Onderzoek Dit rapport “Op weg met de Omgevingswet” omvat het verslag van een botsproef met de zes kerninstrumenten van de toekomstige Omgevingswet. De botsproef is bedoeld als kritische test van de werking en effecten van het instrumentarium van de wet, om inzicht te krijgen in de werking en de effecten van de kerninstrumenten: gaat het snel, is het flexibel, leidt het tot goede kwaliteit van de leefomgeving? Hieraan is een aantal toetsvragen gekoppeld, dat in een serie casussen is getoetst.
Verslag van een botsproef met de kerninstrumenten van de Omgevingswet
De botsproef is uitgevoerd met ervaren deskundigen uit de praktijk en uit de beleidsomgeving van ministeries, provincies, waterschappen en gemeenten. Er was voor hen tijdens het spel veel ruimte voor creativiteit en voor afstemming met de andere deelnemers, omdat dit het leerproces over de toepassing van de wetgeving vergroot en dus ook de opbrengst van de botsproef.
Tijdens iedere simulatieronde waren tevens enkele beleidsmedewerkers van het ministerie aanwezig, met als opdracht het spelverloop te observeren. Hierdoor hadden zij de rol van ‘watchers’. De combinatie van de vooraf ingestelde casuïstiek in de Legal Simulator, met ruimte voor creativiteit door de deelnemers en met beschouwingen door de 'watchers', heeft tot inzichten geleid over in de gebruiksmogelijkheden van de instrumenten uit de Omgevingswet.
Hieronder maken wij een samenvatting van de uitkomsten uit de botsproef. De onderbouwing en nadere uitleg staan in het rapport.
Algemene conclusie
De botsproeven laten zien dat de Omgevingswet uit een relatief eenvoudig stelsel van zes kerninstrumenten bestaat. Het feit dat de Omgevingswet te vertalen is in een relatief eenvoudig bordspel (simulatiespel), geeft een positieve indicatie dat er sprake is van een vereenvoudiging van het bestaande complexe omgevingsrecht. Wat dat betreft ligt de Omgevingswet goed op koers en onze conclusie uit de botsproef is dat de Omgevingswet een fundamentele stap voorwaarts zet. De wetgever kan wel een aantal keuzes maken om de doelstelling van snelheid, flexibiliteit en kwaliteit ook praktijk te laten worden.
De botsproeven zijn gebaseerd op een aantal typerende bestaande en toekomstige opgaven, zoals gemeentelijke krimp, hoogwateropgaven en binnenstedelijke vernieuwing. In al die gevallen komen de betrokken bestuurders en private partijen voor de vraag te staan, hoe zij hun diverse belangen kunnen afstemmen en hoe zij de besluitvorming soepel kunnen laten verlopen.
Uit de botsproeven is gebleken dat deze partijen behoefte hebben aan een wettelijke regulering van hun overleg en van hun samenwerking (publiek-publiek en privaat-publiek) en van een brede inzetbaarheid van de Elverding-methode. Ook bestaat behoefte om via een zekere mate van bestuurlijke afwegingsruimte tot een integrale conclusie te komen.
Meer in detail kan de conclusie worden getrokken dat de wet nader kan worden uitgewerkt om tot een werkelijke verbetering te leiden in de casuïstiek van projecten, gebiedsontwikkelingen en duurzame beleidsambities. Want het is – op basis van de botsproeven met de conceptwetteksten van afgelopen zomer – nog te vroeg gebleken om te concluderen dat de zes kerninstrumenten uit zichzelf tot betere of snellere uitvoering zullen leiden. De botsproef duidt erop dat hiervoor nog aanpassingen en invullingen kunnen worden doorgevoerd in de wet, mede in relatie tot de bestuurscultuur die nodig is voor de goede uitvoering ervan.
Zie voor de volledige publicatie:
Cover: ‘Thumb_wet en regelgeving_0_1000px’