ouderen, migranten, eenoudergezinnen, hangjongeren. Deze ontwikkeling is al volop gaande, maar juist dat wordt door veel zittende bewoners niet bijzonder op prijs gesteld.
Hoewel ik graag een optimist ben, denk ik dat nieuwe steden geen echte steden zullen worden. Zij kunnen zich niet goed staande houden tussen oude steden, omdat hun groeiende sociale diversiteit niet kan floreren op een vruchtbare fysieke bodem. Dat heeft te maken met vier punten:
Eenvormigheid. Nieuwbouwwijken zijn doorgaans eenvormig, grootschalig en inflexibel ontworpen. De eindeloze stempels rijtjeswoningen met voortuinen lenen zich niet gemakkelijk voor veranderingen in functie, economie en huishoudenssamenstellingen. Het is confectie, waar niet zomaar maatkleding van kan worden gemaakt. In oudere steden gaat dat vaak beter.
Eenzijdigheid. Nieuwe steden zijn vooral ontwikkeld voor startende gezinnen, met veel groen, veilige hofjes en speeltoestellen. Fijn voor peuters, maar minder appellerend aan de behoeften van pubers, jongvolwassenen en ouderen. Terwijl stellen met kinderen in aantal afnemen, kan de gemiddelde groeikernwijk zich maar moeilijk aanpassen aan de wensen en neigingen van de nieuwe demografie.
Dichtheid. De bevolkingsdichtheid van nieuwe steden is veel lager dan van oude steden. Dus: minder besloten, minder druk, minder voorzieningen, minder gezellig. Omdat vaak sprake is van een totaalontwerp, kan die dichtheid niet gemakkelijk worden verhoogd. De nieuwe stad als een te grote huiskamer voor een alleenstaande.
Parkeernormen. Het ontwerp van vrijwel elke nieuwe stad laat veel automobiliteit toe, met hogere parkeernormen dan in oude steden. Dat uit zich in wijde, ongeborgen straten met veel wind en blik, en minder voetgangers en fietsers – dus minder gezelligheid - dan in oude steden.
Dit zijn vrijwel onlosmakelijke eigenschappen die besloten liggen in het basisontwerp van vrijwel elke nieuwe stad. Hoe die stad zich verder ook ontwikkelt, met deze kenmerken zal zij het moeten doen. Pogingen tot omvorming van deze eigenschappen leiden in het beste geval tot vlees-noch-vis-uitkomsten en in het slechtste (doch meest waarschijnlijke) geval tot Nimby-discussies over verworven rechten waar arrogante planologen in verhitte buurtavonden op worden afgestraft.
Logisch: waarom zouden bewoners stedelijke nadelen (verlies van rust, uitzicht, parkeerplaats of groen) in hun nevelstad accepteren, terwijl het nog maar de vraag is of ze daar uiteindelijk de voordelen van echte stedelijkheid voor terugkrijgen? Halfslachtige strategieën lopen het risico op het slechtste van twee werelden, met gettovorming als resultaat. Daarom wordt soms beweerd dat veel nieuwe wijken niet een te lage dichtheid hebben, maar juist een te hoge. De enige plekken waar stedelijkheidsoffensieven kans van slagen maken, zijn de randen van de echte stad, waar echte stedelijkheid dus al aan de voeten ligt. Dus wel in de Amsterdamse Ringzone, maar niet in Zoetermeer.
Al met al staan nieuwe steden op 4-0 achterstand ten opzichte van oude steden, en dan tel ik de ongrijpbare maar voor velen belangrijke historische sferen nog niet eens mee. Nieuwe steden schieten fundamenteel tekort op juist het oer-Nederlandse gevoel van ‘gezelligheid’. Ga er maar aan staan. Hun populariteitsprobleem komt ondertussen flink tot uitdrukking in de vierkantemeterprijzen die voor woningen en kantoren worden betaald. Bij makelaars zijn nieuwe steden goedkoop, juist omdat mensen er niet voor in de rij staan.
We hebben kortom de luxe niet om rustig af te wachten tot nieuwe steden echte steden worden. Nee, ik vrees dat er veel beheerenergie nodig zal zijn om ze de komende decennia op orde te houden. Dat wordt een belangrijke opgave waar niet hard genoeg voor kan worden gepleit. En laten we er daarnaast van leren. Dus, planologen: erken dat de vier genoemde basiskenmerken zich al overvloedig genoeg over Nederland hebben verspreid en bouw voort op concepten die wel succesvol blijken. Werk aan veelvormige, gemengde, gezellige stedelijke wijken voor diverse leefstijlen en doelgroepen, met lage parkeernormen en een hoge dichtheid.
Dit item verscheen eerder op Stadszaken.nl
Cover: "IJburg, Amsterdam (7)" (CC BY-SA 2.0) by TijsB
Cover: ‘ijburg flickr’