Verslag De Leerstoel Gebiedsontwikkeling onderzoekt hoe ontwerpkracht ingezet kan worden voor integrale gebiedsontwikkeling. Tijdens de online bijeenkomst ‘Ontwerpen voor en in gebiedsontwikkeling’ op 11 november vertelden uiteenlopende experts over hun ervaringen en ideeën. “Je moet combineren waar kan, maar ook kiezen waar moet.”
Bekijk de presentatie (pdf)van deze bijeenkomst
Voor Adri Duivesteijn (prominent politicus en voormalig wethouder Gemeente Almere) staat de identiteit van de omgeving centraal in het beantwoorden van de vraag welke rol ontwerp in de grote opgaven speelt. “Deze bepaalt het karakter van de stad en laat zien welke potenties aanwezig zijn.” Voor de planvorming is een goed beeld van die identiteit essentieel om de moeilijke keuzes te maken en draagvlak te verwerven voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Hij doelt daarbij (zoals gebruikt bij Schaalsprong Almere) op de Almere Principles. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op de identiteit, het karakter van het gebied (de meerkernenstad) en de opgaven voor de toekomst van Almere (de groeiopgave van 10 duizenden woningen en 100 duizend banen). Samen zorgden zij voor de structuur waarbinnen het programma zich door de tijd heen kon ontwikkelen.
Door de huidige druk op de woningmarkt wringt het volgens Duivesteijn dat er eerst een programma wordt bepaald, waar vervolgens een plek voor wordt gezocht. In Almere kregen alle betrokken stakeholders de kans om binnen het door de gemeente opgestelde kader hun creativiteit te gebruiken voor de invulling.
Traditie of vernieuwing?
Maarten Janssen (projectdirecteur Amvest) onderschrijft dat de overheid een kaderstellende rol zou moeten hebben. In een situatie waar “we gewoon te weinig ruimte hebben om alles naast elkaar te zetten” moeten we het ontwerp strategisch inzetten: door middel van onderzoek, analyse en ontwerp uitproberen wat kan. “Dat is het vierkantje waar alles moet gebeuren” (zie afbeelding hieronder).
Dat de overheid daarin de koers uitzet is volgens hem een logische rolverdeling. Desondanks ontbreekt het diezelfde overheid de laatste tien jaar aan durf en is de koers die wordt uitgezet niet altijd de meest ideale. Hij neemt het voorbeeld van Oosterwold in Almere. Dit woningbouwgebied is extreem dun bebouwd, en dat is volgens Janssen vanuit het perspectief van de Nederlandse woningbouwopgave niet te verantwoorden.
Om tot goede keuzes te komen, moet er op verschillende schaalniveaus (gebied, regio, land) interactie georganiseerd worden met de stakeholders om de vraagstukken en oplossingen op deze schaalniveaus met elkaar te verbinden. De rol van het Rijk is daarbij momenteel een heet hangijzer. De vraag is of zij terug dient te gaan naar de traditionele rol of dat een vernieuwde regierol geschikter is.
Window of opportunity
Hans ten Hoeve (beleidscoördinator ministerie van BZK) onderschrijft het belang van het inzetten van ontwerp in verkenningen en ontwikkelingstrajecten. “Daar zijn we altijd al mee bezig, bijvoorbeeld in regionale ontwikkelingsstrategieën zoals MIRT-trajecten, maar die rol zal de komende tijd zwaarder worden.” Daarbij zijn volgens hem ruimtelijk denken, co-creatie en het verbinden van belangen aspecten die dankzij ontwerpen mogelijkheden scheppen. Duivesteijn sluit zich hierbij aan en voegt toe dat het kader waarbinnen de markt kan opereren aanspoort tot creativiteit.
Strategisch ontwerp en het ontwerpconcept vormen de overgang van het
ontwerpen voor gebiedsontwikkeling naar het ontwerpen in gebiedsontwikkeling - Afbeelding uit presentatie Leerstoel Gebiedsontwikkeling als aftrap van de kennisbijeenkomst
Marco Broekman (stedenbouwkundige bij BURA urbanism) ziet door gebrek aan regie en door de enorme complexiteit Nederland vastlopen in alle opgaven. Ontwerpend onderzoek kan volgens hem helpen opgaven te verknopen en keuzes te maken: “Je moet combineren waar het kan, maar ook kiezen waar het moet.”
Hij benoemt het gevaar dat ontwerpend onderzoek als een toverformule wordt ingezet, maar dat er vanuit de betrokkenen bij zo’n ontwerpstudie niet voldoende wordt nagedacht over de slag daarna: wat zouden de heldere vervolgstappen zijn? Het betrekken van private partijen bij ontwerpend onderzoekstrajecten kan volgens hem helpen om de inzichten uit zo’n traject verder te brengen.
Duivesteijn vindt het belangrijk dat alle partijen en de omgeving in alle planfases te betrekken, zowel in de zogenaamde vrije ruimtes – de meer informele soft spaces – als in de hardere, meer formele gremia. Daardoor ontstaan goede ideeën en draagvlak, en openen windows of opportunity zich, die partijen de gelegenheid geven kansen te pakken.
Mini-onderzoek
Yvonne van Mierlo (directeur Blauwhoed Studio) ziet een rol in het meenemen van het perspectief van de gebruiker, en deze in het ontwerptraject – al dan niet fictief – aan tafel te zetten. Fred Schoorl (directeur BNA) denkt dat het on-Hollands is om de kracht van de vrije ruimte echt te benutten. Maar juist daar zit de kracht van het ontwerpend onderzoek. Het is dus zaak om aan de voorkant, met de partijen die betrokken zijn bij een vraagstuk, aan het werk te gaan en commitment te creëren. Op die manier kun je meerdere mogelijkheden en strategieën verkennen die impact kunnen hebben op gebiedsontwikkelingen.
