Analyse Hoe krijgen we ruimtelijke opgaven als de energietransitie, de woningbouwopgave en klimaatadaptatie voor elkaar? Elk thema lijkt burgers slechts verder tegen elkaar in het harnas te jagen. Er valt wat te leren van de gang van zaken aan onze kust, betoogt Martin Hendriksma. Op die kwetsbare strook krijgt het nieuwe Nederland al vorm.
Het Kustwerk Katwijk werd in 2016 bekroond tot Nederlands beste stukje openbare ruimte. Hoe terecht. Het kustwerk omvat een zeepromenade, een nieuw duingebied en een parkeergarage voor 650 auto’s. Primair is het bedoeld om het voormalige vissersdorp te beschermen tegen de zee. Tegelijk vormt het een oplossing voor het auto-infarct in de ‘s zomers drukbezochte badplaats. De populaire boardwalk over het door zand en helmgras onherkenbare parkeerdak biedt geweldig zicht op zee.
Strandwethouder Jacco Knape (SGP) vertelde vol trots over de negenhonderd meter lange ‘dijk in duin’. Toch gold het project binnen zijn gemeente lange tijd als omstreden. Al decennia hadden ze in het voormalige vissersdorp weinig van het zeewater te vrezen. Van die zeespiegelstijging merkten ze niets. Waar was het nieuwe duin, dat de vertrouwde zeeboulevard wegrukte van het strand, nou helemaal voor nodig? Kattukers zijn niet de makkelijksten om van een afwijkend standpunt te overtuigen. Het is eigenzinnig volk. Toch lukte het Knape en zijn ambtenarenstaf. Sterker: het kustwerk vormt er de startmotor voor een nieuwe wijze van omgaan met de kuststrook.
De kust als katalysator van een door brede lagen van de bevolking omarmd ruimtelijk beleid. Het klinkt als een sprookje, maar het gebeurt. In gang gezet door de landelijke en provinciale kustpacten die sinds 2017 werden afgesloten om verdere aantasting van strand en duin te voorkomen. Een coalitie van kort daarvoor nog gezworen vijanden als natuurbeschermers en recreatieondernemers schaarde zich erachter.
Het strand vormt een van de laatste plekken waar Nederlanders van uiteenlopende rang en stand, kleur en leeftijd elkaar nog tegen het lijf lopen. Een dierbare plek waar we ons met z’n allen hard voor willen maken. Die gezamenlijkheid kan van pas komen bij de talloze ruimtelijke opgaven die ons elders in Nederland wachten. De windmolens en de zonneparken die bij gebrek aan lokaal draagvlak zo moeizaam van de grond komen. Wat valt er te leren van de praktijk aan de kust? Het leek me vier jaar geleden een intrigerend vertrekpunt voor een nieuw boek.
Elite
De liefde voor de kust bloeide bij ons laat op. In Engeland verrezen rond 1750 al de eerste badhuizen. Ze waren bedoeld voor de elite, om er de steeds smeriger industriesteden te ontvluchten. De onstuimige zee gold lang als te vermijden gebied. Maar voor de stadsbewoner bood de frisse zeelucht eind achttiende eeuw belangrijke zuurstof. Britten dronken het zeewater als medicijn voor alle denkbare kwalen, en met bierpullen tegelijk.
Ook Frankrijk en Duitsland waren ons in die nieuwe trend al voorgegaan toen in 1820 te Scheveningen het eerste badhuis aan de Hollandse kust verrees. Het lag op een tikje excentrisch gelegen plek, waar de hogere klasse per badkoets afgeschermd te water ging. Pottenkijkers waren niet welkom. Wie zich in de buurt waagde in de hoop op een streepje bloot, wachtte een boete van 25 gulden. Toen een royaal maandloon.
Pas begin twintigste eeuw ontdekte de massa het strand. Het kort daarvoor als meest mondaine badplaats van Europa opgezette Bad-Zandvoort werd overlopen door volk dat vanaf Amsterdam kwam aangetreind. Het waren de jaren dat er aandacht ontstond voor het miserabele leefmilieu van de arbeidersbevolking. In vakantiekolonies aan zee konden honderdduizenden stadskinderen (‘bleekneusjes’) zes weken aansterken. De elite vluchtte naar de Côte d’Azur. Ons strand werd allemanszand, een plek voor iedereen.
