6 oktober 2010
6 minuten
Verslag Hartelijk dank voor het rapport over de werkmilieus, dat ik zojuist uit handen van Friso de Zeeuw mocht ontvangen. Graag geef ik een korte reactie op het rapport. Ik doe dat als voorzitter van VNO-NCW West, de werkgeversorganisatie in Noord- en Zuid-Holland. In beide provincies is VNO-NCW nauw betrokken bij het bedrijfsterreinenbeleid. Voor VNO-NCW zijn bedrijfsterreinen van groot belang voor het vestigingsklimaat van ondernemingen. Ruim de helft van de werkgelegenheid in Nederland vinden we terug op bedrijventerreinen. Werk voor hoger, maar vooral ook voor lager opgeleiden. En dat op een ruimte die slechts twee procent van het Nederlandse grondoppervlak beslaat.
‘Reactie René Klawer, voorzitter VNO-NCW West, op het rapport Werkmilieus – Nationaal Bedrijfsterreinencongres, Rotterdam - Afbeelding 1’
Ondernemers zijn natuurlijk voorstander van een efficiënt en effectief beleid voor bedrijfsterreinen. Als ondernemersvereniging volgen we nauwgezet hoe het bedrijfsterreinenbeleid in de praktijk uitpakt.
Uit een inventarisatie die we vorig jaar bij VNO-NCW West hebben gemaakt, blijkt dat er nogal wat problemen zijn. Zo stimuleren gemeenten nog vaak woningbouw bij of zelfs op bedrijfsterreinen, die bedrijven geleidelijk aan opslokt of op slot zet, waardoor ze niet meer kunnen groeien.
Ook worden in toenemende mate andere functies op bedrijventerreinen toegestaan (fitness scholen, kinderopvang, hotels), zonder dat er doordacht beleid achter zit. In Rotterdam en omgeving wordt één op de drie bedrijventerreinen op deze manier bedreigd. Gemeenten bieden geen of onvoldoende alternatieve locaties. Ook bij herstructurering blijft er wel ruimte voor bedrijven, maar dan bijna altijd in de lagere milieucategorieën en vaak in de vorm van woon-werkcombinaties. Uitwijken naar buurgemeenten lukt ook niet door gebrek aan regionale samenwerking. Bovendien zien we scheefgroei bij de aanleg van nieuwe terreinen: de laatste jaren worden hoofdzakelijk "lichte " bedrijventerreinen aangelegd, geschikt voor kantoren en perifere detailhandel. De positie van de maakindustrie staat op veel bedrijfsterreinen en in veel bestemmingsplannen onder druk. De opeenstapeling van milieuregels en milieucontouren leidt op nogal wat plaatsen tot problemen voor het bedrijfsleven. Dat is slecht voor de opbouw van de economie van de Randstad.
Het rapport dat ik heb ontvangen is een bijdrage aan de verkenning van nieuwe strategieën voor het bedrijfsterreinenbeleid
De eerste belangrijke notie in het rapport is mijns inziens het pleidooi om de context van bedrijfsterreinen te verbreden.
Deze verbreding moet wat VNO-NCW betreft allereerst tot stand komen met een regionaal afgestemde bedrijfsterreinenstrategie. Het is de taak van de provincie om deze regierol op te pakken en te zorgen voor evenwichtige aandacht in het bedrijfsterreinenbeleid voor alle milieucategorieën van het bedrijfsleven, met name ook de maakindustrie. Het regelen van financiële verevening tussen terreinen en gemeenten is een must, want anders zal veel van het beleid financieel onhaalbaar blijken te zijn. Wij zijn er blij mee dat er regie komt, want regionale afstemming is in veel regio's absoluut noodzakelijk.
Het rapport plaatst terecht bedrijventerreinen in het brede kader van de gebiedsontwikkeling, met van meet af aan een koppeling met ruimtelijke ordening en duurzaamheid. Het bedrijfsterrein, in het kader van zijn omgeving, wordt dan een "werkmilieu" genoemd. Ik onderschrijf die benadering. Door integrale gebiedsontwikkeling kunnen meer kansen voor herstructurering van bestaande terreinen ontstaan. En bedrijven hebben er zelf belang bij dat er geïnvesteerd wordt in kwaliteit en uitstraling. Uit de intro van mijn verhaal zal u wel duidelijk zijn geworden dat we voorzichtig moeten zijn om overal bij gebiedsontwikkeling aan de gang te gaan met een mix van wonen, kantoren en voorzieningen. Verder maak ik de kanttekening dat we niet overal dure bedrijfsterreinen moeten hebben. Het algemene belang van economie en werkgelegenheid vraagt dat we ook ruimte moeten kunnen bieden aan startende bedrijven en zelfs aan rommelzones voor bedrijven. We zullen steeds moeten inzetten op de ondernemer die eindgebruiker is en op maatwerk per locatie.
