Verslag Er werd groots uitgepakt tijdens de Innovatie Expo: voor één dag was Filmmuseum EYE en omgeving het innovatieve living lab van Nederland. Meer dan 5.000 bezoekers, waaronder minister-president Rutte en veel van zijn Europese collega’s, staken op 14 april 2016 het IJ over voor een bezoek aan de Innovation Expo. In een wat weggestopt, maar vol en warme zaal werden vijftien goede praktijkvoorbeelden gepresenteerd als ‘Proeftuin Nederland van Morgen’. Over de waarde van proeftuinen en experimenten werd onder leiding van Maarten Hajer gedebatteerd. Living labs schieten immers als paddenstoelen uit de grond en Nederland experimenteert volop. Wat is daarvan het rendement? Durven we op basis van deze experimenten ook echt keuzes te maken en daar naar te handelen?
Nederland kent veel pioniers, zo bleek als bezoeker aan de Innovatie Expo maar weer. Talrijke vernieuwers vol idealen namen ons graag mee in hun ideeën voor een beter en mooier Nederland. Eens te meer bleek dat verspreid over heel Nederland wordt gewerkt aan de opgaven voor de leefomgeving. Zo’n samenballing van innovatieve ideeën inspireert, maar in het debat werd ook terecht aangestipt dat het hard werken is om ervoor te zorgen dat al deze ideeën echt tot bloei kunnen komen. Daarmee ligt misschien wel de belangrijke vraag tijdens het debat over de waarde van proeftuinen en experimenten meteen op tafel: in hoeverre zijn deze pioniers in staat de stap te maken van best practice naar best principle? Die stap zetten is het doel van de Proeftuin Nederland van Morgen.
15 partijen trekken samen op
De komende jaren moet de Proeftuin Nederland van Morgen als experimenteerprogramma van het ministerie van IenM als een belangrijk levend laboratorium fungeren tijdens de totstandkoming van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het debat leverde voldoende aandachtpunten op die bij het ‘onderhoud’ van deze proeftuin nuttig kunnen zijn. Er werd afgesproken om nog minstens 2 jaar samen op te trekken: 15 partijen tekenden samen met het ministerie van IenM en Leeuwarden Culturele hoofdstad 2018 een intentieverklaring om samen op te trekken.
Ambitie en visie
Gedreven mensen die barsten van de ambities beklommen het podium, waaronder enkele van de vijftien landmakers die in het Manifest2040 in het kader van het Jaar van de Ruimte zijn benoemd als voorlopers. Bijvoorbeeld Sebastiaan van ‘t Erve, burgemeester van Lochem, die enorm gedreven is om in zijn regio de energietransitie aan te jagen. Hij krijgt een plek in de Proeftuin Nederland van Morgen. Een andere landmaker die een plekje in de proeftuin krijgt, is Jeanet van Antwerpen van de Schiphol Area Development Company. Zij is minstens zo gedreven om de circulaire economie een boost te geven rondom de luchthaven. Dat vraagt volgens haar om systeeminnovaties en dat kan Schiphol niet alleen. Daarbij is een overheid nodig die meedoet en minstens zo ambitieus is, die een stip op de horizon durft te zetten.
Vanuit de zaal komt volop steun voor een overheid met een visie en missie. Daaraan toevoegend dat ze ook graag passie willen zien: heb het lef om bij botsingen de stip vast te houden. Er zijn stevige keuzes nodig. Zoals bij de energietransitie: als we onze ambities rondom hernieuwbare energie willen waarmaken, moeten we flink aan bak met bijvoorbeeld wind- en zonne-energie. Zolang die visie abstract is, zijn we het eens. Lastiger is het als een visie concreet wordt : bijna elke nieuwe windmolen is een mijnenveld. Van ‘t Erve hield de zaal voor in dat geval de vraag te stellen: waarom hadden we dat beleid ook al weer? Wat was het doel? Hoe kunnen we dat bereiken? Het is noodzakelijk dat we onszelf deze vragen stellen. Wie het experiment aangaat, komt deze dilemma’s tegen. Dat is een noodzakelijke stap op weg naar systeeminnovatie.
Voorbij de 'pilot-titus'
Ter voorbereiding op deze bijeenkomst voerde Platform31 diverse gesprekken met experts. Onder andere om dilemma’s, principes en aanbevelingen op te halen ten aanzien van de waarde van experimenten en proeftuinen. Een van de geïnterviewden stelde dat Nederland last heeft van pilot-titus: we gaan van pilot naar proeftuin naar living lab als ‘excuus’ om de systeemwereld (en haar belangen) intact te laten. Dat sluit aan bij het verhaal van de landmakers. Conclusie: experimenten kunnen in een transitiefase stappen zetten naar een nieuwe praktijk. Ze stimuleren innovatie, ook ter voorbereiding op beleidsvorming en geven een beeld van wat werkt en wat niet. Experimenteren vraagt om leiderschap, want het draait om keuzes maken. Zo luidt ook de oproep van Van ’t Erve. Om voorbij de pilot-titus te komen, is het minstens zo belangrijk dat we meer gaan leren van experimenteren en die kennis ook direct implementeren. Door in te zetten op een ‘ecosysteem’ van experimenteren en leren, ontstaat de mogelijkheid voor opschaling van lokaal-regionale experimenten. Hoe ontstaat zo’n ecosysteem? Faciliteer het leren tussen steden, nationaal en internationaal, en bied (ondersteunend) beleid en instrumentarium.
Overheid als partner en aanjager
Tot slot wilde debatleider Hajer weten: wat is de rol van de overheid daarin? De deelnemers gaven die een stevige opdracht mee: de overheid kan innovatie en experiment aanjagen door ambitieuze doelen te stellen. Dat begint bij een visie op de maatschappelijke opgave. De volgende stap is keuzes durven maken ten aanzien van haar handelen en experimenten. Want ook politiek-bestuurlijke verankering is noodzakelijk. De pioniers zoeken vooral partnerschap, niet ad-hoc beleid. De overheid is als systeemverantwoordelijke medeverantwoordelijk voor de transitie van het oude naar het nieuwe systeem. Daarin horen experimenten een volwaardige rol te hebben. Biedt bijvoorbeeld ruimte voor duurzame aanpassing van regels op basis van een pilot of de vertaling naar een investeringsagenda. Kortom: er is genoeg te doen in de Proeftuin Nederland van Morgen.
Benieuwd hoe die er in 2018 bij staat.
Bron: Platform31, 28 april 2016
Zie ook:
Cover: ‘bnsp’