Onderzoek De relatie tussen stad en land staat vol in de schijnwerpers in het debat over onder meer stikstof, woningbouw en de energietransitie. TU Delft-hoogleraar Willem Korthals Altes laat zien dat de bewoners van het landelijke gebied in de afgelopen decennia in een ‘economische tredmolen’ zijn beland. Voor de vernieuwing van het landelijke gebied is dan ook een geheel nieuw perspectief nodig dat over de stadsrand heen reikt.
Dit artikel verscheen eerder in de Zomereditie 2023 van de Gebiedsontwikkeling.krant. De stadsrand is daarin het centrale thema. Hier kunt u de hele krant lezen.
Het is bijna niet voor te stellen maar in 1949 waren er volgens het CBS 489.000 landbouwbedrijven in Nederland en in 2022 maar nog 51.000 (zie onderstaande figuur). Elke nieuwe generatie van boeren is sinds de Tweede Wereldoorlog half zo groot als de voorgaande.
Aantal landbouwbedrijven in Nederland door de tijd heen
‘Figuur landbouwbedrijven’ (bron: CBS)
Al in 1958 sprak de agriculturele econoom Willard Cochrane over een ‘agrarische tredmolen’. Boeren moesten ofwel doorrennen in de stap naar schaalvergroting door gronden te verwerven en dure investeringen te doen in innovaties. Of ze moesten stoppen.
Grotere schaal
Het hele denken, het beleid en de instituties gaan ervan uit dat een gezond boerenbedrijf groeit en op een grotere schaal actief is dan de bedrijven van een vorige generatie. De marges van het boerenbedrijf krimpen dan ook omdat schaalvergroting en innovatie de standaard zetten voor de prijsvorming. Voor veel individuele boeren voelt het ook alsof er geen alternatief is. Als je niet innoveert, lukt het niet om voor de wereldmarkt te produceren én nog een goede boterham te verdienen. Vaak gaat deze innovatie samen met specialisatie en wordt steeds een kleiner deel van de voedselketen bestreken.
Vol trots wordt jaarlijks de positie van Nederland gemeld in de top drie van landen die de meeste agrarische producten exporteren. Deze gerichtheid op productie voor de wereldmarkt past minder in alternatieve ideeën over lokale netwerken van voedselproductie en -consumptie. Deze doen de laatste tijd duidelijk opgeld als manier om meer aan te sluiten bij de hedendaagse maatschappelijke opgaven.
Onthechting
Het resultaat hiervan is een zekere onthechting van de landbouw en de regionale context. Waar in 1950 er nog 410.000 boerenbedrijven waren op 2,5 miljoen huishoudens (16,4 procent) en er zeker op het platteland een groot deel van de huishoudens een boerenbedrijf had, is dat nu met 8,1 miljoen huishoudens en 51.000 boerenbedrijven nog maar 0,6 procent.
Het is niet meer zo dat in een willekeurige schoolklas een groot deel van de kinderen opgroeit op een werkende boerderij. Dit heeft ook ruimtelijke gevolgen. Boeren zijn beheerders van het landschap. Doordat een steeds kleiner deel van de bevolking van het landelijk gebied deze taak op zich neemt, ontstaat er een verwijdering tussen bevolking en landschapsbeheer. Een steeds kleiner deel van de bevolking is hiervoor verantwoordelijk. Waar in het verleden door steun aan de boeren een belangrijke impuls kon worden gegeven aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het landelijk gebied, is er nu bredere aanpak noodzakelijk.
Spanning
Kort na de Tweede Wereldoorlog lag schaalvergroting zeer voor de hand. Met de verbreding van de economische basis van het landelijk gebied is er veel welvaart gecreëerd. Maar inmiddels zijn er nu andere agenda’s die aandacht vragen, zoals natuurontwikkeling en klimaatbeleid. Deze spanning tussen verdienmodellen en nieuwe maatschappelijke opgaven komt tot uiting in de discussies over bijvoorbeeld stikstof en de peilbesluiten in veenweidegebieden.
‘StrepenLandschap’ (bron: Sigrid van Essel)
Het probleem hierbij is alleen dat het realiseren van een andere ruimtelijke inrichting van het landelijke gebied weinig doet aan de genoemde tredmolen. Deze is gebouwd om “de produktiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproduktie als een optimaal gebruik van de produktiefactoren, met name van de arbeidskrachten, te verzekeren” (we lezen dit in het op 25 maart 1957 ondertekende Verdrag van Rome, wat de basis vormt voor het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid; artikel 39 lid1a). Onverlet de ruimtelijke inrichting blijft het zo dat een landbouwer die werkt in de lijn van het decennialang opgetuigde beleid maar één keuze heeft: innoveren of stoppen.
Toegevoegde waarde
Er zijn voorbeelden van landbouwers die alternatieven hebben gevonden, bijvoorbeeld door verlenging of verbreding van productieketens. Verlenging aan de voorkant betekent dat door minder in te kopen er minder verkocht hoeft te worden. Aan de achterkant wordt beter gebruik gemaakt van de marge tussen de prijs van het ruwe product en de prijs die de consument betaalt. Soms weten consumenten deze toegevoegde waarde te waarderen. Verbreding vindt bijvoorbeeld plaats via zorgboerderijen, recreatie, natuurbeheer en andere vormen van ruraal ondernemerschap. Hierbij geldt overigens dat boeren nu vaak niet worden betaald voor de bijdragen die ze leveren aan het landschap.
Naast deze traditionele boeren zijn er tegenwoordig mensen die een carrière-switch willen maken en zich proberen te ontwikkelen tot boer. Vaak zoeken zij daarvoor grond nabij de stad om agro-ecologisch aan de slag te gaan. Vanuit hun boerderij willen ze rechtstreeks leveren aan consumenten, bijvoorbeeld via een zelf-oogsttuin of een abonnementendienst met voedselpakketten. Via een specifieke opleiding en stages is het voor hen mogelijk om kennis en ervaring op te doen. Lastiger is het om geschikte en betaalbare grond duurzaam beschikbaar te krijgen. Vaak is er sprake van locaties met conflicterende ruimteclaims.
Nieuw boeren bij stadsrand
Het zou helpen als elke stedelijke regio vanuit planologie en gebiedsontwikkeling ruimte biedt aan deze vorm van ‘nieuw boeren’. Waar vroeger elke plaats een eigen bedrijventerrein had, zou het een interessant idee zijn als er bij elke stad voldoende ruimte wordt ontwikkeld voor dit soort groene kleinschalige land- en tuinbouw – gericht op korte voedselketens en duurzame teelten. Dit onderstreept dat de aanpak van de ruimtelijke inrichting van het landelijk gebied meer is dan alleen een ruimtelijke opgave. Hier staan ook economische, sociale en culturele aspecten op de agenda.
Cover: ‘Luchtfoto boerenbedrijf’ door Eduard Pop (bron: shutterstock.com)