De tweede kanttekening die ik plaats is dat het niet alleen om ontwikkeling gaat, het gaat ook om bescherming en 'toekomstvastheid' van terreinen, vooral waar het gaat om ruimte voor de maakindustrie. Er zijn instrumenten ontwikkeld die de waarde van deze bedrijventerreinen in beeld brengen. Vaak ligt deze veel hoger dan in eerste instantie ingeschat. Zeker als er nauwelijks alternatieven zijn kan/moet het ook een keuze zijn om deze terreinen te beschermen en duurzaam in te passen in de omgeving. Ook als het terreinen zijn die op locaties liggen waar woningbouw goed zou passen. In het convenant dat wij in Zuid-Holland begin dit jaar sloten met o.a. de Provincie staat dat een "duurzaam bedrijventerrein ook betrekking heeft op de inzet om de functie en typering van bestaande terreinen zo veel mogelijk te behouden ten behoeve van de investeringsbereidheid van ondernemers die gevestigd zijn op het bedrijventerrein". Je kunt ook zoneren op bestaande terreinen. Je kunt dus ook verschillende werkmilieus op een bestaand terrein hebben, mits slim ingericht. Hier zijn goede voorbeelden van in Nederland en in het rapport wordt een aantal van hen ook genoemd, maar in veel gemeenten gebeurt dit nog niet goed.
Hierop aansluitend nog een derde punt van aandacht. In het rapport wordt gesproken over de mogelijkheid van een regionaal Fonds transformatierechten. Hoewel ik niet de details ken van dit instrument maak ik me er - na mijn vorige opmerkingen - wel enigszins zorgen over. Het kan leiden tot 'afkopen' en zo haaks staan op de duurzame inpassing van bedrijventerreinen. Macro cijfers en gedachten komen niet altijd overeen met de situatie op terreinen en met die van ondernemingen afzonderlijk.
De tweede centrale notie in het rapport is voor mij het pleidooi voor de "verzakelijking". Dit pleidooi sluit aan op het advies Noordanus. Zoals bekend werken de ministeries VROM en Economische Zaken al aan een verkenning om marktpartijen zoals beleggers en projectontwikkelaars, een grotere rol te laten spelen bij het bedrijfsterreinenbeleid.
VNO-NCW West wil hieraan een concrete bijdrage gaan leveren. Want als bedrijfsleven willen we niet alleen kritiek leveren, maar ook zelf verantwoordelijkheid nemen. Samen met de Provincie Zuid-Holland gaat we werken aan enkele pilots. Het is een van de actiepunten uit het convenant dat ik eerder noemde, waarin ook onderwerpen als kwaliteit en ruimtewinst aan de orde komen. En dat laatste is belangrijk omdat naar mijn mening altijd sprake moet zijn van duurzame ontwikkeling en inpassing, maar dat er ten onrechte soms een te negatief beeld wordt geschetst van bedrijventerreinen in de pers en door beleidmakers.
Uitgangspunt bij de pilots is dat we als markt kijken naar mogelijkheden en ontwikkelingen. We hebben ons daarbij twee doelen gesteld:
- We gaan op twee bestaande terreinen in Zuid-Holland waar nog geen vorm van beheer is, parkmanagement opzetten
- We geven op twee terreinen waar de herstructurering moeizaam verloopt de plannen een nieuwe impuls, geredeneerd vanuit de wensen en behoeften van het bedrijfsleven. De eindgebruiker dus, want die staat in het rapport van vandaag terecht centraal.
Het uitgangspunt van deze pilots zal geen topdown benadering zijn, maar vooral bottum-up. Het moet gaan om lokaal maatwerk en de ondernemer moet natuurlijk centraal staan. We moeten veel meer werk maken van het leren kennen van de gebruiker van een bedrijfsterrein. En het zal gefaseerd moeten gaan, want we zitten in een economisch lastige tijd. Alleen op die manier kan de transformatie van een terrein slagen.
Aan het eind nog een punt van aandacht. In het rapport wordt veel ingegaan op conceptontwikkeling. Wat ik mis zijn de financiële en fiscale prikkels om partijen in beweging te krijgen. In de Taskforce Noordanus zijn er verschillende onderzocht en getoetst. Ik denk dat het zinvol is een aantal van deze instrumenten nader te bekijken.
Tot slot, refererend aan een van de 'kopjes' in het rapport: het bedrijventerrein is niet dood, het is springlevend, ook als we het anders gaan noemen.
Cover: ‘Reactie René Klawer, voorzitter VNO-NCW West, op het rapport Werkmilieus – Nationaal Bedrijfsterreinencongres, Rotterdam - Afbeelding 1’