Analyse De jaarlijkse NOVI-conferentie vond dit jaar plaats in Barneveld. Na de aankondiging – kort daarvoor in Groningen – van de nieuwe Nota Ruimte liet minister Hugo de Jonge nu ook deze 500 professionals kennis maken met zijn ambities. Gedurende een vol programma klonk veel erkenning van noodzaak, bewustzijn van complexiteit, aansporing tot actie en applaus. Maar laden we met al die wensen en hoop de kar van de ruimtelijke kwaliteit niet te hoog op?
Uit het gedurende deze dag vaak herhaalde mantra dat ‘we’ met de groeiende opgaven en de onverminderd schaarse ruimte zullen moeten gaan kiezen, zou een bewustzijn van die volle ruimtelijke kar afgeleid kunnen worden. Tevens was tijdens de NOVI-Conferentie 2023 vaak te horen dat die keuzes consequenties zullen gaan hebben, dat niet alles kan en dat timing en politiek én ontwerpend vernuft cruciaal gaan zijn. Maar of daarmee de gordiaanse knoop van de ‘wederombouw’ van ons land losgemaakt kan worden, blijft vooralsnog een spannende vraag.
Veelgeprezen traditie
Aan politieke wenskracht ligt het in elk geval niet. Het congres benadrukte in omvang, organisatie en verdieping een bijna vergeten begeestering van de traditie en kansenrijkheid van onze ruimtelijk geordende land. Een deel van dat hervonden enthousiasme berust natuurlijk onverminderd op de zegeningen en resultaten van onze veelgeprezen traditie van land-maken. Ook nu ontbrak het niet aan de bedwelmende mix van beelden van een geordend land ontstaan door een historische makersmentaliteit en vanuit het geloof in de ruimtelijke controleerbaarheid van onze delta.
Nieuwe draai
Aan die traditie zal in het huidige en toekomstige tijdsgewricht geen einde komen. Sterker, onze ruimtelijke ordening is – na een decennium van spijtige verstrooiing en impasse –hervonden en wordt weer kracht bijgezet. Maar terug naar business as usual zal en kan het niet zijn. Het dient allemaal een nieuwe draai te krijgen; zowel in bestuurlijke organisatie, procesverloop, uitvoering en ontwerp. Samenvattend, we keren met een hernieuwde nationale ruimtelijk politiek en een aanstaande Nota Ruimte terug naar een traditie, maar vrijwel niets blijft bij het oude...
Minister De Jonge is de eerste die dat zal bevestigen. Zijn bijdrage aan de conferentie bood in dat opzicht opvallend duidelijke piketpalen en targets. Het bleek pas de tweede presentatie van een recent ververst verhaal. Er viel daarin een aantal zaken op. Op weg naar de nieuwe Nota Ruimte wordt ‘heel Nederland’ nadrukkelijker als kernbegrip en narratief ingezet. Naast het stedelijk gebied staat nu ook het landelijk gebied vol in de aandacht. Een duidelijk accent dat de ontstane kloof tussen Randstad of het ‘Westen des Lands’ en de meer landelijke of perifere delen van Nederland wil slechten.
Moet slechten ook, want de cumulatie van opgaven en transities én de bijbehorende ruimteclaims vereisen de inzet, benutting van alle beschikbare ruimte, alsmede de spreiding van opgaven daarover. Dat de impact van de recente Provinciale Statenverkiezingen en alarmerende studies en ontwikkelingen over groeiende scheidslijnen in welvaart, economie en ruimtelijke prioriteiten (denk aan landelijk boerenprotest, het Groningse gasdebacle of de vluchtelingenopvang) van invloed zijn op dit narratief is evident.
Grillige speelbal
Een dergelijke, bestuurlijk toch altijd wat impulsief klinkende, reactie roept ook direct de vraag op over de politieke houdbaarheidsdatum van nieuw ruimtelijk beleid. Zo zal de aanstaande Nota Ruimte de relatief recente Nationale Omgevingsvisie (NOVI) gaan opvolgen (‘voortbouwen op’) en deels vervangen. Ook de verhouding, op korte- en lange termijn, van nieuw beleid te midden van snel veranderende mondiale ecologische condities en landelijke en Europese politieke verhoudingen vraagt om aandacht.
‘Den Haag, Nederland - 28 juni 2022: Boeren protesteren tegen de stikstofplannen van de overheid’ door Nancy Beijersbergen (bron: Shutterstock)
Anders gesteld, hoe weerbaar en consistent moet/kan beleid zijn wil het niet een te grillige speelbal van opeenvolgende ministers van verschillende signatuur worden? En hoe voorkom je dat ruimtelijk beleid ook niet te veel in het spreekwoordelijk beton wordt gegoten zodat adaptatie aan, bijvoorbeeld, de deels onvoorspelbare klimaatverandering in de nabije toekomst onmogelijk wordt? Een vraag die ook de kwestie van het maar eenmalig kunnen benutten van ruimte betreft. Eenmaal bepaald of toegewezen is bepaalde ruimte immers niet of zeer lastig voor een andere opgave beschikbaar. Hoe creëer je, kortom, een robuust schip met veel drijfvermogen dat voldoende koersvast, maar toch ook wendbaar is?
