Onderzoek Provincies moeten actiever grondbeleid gaan voeren om de transitie van het landelijk gebied mogelijk te maken. Dat zegt Jeroen Rheinfeld, bijzonder hoogleraar agrarisch recht. “De opgaven zijn te groot en te belangrijk om kansen voor de transitie van het landelijke gebied te laten liggen.”
Exit NPLG, maar instrumenten blijven nodig
De provincies hebben in de afgelopen jaren gewerkt aan plannen voor de transitie van het landelijke gebied. Voor de laatste editie van de Gebiedsontwikkeling.krant met het thema ‘grond’ – deze leest u hier – spraken wij met hoogleraar Jeroen Rheinfeld over instrumenten die provincies in kunnen zetten voor de transitie van het landelijk gebied. In de afgelopen weken is gebleken dat het kabinet een einde wil maken aan het overkoepelende programma, het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Dat roept de vraag op in hoeverre de provincies door kunnen met de uitvoering van hun plannen. Hiervoor is een aanzienlijke bijdrage van het Rijk benodigd. Volgens Rheinfeld wordt de inzet van alle mogelijke instrumenten om de transitie in de provincies door te zetten echter alleen maar belangrijker. “Er liggen internationale afspraken en de provincies zijn ver met de uitwerking van hun plannen. Het is voor de uitvoering juist belangrijk om alle instrumenten in te zetten die nodig zijn om de vernieuwing van het landelijk gebied niet stil te laten vallen.”
Veertig bij veertig kilometer, ofwel 165.000 hectare. Dat is het enorme gebied dat de provincies nodig hebben voor de vernieuwing van het landelijk gebied. Woningbouw vraagt ruimte, maar dat geldt ook landbouw, water, natuur en recreatie. Om invloed uit te kunnen oefenen, moeten provincies veel actiever grondbeleid voeren – aldus bijzonder hoogleraar Jeroen Rheinfeld. Sinds het opheffen van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in 2015 kopen overheden veel minder agrarische grond aan. Tot dat jaar was dat zo’n 8.000 hectare per jaar, een factor zeven hoger dan nu.
Alles inzetten
Het is de vraag of de ambities van provincies en Rijk op elkaar aansluiten in de aanstaande Nota Ruimte én of er voldoende middelen beschikbaar zijn voor het realiseren van de ambities. De provincies verwachten maar liefst 24 miljard nodig te hebben van het Rijk. Maar los daarvan moeten de provincies alle mogelijke instrumenten inzetten om die ambities te realiseren, vindt Rheinfeld. “Dat betekent niet dat provincies alleen maar grond aan moeten gaan kopen. Dat is weliswaar een snelle, maar ook een dure aangelegenheid. Er zijn ook andere manieren om invloed uit te oefenen op grond; van een hernieuwde inzet van herverkaveling tot het toepassen van pachtconstructies. Uit onderzoek dat ik met mijn collega’s aan de Wageningen Universiteit heb gedaan, blijkt dat sommige instrumenten in de ene provincie helemaal niet en in andere juist wel gebruikt worden. Daarmee worden ook kansen gemist.”
Sommige instrumenten liggen gevoelig, weet Rheinfeld: “Neem de provincie Zeeland. Na de Watersnoodramp is daar verplichte ruilverkaveling ingezet, via een speciale noodwet voor het gebied Walcheren. Dat is nu nog steeds onbespreekbaar omdat het destijds grote impact had op sociale structuren. Maar ik denk dat je daar nu zo langzamerhand overheen moet stappen, want je laat een van de instrumenten die je in kunt zetten bij voorbaat varen. Hetzelfde geldt voor de BBB die gezegd heeft: ‘We gaan boeren niet onteigenen’. Door deze politieke uitspraak geef je boeren een veel sterkere onderhandelingspositie wanneer het toch nodig is om een gebied te vernieuwen. Want bijvoorbeeld het vestigen van een voorkeursrecht werkt alleen als de eigenaar bereid is om het gebied een keer te verkopen. Wil hij dat niet, dan gebeurt er ook niks. Daarom is het voorkeursrecht een passief instrument. Onteigening, al is het maar als stok achter de deur, is dan een actief instrument dat wél effect kan hebben.”
Snel toepasbaar
Waar Zeeland de inzet van verplichte herverkaveling achterwege laat, doen andere provincies, zoals Utrecht en Limburg, niet of nauwelijks iets met het instrument kavelruil. Het is een eenvoudig en snel toe te passen instrument, op basis van vrijwilligheid. Althans, als alle partijen ook willen en voordeel hebben van de grondruil. Als één partij niet wil meewerken, dan kan dat de ruil van gronden in het hele gebied dwarsbomen. Overigens krijgt dit instrument in de (nabije) toekomst mogelijk te maken met inperking van de vrijstelling van overdrachtsbelasting, omdat partijen hiervan soms op onwenselijke wijze gebruik van maken. Rheinfeld betreurt het als het moeilijker zou worden om dit instrument, dat cruciaal is voor de transitie van het landelijk gebied, in te zetten.
‘Ruilverkaveling Land van Maas en Waal.’ door Nationaal Archief (bron: picryl.com)
Rheinfeld vindt dat een ander instrument, herverkaveling, ondergewaardeerd is in Nederland. “In de jaren 70, 80 en 90 van de vorige eeuw werd de toen geheten ruilverkaveling vooral ingezet voor schaalvergroting in de landbouw. Het waren over het algemeen trage processen met een looptijd tot soms wel 20 jaar. We kunnen echt stappen maken met de vernieuwing van het landelijk gebied als dat instrument sneller ingezet kan worden voor een nieuwe integrale inrichting.” Met deze ‘herverkaveling 2.0’ kan wel 500 of 600 hectare in een proces opnieuw ingedeeld worden. Maar dan moeten de procedures sneller. “Als het proces van toewijzing van rechten op kavels aan eigenaren door kan gaan, is er voor dit instrument een grote belemmering weggenomen. Ook als een partij procedeert tot aan de Hoge Raad (hetgeen nu niet mogelijk is, op basis van de zogeheten schorsende werking van het cassatieberoep, red.).”
Grote opgaven
Naast deze instrumenten zijn de pachtconstructies in opkomst. Zij kunnen evenzeer bijdragen aan de transitie naar een duurzame landbouw en vitaal platteland. Het gaat dan om pachtconstructies waarin het gewenste duurzame beheer wordt gekoppeld aan een lange termijnpachtcontract met een relatief lage pachtprijs. Er zijn ook voorbeelden waarin boeren hun land aan de provincie verkopen en dit via een duurzame gebiedscoöperatie vervolgens terugpachten.
Om de grote opgaven in het landelijke gebied in samenhang vorm te geven én om daar de nodige snelheid mee te maken, is het volgens Rheinfeld nodig om alle beschikbare instrumenten in te zetten. Zo kunnen provincies invloed uitoefenen op het grondeigendom en de aard van het grondgebruik. “De opgaven zijn te groot en te belangrijk om kansen voor de transitie van het landelijke gebied te laten liggen.”
Hieronder kunt u een fraaie documentaire bekijken van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over het concept van de ruilverkaveling:
Cover: ‘GO nationale grondbank’ door Esther Dijkstra (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)