7 november 2016
9 minuten
Verslag De informatietechnologie ontwikkelt en verbreidt zich zo snel dat we op tal van terreinen niet goed weten welke kant het opgaat. Of positief gesteld: welke mogelijkheden het biedt. Dat geldt ook voor de ruimtelijke ontwikkeling. Hoe zal de smart city eruit zien, wat houdt het in voor wonen, mobiliteit, energievoorziening? Verandert het vak gebiedsontwikkeling? Is er meer kwaliteit voor hetzelfde geld mogelijk? Het Praktijkcongres Gebiedsontwikkeling nam de deelnemers mee in een rondtastende verkenning van de toekomst.
Hoofdverslag - Praktijkcongres 2016
Tekst: Kees Hagendijk, beeld: Jean van Lingen
Moderator Hans de Jonge, hoogleraar TU Delft, leidde het congres in met te wijzen op het mondiale urbanisatieproces. Hierdoor zal in 2050 twee derde van de wereldbevolking in steden wonen. Steden van 10 à 15 miljoen inwoners worden heel normaal. Deze onstuitbare urbanisatie gaat gepaard met een toenemende digitalisering. Met de smartphone hebben de meeste burgers een krachtige computer in hun handpalm waarvoor twintig jaar geleden nog een heel bureau nodig was. Leidt deze digitalisering van de samenleving tot een democratie 3.0, een echte civil society?
Lessen:
Presentatie 1:
- In de praktijk van stadsplanning en gebiedsontwikkeling gaan we naar digitale masterplannen en decentrale planprocessen.
- Verwachtingen over technologie en Big Data moeten niet overdreven worden: oude problemen – door belangenverschillen – zullen blijven, digitale technologie helpt burgers om betere oplossingen te vinden.
Presentatie 2:
- Deel je digitale agenda met de busmaatschappij en de bus stopt pal voor je neus waar je ook bent.
- Bezit wordt veel minder belangrijk; leasen wordt de norm.
- Zal een masterplan dat een computer op basis van Big Data kan uitspugen voor ons herkenbaar zijn als een goed idee?
Presentatie 3:
- Wezenlijk aan de digitale revolutie is hoe het de maatschappij decentraliseert en nieuwe vormen van samenwerking en economie genereert. Crowdfunding, Airbnb en Uber.
Presentatie 4:
- De kern van gebiedsontwikkeling – samenwerking – blijft mensenwerk. Het ontwerp kan niet door een algoritme gemaakt worden.
- Het valt nog te bezien of de zelfsturende auto tot ruimtebesparing leidt en misschien is het einde van de compacte stad aanstaande.
Via een video-verbinding liet de stedenkundige en technologie-expert Anthony Townsend vanuit Washington zijn licht schijnen over de betekenis van technologie voor de ontwikkeling van steden. Hij is auteur van het spraakmakende boek Smart Cities – Big Data, civic hackers and the quest for a new utopia (2013). Het concept ‘smart cities’, dat in 2008 spontaan opdook, wordt volgens Townsend aannemelijk gemaakt door drie ontwikkelingen: de urbanisatie en de toenemende complexiteit van de steden, het gegeven dat mobiel internet de overhand heeft genomen boven vast, en dat er nu meer apparaten dan mensen met elkaar verbonden zijn (‘Internet of machines’). Voor de economie betekent IT dat bedrijven heel snel kunnen groeien. De investeringen in slimme technologie (IBM, Cisco, Siemens e.d.) zijn drastisch gestegen van 100 miljard dollar in 2011 naar 1,56 biljoen dollar in 2014. Overigens is dat altijd nog maar 2 à 3 procent van de globale investeringen in infrastructuur. Als gouden ratio hoeven de kosten van slimme technologie ook niet meer te bedragen dan 2,9 procent van de totale kosten van een gebouw of bouwwerk. India toont tot nu toe de grootste ambitie: het land wil voor zijn snel groeiende bevolking in vijftien jaar tijd honderd smart cities uit de grond stampen.
‘Praktijkcongres anthony townsend’
Open data is voor slimme steden onontbeerlijk. Met transparantie van steden is grote vooruitgang geboekt. De hoeveelheid incomplete en niet-ontsloten data neemt af. Tussen steden ontstaat een ware competitie om voorop te lopen in data delen met burgers. Open data versterken de besluitvorming van onderop.
Informatietechnologie heeft in korte tijd significante veranderingen gebracht in de stedelijke omgeving. Dit is zichtbaar in de mobiliteit, vooral efficiënter openbaar vervoer dankzij beter inzicht in reizigersstromen en betere reisplanning voor reizigers. We zien het verder in de ‘heruitvinding’ van ruilen en delen, van diensten maar ook van woon- en kantoorruimte. Een derde ontwikkeling is devolved sustainability, gedecentraliseerde duurzaamheid: bijvoorbeeld duurzame energievoorzieningen op lokaal en individueel niveau. Al deze dingen zijn nog maar net begonnen en nog lang niet uitontwikkeld.
