Nieuws Het woord crisis verdwijnt langzaam uit het vakdebat. De contouren van de nieuwe realiteit beginnen zich af te tekenen. Een terugtrekkende overheid is hierin een blijver. Zo riep Henk Ovink tijdens een recent debat in het NAi over de op Prinsjesdag verschenen Actieagenda architectuur en ruimtelijk ontwerp 2013-2016 op ‘om op breed niveau zelf initiatief te nemen’.
Een roep om meer initiatief vanuit markt en samenleving. In Engeland staat de overheid al langer op afstand van gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling.nu sprak met professor David Adams (University of Glasgow) naar aanleiding van een aan de TU Delft uitgevoerd vergelijkend promotieonderzoek tussen de Engelse en de Nederlandse praktijk van PPS. Volgens Adams domineert in de UK de planningsbenadering, waarin het ontwerp een ondergeschikte rol heeft en de meer abstracte planningsprincipes een hoofdrol spelen. Een belangrijke onderscheidende kwaliteit die hij in Nederland ziet is de integratie van planning en ontwerp. Via het ontwerp wordt nagedacht over de kwaliteit van de leefomgeving. De planningsbenadering leidt volgens Adams in Engeland veelal tot gefragmenteerde ontwikkelingen. Zo is er in de Londense Docklands achteraf veel kostbaar reparatiewerk verricht, met name in de infrastructuur.
‘Ontwerpkracht in de nieuwe realiteit - Afbeelding 1’
Liverpool one
Adams pleit dan ook voor integrale gebiedsontwikkeling. Naast een functionele component ziet hij de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit als een belangrijk onderscheidend kenmerk van de Nederlandse aanpak. Ruim twee decennia geleden is dit op de agenda gezet met de eerste Architectuurnota, met daarin aandacht voor de culturele en esthetische waarde van architectuur. Na twintig jaar rijksbeleid op het terrein van stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp is er nu de Actieagenda met als titel 'Werken aan ontwerpkracht’. Rudy Stroink pakte op Gebiedsontwikkeling.nu de handschoen alvast op met een open brief aan de jonge generatie. Zijn vraag is: Waar is de avant-garde van deze tijd? Uit de reacties op het stuk van Stroink komt vooral een pragmatische generatie naar voren, die graag met relevante partijen uit het veld aan de slag wil.
De polemiek tussen de autonomie van de architectuur versus maatschappelijke relevantie is zeker relevant. Maar de rol van het ontwerp in gebiedsontwikkeling is genuanceerder en breder. De nieuwe realiteit biedt ruimte voor meerdere benaderingen, die afhankelijk van de opgave een bijdrage kunnen leveren aan de uitdagingen van deze tijd. Misschien een beetje zoals architect Maaskant, prominent van de vorige avant-garde, die naast ontwerpen aan architectuur met een grote A werkte aan serieproducten met een uitstekende bouwkundige kwaliteit. Stroink ziet de opgave voor de jonge generatie stedenbouwers als het vormgeven aan een nieuwe productieve stad, die economische en sociale processen op zo effectief mogelijke wijze faciliteert. Nieuwe coalities van ontwerpers, overheid, ontwikkelaars, burgers en bedrijven moeten hieraan vormgeven met behulp van ‘inspirerende vergezichten’. Ontwerpend denken kan door haar verbindend vermogen een bijdrage leveren aan het schetsen van dit grotere perspectief, waarin concrete opgaven zich bevinden. Naast reflectief vermogen vraagt dit van ontwerpers theoretische en praktische kennis ten aanzien van economische, ecologische en sociale opgaven en processen. Maar ook om bewustzijn en inzicht in de toegevoegde waarde van de spelers in de (mogelijke) coalities. Wat is voor vandaag en morgen hun bijdrage aan de (ruimtelijke) kwaliteit van onze leefomgeving?
Cover: ‘London Docklands’ door Levranii (bron: Shutterstock)