Balanceeract
De minister wierp zelf al een aantal anticiperende bakens (of vraagtekens...) uit door te wijzen op demografische ontwikkelingen als onze bovengemiddeld snelle bevolkingsgroei en vergrijzing, de beperkende planetaire grenzen (onder andere bodemdaling, CO2- en stikstof-uitstoot) die het verder voor ons uitschuiven van besluiten onverantwoord maken, de kwetsbare balanceeract tussen het betrekken van burgers en doortastend besturen én de economische en politieke kwetsbaarheid en afhankelijkheid van internationale verbanden.
Het laatste punt getuigt van politiek realisme en relativering, maar maakt de complexiteit van de transitie er bepaald niet eenvoudiger op. Kan je nationaal beleid vormen dat een focus heeft op zeer specifieke condities van een gebied, maar blijf je weg van onrealistisch en opportunistisch navelstaren? Een effectief en op maat gesneden ruimtelijke beleid, zonder oogkleppen, vereist scherpte en fijnzinnigheid, maar erkent ook de relativiteit en verbanden op grotere schaal. Het was bepaald niet de enige spagaat die zich gedurende de dag openbaarde.
Actie en handelen
Het mag toegejuicht worden dat de minister en zijn ambtenaren te midden van alle uitdagingen en soms schijnbare onmogelijkheden niet wensen te vervallen in gepeins en weifelachtigheid. Integendeel, de nieuwe Nota Ruimte zal, corrigerend en reagerend op de NOVI, duidelijk gaan inzetten op actie en handelen. Of zoals De Jonge het zelf zei: “Het ‘hoe dan?’ ontbrak als hoofdstuk in de NOVI, maar zal nadrukkelijk in de nieuwe nota staan.” Die bestuurlijke kracht acht De Jonge belangrijk om niet verzeild te raken in een praktijk waar het recht van de sterkste (marktpartijen) geldt.
Politiek handelen ziet hij ook als een verplichting naar de toekomstige generaties. In zijn eigen CDA-kringen resoneert dit verantwoordelijkheidsbegrip als ‘rentmeesterschap’; het idee van de aarde als bruikleen aan de mensheid. De nieuwe nota staat vanuit die overtuiging dan ook voor het “sterker maken wat sterk moet worden”. Het is een duidelijke en uitlegbare benadering, maar wel een die politiek wat gekleurd is en daarmee op lange termijn ook weerlegbaar zal zijn.
Betere doorwerking
Naast een inspirerend verhaal gaat de nieuwe nota dus “een instrument om te sturen op de ontwikkeling van ons land” zijn. Daarbij wordt beloofd dat samenhangende nationale ruimtelijke keuzes worden gemaakt, de doorwerking wordt verbeterd, de uitvoering wordt versterkt én dat de aanpak vorm krijgt met andere departementen en overheden.
Een concreet handelingsaspect daarin betreft de begrippen ‘heel Nederland’ en ‘overbruggen van scheidslijnen’ die in de aanloop naar de definitieve versie van de nieuwe nota (gepland voor najaar 2024) leidend zijn bij de volgordelijkheid van beleidsvorming en input.
‘Moderne duurzame buurt in Almere, Nederland. Luchtfoto.’ door Pavlo Glazkov (bron: Shutterstock)
Waar voorheen ruimtelijk beleid als een Haags dictaat min of meer aan het land werd opgedragen is nu, ter voorbereiding, aan provincies een ruimte-inschatting gevraagd voor dossiers als woningbouw, energie en landbouw. Het is een poging om de fijnmazigheid en effectiviteit van later landelijk beleid te verhogen. De inzet is eveneens een duidelijk voorbeeld van transformatie van ruimtelijke traditie ten opzichte van eerdere nota’s. In weerwil van signalen dat sommige provincies niet (alle) opgaven kunnen of willen inschatten, omdat men ze (terecht) een nationaal karakter toedicht, is het een interessant traject. De vraag blijft wel of deze omkering tot een soepeler acceptatie en implementatie van het navolgende en alsnog deels door Den Haag geformuleerde beleid zal leiden.
Ambitieus proces
Het nu ingezette procesverloop is daarnaast in de beoogde planning en doorloop zowel moedig als ambitieus te noemen. De urgentie voor nieuw beleid en transitie is er. De wens van de minister om nog in deze regeerperiode tot resultaat te komen, is al even begrijpelijk.
Tegelijkertijd getuigt het aangekondigde, expliciete presenteren van keuzes rond de leefomgeving in samenhang met kaartbeelden in 2030, 2050 én een doorkijk naar 2100 van besef om de waan van de dag te moeten overstijgen. Met de nota worden, naast urgente keuzes nu, ook al richtinggevende uitspraken gedaan voor de periode tot 2050.
Meer hoop
In een van de deelsessies (Programma Mooi Nederland) lichtten de ontwerpers Winy Maas en Ton Venhoeven alvast een tipje van de sluier tot welke inzichten verkennend, ontwerpend onderzoek in combinatie met innovatief denken kunnen leiden. Hoopvolle kernbegrippen daarin waren: interdisciplinair, samenwerking in deskundige allianties en werken in een iteratief proces. De verwachtingen en hoop (en soms scepsis) van de aanwezigen namen, mede door dit soort presentaties, gedurende de dag allengs in omvang toe. Daarmee groeit onverbiddelijk ook de druk op de minister, betrokkenen én de nieuwe nota. Maar in het bijzonder rond overtuigende antwoorden op de eerder ongemoeid gelaten vraag: ‘Hoe dan?’
Cover: ‘Tractor cultiveert landbouwgrond tijdens zonsondergang bij een rij windturbine. Groningen, Nederland.’ door Sander van der Werf (bron: Shutterstock)