Analyse Als een gemeente ontwikkelaars planschade moet betalen als zij het bestemmingsplan wijzigt, waarom zou zij dan ook niet geld mogen krijgen als die wijziging juist positief uitpakt? Frank ten Have deed namens Deloitte onderzoek voor minister Ollongren en adviseert negatief. In de Kamerbrief van de minister ziet hij gelukkig ook kansen. "Zo kan een droom toch mogelijk nog tot mooie baten leiden."
Op 25 juni heeft minister Kajsa Ollongren van BZK een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over een onderzoek naar de planbatenheffing. Het onderzoek is uitgevoerd door Deloitte (to be honest, het was één van mijn laatste opdrachten bij Deloitte voor mijn pensioen), naar aanleiding van de motie Nijboer van 13 maart 2019.
De motie klinkt zo simpel: als de overheid schade moet vergoeden die het gevolg is van een bestemmingswijziging (planschade), waarom mag zij dan niet ook profiteren van baten (bijvoorbeeld door toegenomen grondwaarde) die volgen uit zo'n wijziging (dus planbatenheffing)?
Fundamentele vraag
Een dergelijk systeem van planbatenheffing bestaat internationaal echter alleen in Israel, Polen en België en kent daar de nodige obstakels in de uitvoering. Daarnaast is het – voor de oudjes onder ons – natuurlijk al een bekende discussie. Niet alleen is het Kabinet Den Uyl ooit mede gevallen door de grondpolitiek (Commissie De Haan) die over deze problematiek ging. Er zijn ook daarna nog een aantal wetsvoorstellen gesneuveld op dit vlak (wetsvoorstel Utilitaire Gebruikswaarden, 1961).
Het rapport van Deloitte laat zien waarom planbatenheffing zo ingewikkeld is. Zo is het moment van waardesprong moeilijk te bepalen. Daarnaast is het de vraag of en hoe er terugwerkende kracht kan zijn en wat dat voor de haalbaarheid van ontwikkelingen betekent. Er is groot verschil tussen de waardesprong in binnenstedelijk of buitenstedelijk gebied, groei- of krimpgebieden, er is een relatie met kostenverhaal, de Omgevingswet gaat het niet makkelijker maken met minder duidelijke bestemmingen, én er is de fundamentele vraag wie er recht heeft op een waardesprong van grond bij bestemmingswijziging door de relatie met eigendomsrecht.
Value capturing
In België, waar wordt gewerkt met een forfaittaire afdracht, zijn de opbrengsten voor de overheid relatief gering en de innings- en transactiekosten hoog (bezwarenprocedures). Daarnaast kent België een specifiekere wijze van grond bestemmen. In Nederland is dat anders. Bovendien kennen we het kostenverhaal, waarbij dit voorjaar de Tweede Kamer heeft ingestemd met een publiekrechtelijke basis voor financiële bijdragen ruimtelijke ontwikkeling.
Tot slot wijst het Deloitte-rapport erop dat er reeds mogelijkheden tot baatafroming zijn voor gemeenten. Dit kan namelijk met een bijbetalingsregeling bij meer en anders bouwen, via een kwalitatieve verplichting of kettingbeding bij gronduitgifte of erfpacht. Ook zijn OZB en het eigenwoningforfait al voorbeelden van value capturing.
Lang gekoesterde wens
Hoopvol is tot slot de mededeling in Ollongrens brief waar ze verwijst naar de rapportage van de Studiegroep Alternatieve bekostiging van ruimtelijke gebiedsontwikkelingen. “De studie laat zien dat er een betere balans gevonden moet worden in de bijdrage aan publieke investeringen van de verschillende belanghebbenden. Het rapport van de studiegroep bevat een overzicht van instrumenten die daartoe kunnen worden ingezet, waaronder ook gemeentelijke belastingen en heffingen als de onroerende zaakbelasting en de baatbelasting.”
Nu zitten we denk ik niet te wachten op een herleving van de baatbelasting. Maar een vergroting van het eigen belastinggebied van gemeenten (via de OZB-heffing) zou een lang gekoesterde wens van de Vereniging Nederlandse Gemeenten alsnog in vervulling laten gaan. Zo kan een droom toch mogelijk nog tot mooie baten leiden.
Cover: ‘planschade papieren tekentafel -> Accelerator Area Development" (CC BY 2.0) by locusresearch’ door Locus Research (bron: Flickr) onder CC BY 2.0, uitsnede van origineel