Dat bracht, vonden ‘s rijks planologen, ook een gevaar met zich mee. Hielden al die uiteenlopende Nederlanders het op den duur samen uit? De Tweede Wereldoorlog zou de kuststrook ontzield achterlaten, maar bood tegelijk uitkomst. Voor de aanleg van Hitlers Atlantikwall werd een groot deel van de kustbouwing gesloopt. Twee jaar na het vertrek van de Duitsers kwam de Rijksdienst voor het Nationale Plan met zijn ‘Beschouwingen betreffende de wederopbouw der Noordzeebadplaatsen’. Elke badplaats kreeg zijn eigen profiel, zodat dagjesmensen met hun hang naar vertier konden worden gescheiden van de serieuze vakantieganger. ‘Bij het dagbezoek overwegen de lagere inkomensklassen’, schreven de ambtenaren, ‘dit stoot het vacantiebezoek uit hogere inkomensklassen af.’
‘Autostrand bij Oostvoorne in de jaren zestig’ door Martin Hendriksma (bron: Foto uit boek ‘Aan zee. Een kroniek van de kust’)
Opportunistische keuzes
Zo leek de aan het strand ingezette vermenging van rangen en standen bestuurlijk bezworen. Maar de kust liet zich niet door een rijksdienst dwingen. Veel badplaatsen maakten na de oorlog hun eigen, opportunistische keuzes. In plaats van de gewenste verscheidenheid ontstond sterkere monotonie. Karakteristieke kustdorpen herrezen als eenheidsbeton. Allemaal uit vrees dat de badgast bij de buurgemeente zou boeken.
Het bleef allemanszand, onze kust. Mét dus ook dat sluipende gevaar van botsende strandgangers dat de rijksdienst voorzag. Dat bleek begin deze eeuw toen Nederland in ruimtelijk opzicht kortstondig als voltooid werd beschouwd. Het rijk dat zich decennia sterk maakte voor de kwetsbare kustnatuur, trok zich terug. Gemeenten kregen het aan de kust voor het zeggen. De naoorlogse betonbouw verbleekte bij de bouwdrift die nu ontstond: het ene na het andere vakantiepark en appartementengebouw werd uitgerold. Vergunningen waren tijdens een diner voor twee met de wethouder zo geregeld. Die zag het toerisme als welkome injectie voor de gemeentekas. En gaf de lokale bestuurder in een vergrijzend krimpgebied eens ongelijk.
Een Zeeuwse natuurbeschermer verzamelde in 2016 op verzoek van Natuurmonumenten het totale aantal kustaccommodaties dat in de drie voorgaande jaren was verrezen. Hij telde er de goedgekeurde plannen voor de drie volgende jaren bij op. Onthutsende cijfers. Het ging om meer dan 7.000 strandverblijven, waarvan ruim 4.100 langs de Zeeuwse kust. Zeeland stond in de uitverkoop. Ook langs de Hollandse kust begon het te knellen.
Als reactie ontstond de beweging ‘Red de kust’. Gezworen vijanden die elkaar kort daarvoor tot in de rechtszaal bestreden, kwamen erin samen. Rijk, provincies, gemeenten, natuurbeweging, projectontwikkelaars én recreatieondernemers schaarden zich in 2017 achter het nationale Kustpact, dat sindsdien een rem vormt op vakantieparken en hotels. Provinciale uitwerkingen volgden. Want je kunt die kust wel vol bouwen, maar dan wordt tegelijk de kip geslacht met de gouden eieren. Juist het oceanische gevoel van ruimte en vrijheid is immers wat ons erin trekt.
Wat levert die herwonnen eendracht ons per saldo op? Iets tegenhouden brengt makkelijk grote groepen mensen in het geweer. De hamvraag luidt: hoe peur je uit die gezamenlijkheid iets wat onze kust niet alleen beschermt, maar ook op duurzame wijze vooruit helpt?
Nieuw strand
Twee jaar na de oplevering van het prijswinnende Katwijkse kustwerk volgde in de herfst van 2017 een nieuwe ‘Gebiedsagenda Katwijkse kust’. De architecten werkten twee opties uit. De eerste is het versterken van de huidige duinen. Maar een échte stap, schrijven de ontwerpers, is een ‘volledig nieuwe duinenrij’ voor de kust. ‘Er ontstaat een dynamische, recreatieve, ecologische en natuurlijke bufferzone tussen de zee en het water.’
Wat in Katwijk voor de deur staat, zal de komende decennia op veel plekken langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust gaan gebeuren. Er ontstaan honderden meters van nieuw duin en strand; van nieuwe mogelijkheden. De aanleg heeft gezien de voorspelde zeespiegelstijging urgentie, zeker, maar anders dan in 1947 bij de Wederopbouw kunnen we in relatieve rust onze kust kleien. Hoe houden we daarbij rekening met alle uiteenlopende belangen?
