Onderzoek We lopen tegen de grenzen van groei aan, ook binnen de ruimtelijke ordening. BURA en Crimson bieden met een ontwerpend onderzoek een blik op de toekomst en schetsen een duurzame en rechtvaardige stad voorbij economische groei. Toekomstdenken? Nee, zegt Marco Broekman van BURA, eigenlijk liggen alle voorbeelden al binnen handbereik.
Duurzaamheid, circulariteit en rechtvaardigheid staan inmiddels voor de meeste stedenbouwers hoog in het vaandel. Er wordt geëxperimenteerd met nieuwe maatschappelijke investeringsmodellen binnen gebiedsontwikkeling om betaalbaar, duurzaam en zorgzaam wonen te realiseren, zoals het rapport ‘Samen Slim’ van het Watertorenberaad toejuicht. In zijn meest recente column pleitte Wouter Veldhuis nog voor een grotere verantwoordelijkheid van de overheid in onze ruimtelijke ontwikkeling. En kunnen stedenbouwers waarden en maatschappelijk rendement beter prioriteren?
De intenties zijn goed, maar als puntje bij paaltje komt raken stedenbouwers toch vaak verwikkeld in de financiële complexiteit van maatschappelijke initiatieven. Tegelijkertijd hebben rendement en economische groei ook hun aandeel in huidige gebiedsontwikkelingen als vorm van waardestijging die bewoners zelf niet altijd terugzien. Om een stap voorbij dit groeiparadigma in de Nederlandse stedenbouw te zetten, onderzocht stedenbouwkundig bureau BURA samen met onderzoeksbureau Crimson de weg naar de Post-Growth City: een stad gericht op de regeneratie van het ecosysteem en sociaal welzijn en met economische groei als belangrijkste drijfveer. Marco Broekman, partner en oprichter van BURA, vertelt wat die beweging naar een stad voorbij de groei precies behelst.
Allereerst, wat is de Post-Growth City en waarom dit onderzoek?
“Met dit onderzoek bieden wij geen blauwdruk of een vinkjeslijst. De Post-Growth City gaat over een andere kijk op stedenbouw en de economische groei die daarbij komt kijken. Het kijkt naar een nieuwe omgang met onze grond, materialen en gelijkheid. Het verwante begrip degrowth gaat ervan uit dat een economische krimp nodig is. Post-Growth biedt een positiever verhaal, waarbij de focus op de groei van de economie en consumptie wordt verschoven naar een kwalitatieve verbetering van leven in de stad. Als stedenbouwers werken we aan hartstikke mooie projecten, die we allemaal proberen zo sociaal en duurzaam mogelijk te maken. Maar toch is bij deze projecten de bottleneck vaak toch geld, rendement of de inbrengwaarde van de grond.”
‘Marco Broekman’ (bron: BURA)
“Post-Growth betekent niet dat steden niet meer mogen groeien, want als we nu met een groeiende bevolking niks doen, dan stijgen de prijzen en de ongelijkheid alleen maar verder. Maar het gaat erom dat wat er gebouwd wordt, bijdraagt aan die rechtvaardige stad. Dit hangt samen met ideeën als de donut economie, brede welvaart, circulaire economie, welzijnseconomie en betekeniseconomie, terwijl we hiervan nog niet veel vertalingen zien naar de praktijk door ontwerpers.”
Wat gaat er dan nu mis binnen het vakgebied?
“In ons onderzoek beschrijven we de geschiedenis van ruimtelijke ordening in relatie tot de economische groei. Daarin zien we, met bijvoorbeeld de opkomst van woningcorporaties begin twintigste eeuw of het collectieve denken van de jaren zeventig, dat er een betere balans bestond tussen de staat, markt en collectieven. Sinds de jaren tachtig heeft de markt binnen de ruimtelijke ordening een dominantere rol gekregen.”
“Die markt hebben we wel nodig, maar in Nederland hebben we nu een aantal grote ontwikkelaars en bouwers die veel bepalen waardoor de diversiteit op de markt ontbreekt. Er is niets mis mee dat zij verdienen aan wat er gebouwd wordt, maar er zijn ook excessen. De waarde die ontstaat door grondspeculatie gaat bijvoorbeeld nu vaak naar grondeigenaren of beleggers die niet of nauwelijks verbonden zijn met de plek, terwijl de buurt of stad of buurt hier zelf niet van profiteert.”
Grond en waarde spelen duidelijk een grote rol in jullie onderzoek. Wat is daar mis?
“Met het eigendomsrecht en recht op zelfrealisatie mag een eigenaar eigenlijk doen met de grond wat die wil. Dat zijn we normaal gaan vinden. Maar als we terugkijken naar de middeleeuwen, hadden we bijvoorbeeld ook collectieve gronden, ofwel de meenten, waar mensen gezamenlijk rechten en plichten droegen. Waarom splitsen we die grond nu op voor aparte eigenaren? En niet alleen de markt, maar ook gemeenten zijn zo ingericht dat ze afhankelijk zijn van de grondopbrengst. In het onderzoek keken we naar de begrotingen van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam, waar de kosten voor maatschappelijke taken voor een deel moeten worden opgehoest met behulp van de grondopbrengsten. Gemeenten zijn hierdoor zelf ook afhankelijk geworden van de stijging van grondwaarde en de opbrengsten die daaruit voortkomen.”
Ook brengen jullie in het onderzoek de negatieve gevolgen van het hoge grondstoffengebruik ter sprake. Hebben we met de snelle opmars van biobased bouwen niet de oplossing gevonden?
