Hoogleraar (problematiek van de grote steden) Zef Hemel droomt de derde Gouden Eeuw van Amsterdam en koerst af op 2,5 miljoen inwoners voor de stad. Anderen daarentegen kraaien victorie door te wijzen op de uitstroom van Amsterdammers (netto binnenlandse migratie nam in 2015 af). “Mensen willen weer een huis met een tuin en rust” is de samenvattende conclusie van de ‘trendwatchers’ die relativerende data-analyses van wetenschappers als Willem Boterman (“een deel vertrekt, maar hoogopgeleide gezinnen blijven in de stad wonen”) en Jan Latten (“inhaaleffect”) in de wind slaan.
Een ander onruststoker is dat de drukte in kosmopolitische steden een deel van de bewoners tot schuimbekken brengt. Zij mobiliseren plaatselijke kranten en verwarde burgers om de lokale overheden tot drastische ingrepen te dwingen. Drukte komt niet als vanzelf: het succes van de stad lokt. Er worden legio ‘oplossingen’ bedacht. Maar welke hebben effect en laten de succesmotor soepel doorlopen?
En dan die tweedeling. Er zijn groepen en wijken die achterblijven bij de recente economische groei in die steden. Dat is volgens velen niet eerlijk. Als ik de tweets van Jaap Modder goed begrijp dan wordt het toekomstige verval van perifere steden in Nederland veroorzaakt doordat we alle kaarten op Amsterdam richten. Gerard Marlet, Henri de Groot, Wouter Vermeulen en Coen Teulings (niet de minste economen) wijzen er in hun recente boek Groei & Krimp juist op dat door niet de troefkaart Amsterdam te spelen we opgescheept zitten met waterhoofd Almere. Hun analyse komt erop neer dat als de markt in Almere zijn werk had gedaan, het een dorp van maximaal de omvang van Zeewolde zou zijn geweest.
Het spreidingsbeleid van na de oorlog heeft amper positief economisch effect gehad. Maar wel behoorlijk wat negatieve. Zo heeft een stad als Amsterdam onvoldoende woningen gebouwd voor de grote groep hoogopgeleiden die graag in die stad willen wonen, aldus onze economen. Dat heeft negatieve welvaartseffecten gehad. Als er op het grondgebied van het huidige Amsterdam eens zoveel mensen hadden gewoond (zeg het aantal van Zef Hemel), zouden die daar gemiddeld zeven procent meer hebben verdiend!
Economie laat zich niet dwingen. En als economie niet naar de periferie komt, komt de periferie maar naar de centra, moet Heleen Mees gedacht hebben. Haar voorstel om mensen naar de steden in het westen te laten verhuizen, verwekte dan weer wel behoorlijk wat amok.
Hoogbouw! Praat de gemiddelde Amsterdammer er niet van. Zelfs jongeren moeten er niet aan denken dat straks, al fietsend door de stad, het zicht op de grachtengordel wordt onttrokken door hoge gebouwen aan de randen van de stad. Maar de appartementen in die hoge torens gaan wel als zoete broodjes over de toonbank.
En dan hebben we het nog niet over de vluchtelingenstroom gehad, die tot voor kort lokale hard core linkse intellectuelen als Philip van Tijn tot uitspraken verleidt die niet misstaan in het oeuvre van Geert Wilders.
Groei, uitstroom, arm versus rijk, vreemdelingen, ja zelfs hoogbouw. Ze lagen alle ten grondslag aan de éérste Gouden Eeuw van Amsterdam. Deze verbluffende paralellen worden prachtig beschreven in Russel Shorto’s Amsterdam. Shorto wijdt in zijn tekst uit over de ondertitel: Geschiedenis van de meest vrijzinnige stad ter wereld.
De stad was vanwege de desinteresse van feodale heersers in moerasgebied, aangewezen op samenwerking en pragmatische oplossingen. Ideale voedingsbodem voor een liberale groeieconomie. Dat trok vreemdelingen vanuit de verre omtrek met een grote mate aan verscheidenheid tot gevolg. Pragmatisme (iets geheel anders dan een poldermodel) en diversiteit: basisingrediënten voor een Gouden Eeuw. Shorto’s boek lag al op mijn stapel (want zijn boek over New York was een genot om te lezen).
Maar het was de econoom Henri de Groot (VU Amsterdam) die me op dat boek wees om de kracht van Amsterdam te leren begrijpen. De droom van Zef Hemel kan wel degelijk werkelijkheid worden, als we ons tenminste niet gek laten maken.
Bron: ROmagazine
Cover: ‘pedestrians busy’