Sinds de kustpacten ligt de bouw van accommodaties aan banden. Het heeft de lokale leefbaarheid nog niet versterkt. Tijdens de hectische coronazomer van 2020 klonk alom de roep dat het zo niet langer kon. Strandwethouder Knape had het nooit zo druk. De Reddingsbrigades moesten in totaal bijna tienduizend keer uitrukken – het zoveelste record of, liever, dieptepunt.
‘Resten van de Atlantikwall’ door Martin Hendriksma (bron: Foto uit boek ‘Aan zee. Een kroniek van de kust’)
Het zijn de hetere en langere zomers die ons parten spelen. Een bevolking die blijft groeien. Een reeks van uitgewoonde kustplaatsen dreigt. Hun eigen karakter, of wat daarvan over is, bezwijkt op het platgetreden pad der commercie – wie wil dat op de langere termijn? Het roer moet om. En dat gebeurt. Je ziet het aan een terughoudender vergunningenbeleid. Wie weet laten de talloze strandfestivals zich regionaal in specifieke weekends clusteren. Dan weet de natuurliefhebber dat hij op zo’n moment de kust moet mijden.
De toenemende hectiek aan de kust vormt de motor voor initiatieven die voor lijken te sorteren op duurzamere keuzes. Aan de volgebouwde Zeeuws-Vlaamse kust opent dit jaar Waterdunen de deuren: een mengvorm van ingetogen vakantiepark en 250 hectare nieuw gecreëerde zilte natuur. De Friese Waddenkust wordt naar verwachting binnenkort doorgestoken voor Holwerd aan zee: een kunstmatig binnenmeer dat in verbinding staat met de Waddenzee. Een lokale gebiedscoöperatie voert de regie.
Lokale vertaling
Nieuwe natuur en omgevingsvriendelijke recreatie gaan bij deze projecten hand in hand. De lokale leefbaarheid kalft niet af, maar wordt versterkt. Met de naderende Omgevingswet en de omgevingsvisies die in samenspraak met burgers in 2024 moeten worden afgerond, mag elke kustgemeente haar eigen profiel gaan kneden. Dat biedt een handvat om wethouders met slappe knieën te corrigeren. Een aangescherpt omgevingsplan dempt de kansen van cowboys langs de kust.
Ook in Katwijk voltrekt zich dat proces. Strandwethouder Knape wil alle uiteenlopende partijen bijeen brengen. Een leegstaand gebouw, vlakbij zee, moet de lokale kustdiscussie faciliteren. Het waterbedrijf Dunea wil meedoen, vertelde hij, het hoogheemraadschap, de gemeente, natuurorganisaties, talloze andere partijen. ‘Het is voor Katwijk belangrijk dat die discussie wordt gevoerd, maar ook toeristisch interessant. Je zou zelfs kunnen denken aan een bezoekerscentrum waar je het verhaal vertelt van het stijgende water.’
Zo krijgt het landelijke kustpact zijn lokale vertaling. Starre meningen en stokpaardjes worden omwille van de leefbaarheid verlaten, een herwonnen gemeenschapsgevoel komt boven drijven. Dat is wat mij betreft de les voor bestuurders in het achterland. Maak de lokale opgave inzichtelijk aan de hand van panorama’s. Schets de gevolgen van ongewijzigd opportunisme. Ja, de betoonde openheid maakt je kwetsbaar en kan lokale meningen eerst doen clashen – het zij zo. Uit het verhitte debat zal uiteindelijk de oplossing rijzen, zeker waar economie en ecologie kunnen worden gecombineerd.
Na vier jaar onderzoek van Cadzand tot Rottumeroog kan ik niet anders dan concluderen: de ontwikkelingen aan de kust geven hoop. In een groeiend aantal gemeenten is de polarisatiemodus op z’n retour. Recente initiatieven voeden de lokale trots. Zie de Kattuker maar eens over zijn boardwalk paraderen.
Vorige week verscheen ‘Aan zee. Een kroniek van de kust’ door Martin Hendriksma. Uitgeverij De Geus. Prijs: €23,50.
Dit artikel verscheen eerder in verkorte versie op de website van Binnenlands Bestuur
Cover: ‘Luchtfoto Zandmotor, Den Haag’ door Martin Hendriksma (bron: Foto uit boek ‘Aan zee. Een kroniek van de kust’)