Persoonlijk Sinds haar oprichting in 1956 heeft Stadsherstel zeshonderd panden in Amsterdam en omgeving gered. Panden die soms al op de nominatie stonden gesloopt te worden en die Stadsherstel redde om hun historisch belang of hun beeldbepalende, monumentale waarde. Paul Morel werkt hier als projectleider restauratie en herbestemming en ziet de enorme toename in de belangstelling voor het gebouwde erfgoed in Nederland. Maar ook daarbuiten strijdt Stadsherstel voor het behoud van historische panden. Hij blikt terug op vijftig jaar herstellen van de stad en wat de toekomst ons nog staat te wachten.
Wat is jouw persoonlijke motivatie geweest om in dit vakgebied te werken?
"Van kinds af aan heb ik met mijn handen gewerkt en dat wilde ik blijven doen. Nadat ik mijn kandidaats Sociologie heb behaald, ben ik eerst in de bouw gaan werken en daarna bouwkunde gaan studeren op het Hoger Technisch Instituut (HTI). Na de middelbare school kwam ik in de jaren zeventig in Amsterdam te wonen, wat mijn interesse in de stedenbouw heeft gevoed. Amsterdam moest een city worden. De afweging was: meer autowegen, en dus meer auto’s, of het herstellen van de woonfunctie in de binnenstad. Dat culmineerde eigenlijk allemaal in de Nieuwmarktbuurt, waar ik destijds woonde. Mijn interesse in de stedenbouw en architectuur werd zo enorm aangewakkerd. Na mijn opleiding Bouwkunde ben ik door directeur Maarten de Boer gevraagd om bij Amsterdams Monumenten Fonds (AMF) te komen werken, een NV gericht op het renoveren en beheren van industrieel en religieus erfgoed, niet op woningen. In 1999 is het AMF gefuseerd met Stadsherstel. Stadsherstel bestaat al sinds 1956 en hield zich vooral bezig met restaureren van woonhuisgebouwen in de binnenstad van Amsterdam en had tijdens de fusie eigenlijk maar twee echte niet-woonhuisgebouwen in bezit, de Amstelkerk in Amsterdam (waar Stadsherstel gevestigd is) en Schuilkerk de Hoop in Diemen. Door de fusie is daar ook industrieel erfgoed bij gekomen. Daar werk ik sindsdien als projectleider restauratie en herbestemming.”
Wat is de belangrijkste verandering geweest binnen uw vakgebied in de afgelopen vijftig jaar?
“Wat ik altijd probeer uit te leggen als ik in Zanzibar of Suriname ben, waar Stadsherstel ook actief is, is dat Amsterdam er ook niet altijd zo heeft uitgezien. De historische binnenstad waar we als Amsterdam nu zo trots op zijn zag er vijftig jaar geleden heel anders uit. Er werd veel gesloopt, er was geen aandacht voor monumentale panden, weinig historisch besef. Belangrijkste verandering is dat er anders dan in de twee decennia na de Tweede Wereldoorlog, veel meer wordt gedacht vanuit ‘wat er al is’ en minder gedacht wordt in termen van sloop en nieuwbouw. We zijn meer gaan ontwikkelen vanuit de bestaande stedenbouwkundige structuren. Die kentering heeft zich ergens in de jaren zeventig voorgedaan. Dat verklaart trouwens mijn inziens ook het succes van Amsterdam. Als de geplande doorbraken, die zich nu alleen hebben beperkt tot de Weesperstraat en een deel van Rapenburg, aan de zuid- en westkant van de stad wel hadden plaatsgevonden, was de binnenstad veel minder een plek van ‘wonen’ geweest en daarmee minder leefbaar. Grote delen van de Jordaan en Bickerseiland zouden zijn verdwenen, de Vijzelstraat zou over de volledige lengte verbreed zijn en er zouden minder woonhuisgebouwen in de binnenstad zijn, de scheiding van wonen en werken zou worden doorgevoerd, immers: niemand wilde in de binnenstad wonen, daar was het onleefbaar. Althans, dat dacht men. Juist aan de randen van de stad en daarbuiten werden woonhuisgebouwen gebouwd, zoals in NieuwWest, Bijlmermeer, Purmerend en Almere.
Maar in de jaren zeventig is dit beeld toch langzaamaan veranderd: onder andere door het behoud van de Nieuwmarktbuurt, waar ook krakers, verenigd in de Actiegroep Nieuwmarkt, een belangrijk aandeel in hebben gehad. Eigenlijk in alle lagen van de stad heeft die kentering plaatsgevonden, bij de gewone Amsterdammer die genoeg had van de puinhoop in de binnenstad en het slopen van woningen, woningbouwcorporaties, de Bond Heemschut, architecten en stedenbouwkundigen tot en met zelfs de Dienst Publieke Werken. Er kwam een nieuw discours op gang op het gebied van stedenbouw en architectuur. Dat verklaart ook het ontstaan en het succes van Stadsherstel: behouden wat er is en vanuit daar verder ontwikkelen.”
Wat zie je veranderen in de komende vijftig jaar?
“In Nederland is het idee van behoud, restauratie en herbestemming al behoorlijk gevestigd. Sloop zal steeds meer in toenemende mate de laatste keus zijn. Maar in andere landen is dit helemaal niet zo vanzelfsprekend. Als ik foto’s in Zanzibar laat zien van hoe Amsterdam er vijftig jaar geleden uit zag ervaart men daar ook dat voor hun steden sloop en modernistische nieuwbouw niet de enige optie is. In andere landen zie je echt dat er een kleine elite is die vindt dat er meer moet worden behouden. We moeten alleen niet vergeten dat dat hier ook zo is geweest in de jaren vijftig en zestig. Het was toch een hoger opgeleide, enigszins cultureel vermogende groep mensen die het behoud van de binnenstad hebben gepropageerd. Zelfs de Actiegroep Nieuwmarktbuurt, de krakers, bestond uit hoogopgeleide weldenkende types. Soortgelijke actiegroepen waren actief in de Dapperbuurt en op Bickerseiland. Ik denk dat in landen als Zanzibar en Marokko dit belang van erfgoed en behoud van monumentale panden alleen maar gaat groeien de komende vijftig jaar. Dat zien we nu al ontstaan in het vormgeven van een Stadsherstel (‘Hifadhi’) Zanzibar en in de toenemende interesse van bewoners van Paramaribo voor de werkzaamheden van het daar gevestigde Stadsherstel. Maar ook in Nederland zie je een toenemende belangstelling. Kijk maar naar de ontwikkeling van de Bijlmerbajes: zelfs een lege gevangenis slopen we niet meer zomaar!”
Wat geef je starters op de arbeidsmarkt en net afgestudeerden mee?
“Altijd de context, de historie en de gelaagdheid van de stad kennen voordat je er iets gaat doen. Je mag pas een
gebouw restaureren als je ook de geschiedenis van het gebouw kent. Wil je nieuw ruimtelijk beleid ontwikkelen, verdiep je dan ook in de historische ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld de Jordaan waar rekening is gehouden met de weteringen die indertijd bestonden. Maar beperk je niet alleen tot de materiële ontwikkeling. Wat is de historische gelaagdheid, hoe zit het met de sociaal-maatschappelijke ontwikkeling en het immateriële erfgoed? Pas als we dat goed begrijpen, kunnen we in zo’n gebied aan de gang gaan.”
Dit interview verscheen eerder in Rooilijn Jg. 50/ nr. 5-6/ 2017.
Coverfoto: Pakketpostgebouw Amsterdam augustus 1983
Cover: ‘Pakketpostgebouw Amsterdam’