Analyse Het net kan het niet aan en daarom gaat de komende jaren de verouderde energie-infrastructuur in Nederland fors op de schop. Hoe passen we dat zorgvuldig in het landschap in? Regionale samenwerking kan zeker helpen, blijkt uit onderzoek van de Metropoolregio Amsterdam (MRA).
Door de toename van zonne- en windenergie staat het elektriciteitsnetwerk van vooral Noord-Holland zwaar onder druk. Met die mededeling legde energienetwerkbedrijf Alliander ruim een jaar geleden al de vinger op de zere plek. Vooral door de opwekking van zonne- en windenergie ontstaat er “een enorme toename van het stroomaanbod dat over een netwerk moet dat er niet voor ontworpen is”. Zo verklaarde Daan Schut, Chief Transition Officer bij Alliander, destijds de situatie.
Gebiedsontwikkelingen zonder stroom
Door de achterblijvende netcapaciteit ontstonden er problemen in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Zo waren er problemen met het aansluiten van onder andere supermarkten en scholen. Alliander had vorig jaar “nog zo’n tienduizend nieuwe trafohuisjes, honderden nieuwe transformatorstations en duizenden extra kilometers leidingen nodig”. En de situatie in Noord-Holland staat niet op zichzelf. Netbeheerders steken de komende jaren miljarden in het totale Nederlandse energienetwerk, de grootste investeringen ooit. Desondanks is het nog lang niet zeker of alle problemen daarmee verleden tijd zijn.
De miljardeninvesteringen zijn onvermijdelijk, maar voor de impact van de energietransitie op het landschap geldt hetzelfde. Metropoolregio Amsterdam (MRA) liet daarom onderzoeken wat de ruimtelijke impact van de energietransitie is op het landschap en welke rol regionale samenwerking kan spelen om die impact te verminderen.
Tijdige afstemming
In het rapport, dat vorige maand verscheen, concluderen de onderzoekers dat regionale samenwerking genoeg kansen biedt, maar dat tijdige afstemming over de inpassing van energie-infrastructuur in een regio als de MRA dan wel noodzakelijk is. De impact van de energietransitie zal sowieso groot zijn. Daarom moet het gesprek over de locatiebepaling en een goede positionering en inpassing in het landschap snel worden gevoerd.
‘Datacentrum van Equinix, Amsterdam’ door Aerovista Luchtfotografie (bron: shutterstock.com)
De bovengrondse energiebouwstenen zullen moeten worden ingepast in het vaak open Noord-Hollandse landschap en dat betekent dat goede ontwikkelprincipes noodzakelijk zijn. Binnen de MRA moet de energieladder het leidende instrument worden. Op de onderste trede staat de locatie waar landschappelijk gezien de meeste ruimte is, oftewel een “al verïndustrialiseerd landschap.” Gebiedsontwikkelaars moeten bij de inpassing van de bouwstenen eerst naar de mogelijkheden kijken in deze gebieden. Zijn die er niet, dan moet de ladder beklommen worden naar trede twee, de stedelijke randen.
Samenhang
Bovenaan de ladder staan de “bijzondere landschappen met beschermingsregimes” op de vijfde en laatste trede. Deze landschappen moeten, als het aan de MRA ligt, zoveel mogelijk ontzien of gevrijwaard blijven van energiebouwstenen. Maar dat is helaas niet altijd mogelijk, zo luidt een andere conclusie in het rapport.
Daarom hanteren de onderzoekers het motto liever niet, maar als toch, dan zo, met daarbij een set aanvullende ontwikkelprincipes. Het rekening houden met de verschillende landschappen binnen de regio en de bestaande structuren is daarbij het uitgangspunt. Samenwerking tussen verschillende stakeholders en het creëren van samenhang (zowel tussen de bouwstenen als in combinatie met andere regionale ontwikkelingen) is daarbij cruciaal. De afwegingsprincipes uit de NOVI zijn een voorbeeld van een instrument dat kan worden ingezet om die samenhang te realiseren.
Technische én ruimtelijke opgave
De analyses van de MRA komen sterk overeen met het rapport Hefboom voor een schone toekomst van het College van Rijksadviseurs (CRa), dat in september verscheen. In dat rapport stelt het CRa dat een langetermijnvisie op de ruimtelijke inrichting van Nederland onlosmakelijk verbonden is met het robuust en toekomstbestendig investeren in de energie-infrastructuur. “Hoogspanningsleidingen, -stations en ondergrondse buisleidingen moeten mee kunnen bewegen met de grote ruimtelijke veranderingen die deze eeuw gaan plaatsvinden. De energie-infrastructuur is niet alleen een technische maar tegelijk ook een ruimtelijke opgave die sterk ordenend is.”
Lees het rapport op de site van de Metropoolregio Amsterdam.
Cover: ‘Windmolenpark Nederland’ door Fokke Baarssen (bron: shutterstock.com)