Volgens Janssen kan ontwerpen in de samenwerking naast een verbindende rol ook een agenderende functie hebben - en zo op een flexibele manier de drager van een oplossing zijn. Jannemarie de Jonge (partner Wing) legt de nadruk op de experimentele component van ontwerpend onderzoek: “Wanneer een ontwerpverkenning een afhoudend effect heeft, is dat ook een uitkomst.”
Van Mierlo vult aan dat het betrekken van bewoners en gebruikers de kans vergroot om agenderend en activerend bezig te zijn (zie afbeelding hieronder). Duivesteijn legt de nadruk op de rol van de wethouder of bestuurder in het gebied. De bestuurders moeten affiniteit hebben met de onderwerpen, leiding willen geven aan het ambtelijk apparaat en op een gezaghebbende manier ideeën over willen brengen. Dus als de rol van het Rijk weer groter wordt, moeten de kaders stabiel zijn en moet er vertrouwen zijn dat de afspraken kunnen worden nageleefd.
Broekman haalt het voorbeeld van de gebiedsontwikkeling Merwedekanaalzone in Utrecht aan. Hier zijn tien partijen betrokken bij het maken van het stedenbouwkundig plan. Onder het toeziend oog van goede gemeentelijke projectleiders zijn de private partijen aan het werk. Ontwerp wordt hier in de vorm van mini-onderzoekjes gedurende het proces gebruikt om te laten zien wat er kan en waar de grenzen van de maakbaarheid liggen. Zo werd dankzij ontwerpend onderzoek ontdekt dat dit hoogstedelijk gebied niet 100% energieneutraal kan worden.
‘Tijdens de bijeenkomst ‘Ontwerpen voor en in gebiedsontwikkeling’ in november vertelden experts over hun ervaringen met en ideeën over de rol van ontwerp in gebiedsontwikkeling. “Je moet combineren waar het kan, maar ook kiezen waar het moet.” 2’
Onderscheid in de verschillende type impact die ontwerp op gebiedsontwikkeling kan hebben
- Afbeelding uit presentatie Leerstoel Gebiedsontwikkeling als aftrap van de kennisbijeenkomst
Beperkt en fragiel
Het belang van ontwerpend onderzoek in de Nederlandse ruimtelijke planning wordt door alle sprekers onderschreven, maar de complexiteit wordt duidelijk wanneer de sprekers aangeven welke belangen het meest prangend zijn. De Jonge zet bijvoorbeeld het onderwerp van segregatie, de maatschappelijke tweedeling, op de agenda. Dankzij de ontwerpdialoog zijn kwetsbare onderwerpen concreet te maken en is het tegelijk mogelijk om deze te toetsen.Broekman vult aan dat het enkel mogelijk is om normatieve vraagstukken te agenderen en er tussen 'holistisch' en 'specialistisch' bewogen moet worden. “Gedurende het ontwerpproces kunnen deelthema’s geïntegreerd worden en kan je ontdekken wat passende concepten zijn”, vult De Jonge aan.
Paul Gerretsen (agent Vereniging Deltametropool) overstijgt de discussie door te waarschuwen dat er met steeds mooiere ontwerpen een status quo in stand wordt gehouden. Hiermee doelt hij erop dat de ontwerpers zelf onderdeel worden van het probleem. “Vanwege de dominantie van allerlei sterk vertegenwoordigde belangen komen andere belangen [en dus andere oplossingsrichtingen, red.] niet aan bod.”
Conclusie: ontwerpend onderzoek wordt dus wel veel gebruikt, zoals bij opgaven rond energie en erfgoed, maar er worden weinig echte transities mee bereikt. Zonder bestuurskracht en een competent ambtelijk apparaat zijn de randvoorwaarden namelijk erg beperkt en fragiel. Dit moet helder zijn wanneer partijen samen aan een vraagstuk werken. Een sterke, kaderstellende rol van het Rijk kan er daarbij voor zorgen dat de gewenste ‘stip op de horizon' gezet wordt.
Hoe verder? Doorkijk naar 2021
De Leerstoel Gebiedsontwikkeling heeft drie kernvragen opgesteld voor de rol van ontwerpend onderzoek in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
- Hoe kan ontwerpkunde effectief geïntegreerd worden in uitvoeringstrajecten van de NOVI?
- Onder welke ruimtelijke condities kunnen gebieden snel(ler) ontwikkeld worden tot toekomstbestendige, duurzame gebouwde omgevingen?
- Op welke wijze kan de impact van ontwerpend onderzoek op de politieke, maatschappelijke en financiële haalbaarheid van gebiedsopgaven vergroot worden?
In het nieuwe jaar verschijnt de publicatie ‘Ontwerpen voor en in gebiedsontwikkeling’. Hierin bundelt de Leerstoel Gebiedsontwikkeling de inzichten uit deze onderzoekslijn en kijkt zij vooruit. Wilt u deze publicatie (digitaal of hardcopy) ontvangen? Of heeft u input voor de onderzoeksagenda waar we volgend jaar mee verder kunnen? Mail dan naar Jutta Hinterleitner (J.T.Hinterleitner@tudelft.nl).
Bekijk de pitches van de panelleden
Cover: Screenshot van tijdens de bijeenkomst
Cover: ‘Panelleden Ontwerpend onderzoek & GO 11 nov 2020 Cover’