Opinie Columnist Annius Hoornstra loopt rond in Kopenhagen en stuurt een uitgebreide ansichtkaart over zijn ervaringen in deze stad. Die gaan niet over toeristische trekpleisters maar over het stigmatiserende Deens beleid ten aanzien van immigranten. Hij vraagt zich hardop af of dit het voorland voor Nederland is. Gaan wij ook sturen op ‘meer blond’?
Lieve vrienden,
Het is hier surrealistisch. Ik ben terechtgekomen in een sciencefiction film. Blade Runner met onze blauwogige Ruther Hauer, maar dan anders. Buiten zijn bijzondere gebouwen te zien, van Cobe, Big en andere starchitects. De stadsuitbreiding Ørestad is mindblowing, opgehangen aan een kaarsrechte metrolijn op poten, de polder in. Een futuristische droom, met het ene na het andere mooie project dat zich vasthaakt aan de ruggengraat van de metro.
Over mooi gesproken. Voor het ontbijt heb ik nog even mijn trainingsrondje gedaan. In andere steden geniet ik dan van een stille stad. Overal lopen de hele dag prachtige blonde jongens en meisjes rond. De jongens met stevige schouders, borstspieren en dito bovenbenen. De meisjes met blonde paardenstaarten en een vrolijke opgewekte pas. Er zit levenselixer in het drinkwater zo lijkt het, het houdt je jong en Deens. Het doet mij opnieuw aan de film Blade Runner denken: “Human replicants, manufactured humans you can’t tell from the real thing.”
Hoe anders is mijn workout bij het ochtendgloren in vergelijking met mijn wandeling door de wijken Tungbjerg en Taastrup. Hier vind je naoorlogse stedenbouw, die tot voor kort officieel getto’s heetten. Nu hebben ze een ander, maar even stigmatiserend stempel en heten ze in Deens beleidsjargon ‘parallelle samenlevingen‘. Dicht luiken, verlaten straten. Wat is hier aan de hand? Wie woont er achter de dichte gordijnen? Immigrants hoor ik fluisteren. Er gaat een deur open. Mannen haasten zich door de lege straten snel naar huis. Ze verlaten een niet herkenbare moskee in een onuitgesproken plint, vergelijkbaar met onze schuilkerken van weleer. Alsof ze niet gezien willen worden. Een paar seconden later is het weer stil op straat.
Sinds 2010 heeft Denemarken een bijzonder beleid voor kwetsbare wijken. Vooral gebaseerd op het percentage niet-westerse immigranten. Eén huishouden te veel met een andere culturele achtergrond kan een wijk in het vakje van getto duwen en zo automatisch leiden tot sloop van sociale huurwoningen. “Sorry, nu er 51 procent niet-westerse immigranten in uw wijk wonen en dat is een beetje veel, mevrouw Nielsen, gaan we uw sociale huurwoning slopen, ook al is er niks mee aan de hand.” Zo zal het wel niet worden opgeschreven, maar daar komt het wel op neer.
In de plannen voor de wijken met de status ‘parallelle samenlevingen’ wordt sowieso de kracht van de bewoners met een andere culturele achtergrond niet benoemd. Sterker nog: over de aanleiding voor ingrepen wordt ernstig gezwegen. Of er wordt met enige gêne naar verwezen met de term rijksbeleid.
Hoe erg is het om je zo ongewenst te voelen? Ik kan het mij niet voorstellen. En hoe moet het zijn om aan stedelijke ontwikkeling te werken met een beleidsagenda die stuurt op ‘meer blond’? Is dit ons voorland? Doen of deden wij het beter? Ook in Nederland staan of stonden de termen en percentages allochtonen lang centraal in de probleemanalyses van kwetsbare wijken. De te hoge percentages sociale huur waren en zijn reden voor sloop. Maar ik heb nu dus de overtreffende trap gezien. Beleid dat zo stigmatiserend is dat dat iedereen met een andere culturele achtergrond of huidskleur zich wel ongewenst móet voelen. Een asielcrisis uit willen roepen is dan ook verre van onschuldig.
Ooit liep ik als een van de weinige witte mannen door het centrum van de Amerikaanse stad Atlanta. Vervreemdend, maar onschuldig. Nu liep ik door het centrum van Kopenhagen, onderweg naar een vegetarisch grow your own-stadslandbouwrestaurant, en viel die ene jongen op die niet aan het blonde stereotype voldeed. Vervreemdend en bepaald niet onschuldig. Surrealistisch en pijnlijk.
Groetjes,
Annius
Cover: ‘Annius Hoornstra Column Cover’ door Esther Dijkstra (bron: Illustratie Esther Dijkstra, bewerkte foto Patrick van den Hurk)