“De trend van houtbouw en biobased is een interessante, maar vooral nog kleinschalige ontwikkeling. De opschaling ervan is uitdagend, aangezien de ketens nog niet volgroeid zijn en hierin de bouwindustrie nog wat conservatief is. Een aantal partijen neemt het voortouw, maar het credo blijft nog steeds: nieuwbouw in plaats van het bestaande benutten. Er kan meer vanuit het bestaande gewerkt worden en wat echt bijgebouwd moet worden, kan dan met hout en biobased. Bovendien zouden materialen met een grote milieu-impact meer belast moeten worden om biobased aantrekkelijker te maken. Arbeid zou minder belast moeten worden om de transformatie van het gebied aantrekkelijk te maken”
Aan welke knoppen moeten we draaien, willen we het post-growth gedachtegoed mainstream maken?
“In het onderzoek brengen we tien principes naar voren op weg naar de Post-Growth City, onderverdeeld in drie pijlers: grond en waarde, materiaal en ruimte, en mens en planeet. Bij de grond is de vraag hoe we de ontwikkelde waarde beter vasthouden in de buurt en hoe we gebruikers meer zeggenschap kunnen geven over die grond. Maatregelen als het invoeren van grondbelasting, planbatenheffing of het voorkeursrecht zouden eraan bij kunnen dragen dat de waarde en zeggenschap over een gebied beter verdeeld worden. Het ondersteunen van wooncoöperatieven, CPO’s of Community Land Trusts, waarbij die laatste een vorm van collectief landeigendom realiseert, zijn manieren om op concrete schaal het eigenaarschap en eigendom beter te verdelen.”
‘10 principes’ (bron: BURA)
“Wat betreft materiaal en ruimte, kunnen we meer doen met wat we al hebben door hergebruik en renovatie van bestaande gebouwen als uitgangspunt te nemen. Ik weet dat dit in de praktijk lastig is, ook omdat het behoud van bestaande gebouwen om veel aandacht vraagt. Een nieuw gebouw neerzetten is soms minder maatwerk dan een bestaand gebouw renoveren en transformeren. Tegelijkertijd kunnen ontwerpers met nieuwe typologieën komen, die het maken en repareren van producten aanmoedigen. In Antwerpen Nieuw Zuid staat er bijvoorbeeld een groot circulair warenhuis in het midden van de wijk.”
“Op het gebied van mens en planeet zien we de herverdeling van welvaart voor ons, bijvoorbeeld door de privatisering van de nutsvoorzieningen een halt toe te roepen. Ook kan ontwerp bijdragen aan nieuwe symbiose van mens, natuur en techniek, en het ‘vertragen’ van het stedelijk leven. Zoals je merkt hangen al deze principes met elkaar samen, en zullen we aan verschillende knoppen tegelijk moeten draaien om ze elkaar onderling te laten versterken.”
“In het onderzoek kaarten we verschillende voorbeelden aan van projecten die deze principes onderstrepen. Zo geldt er in Brussel bijvoorbeeld een sloopverbod, waarbij bouwers een goede reden nodig hebben om wel te slopen. Ook vinden we in Brussel een mooi voorbeeld van Community Land Trust, waarbij de waarde in het gebied wordt gehouden. Mensen kopen daar hun woning, maar niet de grond. In Amsterdam Zuidoost is er ook een CLT bezig en in oprichting. Wooncoöperaties zijn in opkomst. Ontwikkelaars en marktpartijen zouden die meer kunnen ondersteunen in het professionaliseren. Juist die coöperatieven zorgen voor meer diversiteit in de ontwikkelsector.”
Wat geef je mee aan ontwikkelende partijen of gemeenten?
“Allereerst moeten we binnen de bestaande gang van zaken zo duurzaam en sociaal mogelijke projecten realiseren. Ontwikkelaars kunnen leren van bestaande projecten die het Post-Growth gedachtegoed met zich meedragen: wat ging daar goed en hoe werden de rollen verdeeld? En ook: hoe kunnen ontwikkelende partijen bijvoorbeeld anders naar rendement en waardeontwikkeling in hun projecten kijken? Vervolgens is het belangrijk om ontwerpers te vinden die hetzelfde denken. Ook zullen zij goed naar hun businesscases moeten kijken en specialisten van buiten het vakgebied laten aanhaken, als ze binnen het huidige systeem andere ontwikkelvormen willen ondersteunen of meer vanuit het bestaande willen ontwikkelen.”
‘Cover Post-Growth Onderzoek’ (bron: BURA)
“Voor gemeenten als Amsterdam en Rotterdam geef ik mee: neem een stuk te ontwikkelen grond en start een pilot. Veel instrumenten hebben we al in handen en er zijn veel voorbeelden waarbij de waarde van ontwikkelingen in de buurt wordt gehouden. Door klein te beginnen, kunnen we stapsgewijs opschalen.”
“Wij zien deze publicatie als een eerste versie. We onderzochten de huidige stand van zaken, schetsen een totaalbeeld en geven een idee aan welke knoppen er gedraaid kan worden. De komende anderhalf jaar zoeken we op verschillende onderdelen de verdieping op, door met de Academie van Bouwkunst Amsterdam concrete projecten verder te onderzoeken en dialogen te organiseren met gemeenten. In maart 2025 volgt er een groot symposium. Ook starten we een studie over Low Carbon Urbanism, wat we mee willen nemen in onze Post-Growth City 2.0 versie.”
Wil je graag een gratis pdf van dit onderzoek ontvangen, stuur dan een email naar pr@bura.city. Een tastbaar bewijs kan ook, mail dan je naam en adresgegevens naar pr@bura.city en ontvang een papieren versie voor maar €25,-, inclusief verzendkosten.
Cover: ‘Osdorp, Amsterdam’ door Arwen Matthijssen (bron: shutterstock)