Recensie Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in steden. Tegen 2050 zal dat ongeveer twee derde zijn. Al deze mensen zijn gebruikers van de openbare ruimte in hun leefomgeving en zijn er ook van afhankelijk – voor hun functioneren en welbevinden. Ze zijn van groot belang: de straten, pleinen, parken waar mensen zich verplaatsen, waar interactie met bekenden en onbekenden plaatsvindt, waar gerecreëerd, gespeeld en gesport. En het waard om goed overdacht en ingericht te worden. Een nieuwe publicatie van Vikas Mehta helpt daarbij.
In ‘Public Space: notes on why it matters, what we should know, and how to realize its potential’ doet Mehta, hoogleraar stedenbouw aan de University of Cincinnati, een poging de openbare ruimte in al haar facetten te beschrijven. Dit doet hij in een goed leesbaar en laagdrempelig boek en door de potentie van openbare ruimte vanuit verschillende disciplines te belichten: de sociale, de politieke en de ruimtelijke. En naast meer theoretische bespiegelingen geeft hij praktische handreikingen voor ontwerp, beheer en governance.
Westers en niet-westers
Het boek valt uiteen in twee delen: een beschouwing van de noodzaak zorg te dragen voor stedelijke openbare ruimte en een definitiebepaling. Waar hebben we het over als het over openbare ruimte gaat en hoe verhouden verschillende westerse en niet-westerse concepten zich tot elkaar?
Daarna volgen drie hoofdstukken die de paradoxen, mogelijkheden en proposities beschrijven. Hier wordt de discussie gevoerd over waarden, doelen en duurzame inrichting. Wat willen we bereiken met de ruimte tussen de gebouwen? Van wie is deze en hoe beheren, financieren en programmeren we deze?
De auteur definieert de openbare ruimte als het ambigue domein tussen de stedenbouwkundige structuren. Hier worden de verbindingen gelegd tussen wijken, maar ook tal van praktische stedelijke vraagstukken geadresseerd – denk aan sociale interactie, gezondheid, klimaatadaptatie, handel, maar ook mobiliteit en boven- en ondergrondse infrastructuur. Op sociaal-politiek vlak is de openbare ruimte de drager van uitingen van burgers en hun emancipatie. Plekken zoals de Maidan, het Tahrirplein en Zuccotti-park waren het toneel voor de Oranje revolutie, de Arabische Lente en Occupy Wall Street. Op het lagere schaalniveau heeft de openbare ruimte grote betekenis voor kinderen en jongeren, die hier spelen, hun identiteit spiegelen aan anderen en zich de stad toe-eigenen.
Strikte regels
‘Openbaar’ of ‘publiek’ houdt in dat de ruimte collectief is, gedeeld, toegankelijk voor iedereen. Het boek voert de discussie in hoeverre privately owned public spaces, gemanaged door marktpartijen, hieronder vallen. Als het gebruik hier is verbonden aan strikte regels die niet iedereen kan opvolgen (denk aan verplichte consumptie, verbod op politieke uitingen, verbod te liggen of slapen), is het dan wel openbare ruimte? En zou openbare ruimte niet net als lucht en water een common, dus gemeengoed moeten worden?
‘Little Island, New York’ door MNAphotography (bron: Shutterstock)
Waar in de Global North dit soort vraagstukken spelen, heeft de Global South ook andere uitdagingen. Door snelle en vaak ongeplande verstedelijking is hier te weinig aandacht voor open plekken en stedelijk groen, waardoor er enorme tekorten aan openbare ruimte ontstaan. Hier is de kwalitatieve inrichting van de straat, doorgaans de enig beschikbare openbare ruimte, van groot belang.
Geen plek voor armen
Een ander thema dat breed wordt uitgemeten is inclusiviteit. De auteur constateert dat openbare ruimte vaak voldoet aan kaders die bepaald worden door een bepaalde klasse, doorgaans de mensen met geld, waardoor wensen of initiatieven van armere bevolkingsgroepen hier geen plek hebben. Dit geldt ook voor bottom-up processen, waarin de hoger opgeleide, creatieve bewoners beter vertegenwoordigd zijn dan de bewoners met minder kansen. Om het gebruik van de ruimte democratischer in te richten, pleit Mehta voor tijdelijkheid in de programmering. Door gebruik af te wisselen, krijgen meer verschillende groepen de kans de ruimte te gebruiken.
In het laatste hoofdstuk met de titel ‘Propositions’ worden denklijnen uit de doeken gedaan, die helpen de openbare ruimte beter te positioneren en waarderen. Daarbij wordt ook verwezen naar en voortgeborduurd op het gedachtengoed van Jane Jacobs, de observatie-studies van William H. Whyte en de analyses van Jan Gehl. Wat, als we de openbare ruimte als systeem beschouwen: als netwerk, als drager van politiek, sociaaleconomisch, ecologisch en infrastructureel gebruik, maar ook als plek waar veel van de huidige transitieopgaven een plek moeten krijgen? Hierbij is adaptiviteit van groot belang, het meebewegen met veranderende wensen en eisen, het kunnen inspelen op nu nog onbekende ontwikkelingen.
Mehta noemt het adaptief vermogen van openbare ruimte met een mooi begrip ‘open endedness’; het openhouden van opties voor de toekomst. Maar ook het bewaken van de openbare ruimte als plek waar burgers zich kunnen uiten en zichzelf mogen zijn, is een belangrijke bouwsteen voor onze steden. Te veel kaders en te strikte regels doen het burgerschap teniet, vrijheid en informeel gebruik werken juist stimulerend. Ook wordt er een pleidooi gehouden voor beloopbaarheid, een credo dat in Europese steden al decennialang hoog op de agenda staat en een bewezen ingrediënt is voor leefbare steden.
Kansen en valkuilen
Al met al biedt deze publicatie een mooi en vrij compleet overzicht van hoe we naar openbare ruimte kunnen kijken en waar we over na moeten denken als ontwerper, beheerder of initiatiefnemer/ontwikkelaar, willen wij er zorgvuldig en op een toekomstbestendige manier mee omgaan. Het boek is goed te gebruiken als les- of handboek voor eenieder die zich bewust wil zijn van kansen en valkuilen bij het inrichten van publieke ruimte, zowel qua governance als qua ontwerp. Ook verfrissend: de westerse blik wordt aangevuld met voorbeelden uit de Global South, met name India, waarbij wij kunnen leren van het informele ruimtegebruik en de flexibiliteit die daar heersen.
Uitnodiging tot doordenken
Dit is een verrijking van de content, die voor een groot deel wel bekend klinkt voor de professional – heel veel nieuws bevat het boek niet. Maar door de opzet als een soort ‘materiaalverzameling’ van alle mogelijke ingrediënten en denklijnen rondom openbare ruimte, daagt het boek uit verder te denken en zelf naar oplossingen te zoeken voor thema’s die om antwoorden vragen.
Wat her en der mist, zijn onderschriften en uitleg bij de afbeeldingen – mooie handschetsen van voorbeelden uit alle windstreken en foto’s die helaas zijn geblurred, waardoor zij een beetje hun ziel verliezen. Goede bijschriften hadden een extra informatie-laag kunnen toevoegen en voor extra diepgang kunnen zorgen.
Cover: ‘Publieke ruimte in New Delhi’ door PradeepGaurs (bron: Shutterstock)