De opmars van het concept smart cities vindt ook zijn weerslag in een nieuwe urban science. Inmiddels zijn twaalf wetenschappelijke instituten opgericht die zich hierin specialiseren, zoals het Institute of the Future in New York City, waarvan Townsend directeur is, en in Nederland het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS).
In de praktijk van stadsplanning en gebiedsontwikkeling gaan we naar digitale masterplannen en decentrale planprocessen. Uitgerekend NYC heeft hierbij het pad van de vooruitgang nog niet gevonden, elk plan komt daar nog gewoon kant-en-klaar uit het stadskantoor gerold. Londen zet echt de nieuwe trend met het Smart London Ecosystem dat helemaal gedelegeerd is naar het grote netwerk van stakeholders.
Een belangrijke stap is ook het dankzij slimme technologie decentraliseren van de energievoorziening op niveau van de wijk of de buurt. Onder andere zonnedaken kunnen dit mogelijk maken en lokale netwerken bestaan reeds.
Verwachtingen over technologie en Big Data moeten niet overdreven worden: oude problemen – door belangenverschillen – zullen blijven, digitale technologie helpt burgers om betere oplossingen te vinden. Op de vraag van Hans de Jonge of de sterke groei van de steden top-down planning wel kan voorkomen, antwoordde Townsend vertrouwen te hebben dat stadsbesturen in de verandering mee zullen (moeten) gaan.
De intelligente voordeur
“Er is maar één weg vooruit: technologie, en geen weg terug”, begon Peter Russell, decaan Faculteit Bouwkunde TU Delft, zijn – ironisch of geruststellend bedoeld – PowerPoint-loze presentatie. Niettemin verwees Russell meteen de vertrouwde auto voor de deur naar de schroothoop van de geschiedenis. De automatisch bestuurde langzaam rijdende auto komt eraan; de bestuurder wordt passagier zodat bezit van een auto geen status of identiteit meer geeft. Ook een Tesla niet meer. Autobezit neemt drastisch af. De winst: geen files, geen parkeerproblemen meer. Er komt heel veel ruimte vrij.
Een ander, nogal futuristisch vooruitzicht: dat door je agenda (op je smartphone) te delen met de busmaatschappij, de bus straks pal voor je neus stopt waar je ook bent.
‘Praktijkcongres Peter Russell’
Verlichting, dit baken van de beschaving, gaat ook een revolutie doormaken. Verlichting wordt overal volledig intelligent: zowel thuis, op het werk als in de openbare ruimte, op aanwezigheid gestuurd, via smartphones. In combinatie met led-technologie wordt hiermee het energieverbruik drastisch teruggeschroefd. Energie is een “no-brainer” voor de stad van de toekomst. In Rwanda is verlichting nog echt een probleem: 80 procent van de bevolking zit ’s avonds in het donker, kinderen kunnen dan niet lezen en leren. Er is nu een concept waarbij mensen een zonnedak plus ledlampen voor een paar centen per dag kunnen leasen.
De intelligente voordeur, vol met sensors, registreert je komen en gaan en regelt verlichting en binnenklimaat, terwijl de brandweer in geval van nood precies weet wie zich waar in een gebouw bevindt. Bezit wordt veel minder belangrijk, er zullen vooral diensten worden afgenomen, de bijbehorende apparaten of dingen gehuurd.
Nog belangrijker dan het Internet van dingen wordt het Internet van families. Sociale media, waaronder Facebook, zullen iedereen online met elkaar verbinden. “De mensen en de dingen worden samen één groot connected thing”, aldus Russell.
Echter, de zin van de technologie is uiteindelijk niet dat wij er door worden geregeerd, maar dat we er gebruik van maken om de grote problemen op te lossen: de eindige grondstoffenvoorraden en de uitstoot van broeikasgassen.
In het vragenrondje merkte een deelnemer op dat het concept van smart cities veelal als louter technologisch en economisch gedreven wordt opgevat; maar voor het diepere concept erachter hebben we nog geen woorden. Russell beaamde dat, het bracht hem op een gedachte die hij van het AMS leende: “Steden zijn ontworpen naar het bevattingsvermogen van één brein.” Maar zal een masterplan dat een computer op basis van Big Data kan uitspugen voor ons herkenbaar zijn als een goed idee? Risico’s zijn er ook. Mercedes ontwikkelt software die de inzittenden van de auto optimale bescherming moet bieden bij een botsing – maar wat betekent dat voor de moeder met kinderwagen op het trottoir?
Stad als digitaal platform
Amsterdam heeft al in 2014 de noviteit van een Chief Technology Officer ingesteld in de persoon van Ger Baron. In zijn plaats verzorgde Femke Haccou, lid van zijn team, de derde presentatie van de ochtend. Connecting people and technology, is de missie van de CTO. Met de stad als digitaal platform. Pokémon is een voorbeeld van technologie die mensen op allerlei plekken brengt en elkaar laat ontmoeten. Kijken we naar de grote burgerlijke verworvenheden sinds de jaren zestig: eigen huis, auto en telefoon, dan is alleen het huis nauwelijks aan technologische veranderingen onderhavig geweest. Althans aan de buitenkant, binnen is de technologie wel degelijk opgerukt, zodat je nu vanuit Japan de verlichting in je Amsterdamse woning kunt regelen.
‘praktijkcongres femke haccou’
Wezenlijk aan de digitale revolutie, aldus Haccou, is hoe het de maatschappij decentraliseert en nieuwe vormen van samenwerking en economie genereert. Crowdfunding, Airbnb en Uber. Blockchain technologie staat nog in de kinderschoenen, maar belooft decentralisatie nog enorm te versterken, doordat voor transacties tussen partijen geen derde partij (bijv. een bank) nodig is om de transactie te waarborgen. De opkomende deeleconomie is al genoemd.
De stad – gebouwen, apparaten, voertuigen, diensten en ook mensen – wordt veel meer software-gestuurd. Straks is alles en iedereen connected. Alles is software. Dit zal nieuwe methoden en middelen van gebiedsontwikkeling aanreiken. Hoe dan concreet? Experimenteel is het Hoekenrodeplein in Amsterdam Zuidoost, dat is uitgerust met slimme adaptieve straatverlichting, camera´s en wifi. Doel: een prettige en veilige leef- en gebruiksomgeving. Mobility services zullen de behoefte aan parkeerruimte sterk omlaag brengen. Bij de ontwikkeling Sloterdijk wordt al gekeken naar een verlaagde parkeernorm (0,3 of misschien 0), naar afvalverwerking en energievoorziening op wijkniveau. En is de aanleg van een nieuwe metrolijn wel nodig?! Het zou inderdaad een grote tastbare winst opleveren: ruimte. Die dan weer wel om een andere invulling vraagt.
Antithese: mensenwerk
“De kern van gebiedsontwikkeling: het samenwerken, of ook het uitvechten van ruzies, blijft mensenwerk”, stelde vierde en laatste spreker Friso de Zeeuw. Voor het ontwerp, dat alle belangen moet verenigen, zal geen algoritme gevonden worden. De praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling liet een duidelijk tegengeluid klinken. Voorspelde, ingrijpende veranderingen door slimme technologie en Big Data noemde hij speculatief. Werkmethoden binnen het vak veranderen allicht en een verdergaande democratisering – de mogelijkheid van meepraten en meesturen – valt ook te verwachten, maar aan een bepalend gegeven voor gebiedsontwikkeling als de locatie valt niets te digitaliseren. Wel van invloed zal slimme technologie zijn op het vlak van mobiliteit en energie. Inzake wonen is de invloed juist klein. In de huiskamers spelen kinderen geen ganzenbord meer, ze gamen op hun IPad; een wezenlijke verandering kun je dat niet noemen. Domotica was 25 jaar geleden al een groot thema, denk aan het Huis van de Toekomst van Chriet Titulaer. Wat is ervan geworden? Marginale toepassingen.
‘praktijkcongres Friso de Zeeuw’
Het valt ook nog maar te bezien of de zelfsturende auto tot ruimtebesparing leidt. Een studie van de Boston Consulting Group wijst uit dat er in plaats van parkeerplaatsen heel veel in-/uitstapplekken moeten komen en dat de drempel voor ouderen lager wordt om van de nieuwe mobiliteit gebruik te maken. Wat de verwachte omslag van bezit naar gebruik betreft, moeten we uitkijken voor wensdenken en elkaar klakkeloos napraten. Cijfers over dalend autobezit bijvoorbeeld zijn er nog niet. Bezit heeft ook te maken met emotie, gevoelswaarde. Dat geldt sterk voor wonen: voor de grote meerderheid van de mensen is de woning geen inwisselbare plek.
Zelfs over urbanisatie moeten we ons geen zekerheid aanmatigen. De magneetwerking van de stad is nu nog aanwezig, maar juist door de technologie hoeft dat niet zo te blijven. Sommigen, zoals Google-topman Ray Kurzweil, spreken al over het einde van de compacte stad. Laten we vooral ook oppassen voor “chronocentrisme: het idee dat het nu allemaal gebeurt.”
Als toegift werd de plenaire bijeenkomst beëindigd met een demonstratie Virtual Reality. Je kunt daarmee door een gebouw wandelen voordat de eerste paal geslagen is. Of misschien hoeft het straks niet altijd meer gebouwd te worden.
Het Praktijkcongres markeerde tegelijk het tienjarig bestaan van de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG), een samenwerking van publieke en private partijen. De SKG bekostigt de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft. Hans de Jonge bedankte in het bijzonder Agnes Franzen, als de grote motor van de SKG.
‘praktijkcongres 2016’
Download de presentatie van Anthony Townsend hier (pdf, 48mb).
Cover: ‘praktijkcongres Hans de Jonge’