Nieuws De manier waarop de (Nederlandse) economie nu is georganiseerd, is niet houdbaar. We verbruiken eindige grondstoffen om ons te voorzien van bouwmaterialen, spullen en energie. Onze economie is grotendeels gebaseerd op de principes van take-make-waste: grondstoffen delven, er spullen van maken en die na gebruik als afval van de hand doen. Onderdeel van deze manier van produceren is het gebruik van energie gewonnen uit kolen en olie. Gevolg daarvan is (lucht)vervuiling en klimaatverandering. Dit alles noopt tot aanpassing van het economische systeem.
Transitie naar de next economy
Inmiddels wordt breed onderschreven dat het anders moet. Een voorbeeld daarvan is de Roadmap Next Economy (hierna: RNE) van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag [1]. De MRDH is niet de enige partij die nadenkt over de next economy. De Rijksoverheid, nagenoeg alle provincies en grote steden hebben inmiddels beleidsnotities vastgesteld [2]. Rijk, Randstad en Brainport Eindhoven werken aan een ruimtelijk-economische ontwikkelstrategie die de concurrentiepositie van Nederland voor de toekomst moet behouden en versterken [3]. In het bedrijfsleven worden al volop producten en businessmodellen ontwikkeld die passen bij de nieuwe, circulaire economie [4]. Hoewel de definities, focus en aanpak in al deze beleidsinspanningen verschillen, is Nederland duidelijk in transitie naar een meer houdbaar sociaaleconomisch systeem.
De transitie naar de next economy wordt gedragen door technologische vooruitgang en innovatie. Denk aan verbeterde manieren om hernieuwbare energie op te wekken, te transporteren en op te slaan en het slimmer organiseren van energie, mobiliteit en logistiek door smartsystemen. De next economy heeft de connotatie [5] van een economie die drijft op kennis en innovatie.
Transities: opbouw en afbraak van regimes
Transities beslaan historisch gezien een periode van 20 tot 30 jaar [6], verlopen niet lineair en kennen verschillende fases. In de eerste fase is de transitie nog weinig zichtbaar: een beperkt gezelschap van voorlopers experimenteert. Binnen het bestaande regime wordt in die fase vooral ingezet op optimalisatie van het bestaande, niet op radicale vernieuwing. Vervolgens komt de transitie in een fase van versnelling: experimenten groeien uit in aantal en schaal en er ontstaat ook een bepaalde mate van destabilisatie en chaos in het oude regime. Uiteindelijk wordt het oude regime vervangen door een nieuw regime.
‘verloop van transitie’
Figuur 1: verloop van een transitie[1]
De transitie naar de next economy bevindt zich aan het begin van de versnellingsfase: het gedachtegoed grijpt om zich heen bij beleidsmakers en voorlopers, maar is nog (lang) geen gemeengoed.
Kenmerkend voor transities is dat niet alleen een nieuw regime ontstaat, maar dat er ook een oud regime verdwijnt. Kortom, er zijn ook verliezers. Interessant is de vraag wie die verliezers zijn. Naar verwachting zullen dat bijvoorbeeld de energiebedrijven zijn die de omschakeling naar duurzame energieopwekking niet weten te maken, bedrijven die hun geld verdienen aan delven en verwerken van grondstoffen en (massa)productie van wegwerpartikelen. Er is nóg een groep potentiele verliezers, de kwetsbare inwoners. Daarmee doel ik op de laagopgeleide onderklasse van Rotterdammers (Nederlanders, Europeanen, wereldburgers). Havenarbeiders wiens werk geautomatiseerd wordt, vrachtwagenchauffeurs die weggeconcurreerd worden door Oost-Europese conculega’s, Rotterdammers die geen baan of sociale huurwoning kunnen krijgen. Deze mensen hebben niet de skills en de veerkracht om onderdeel te worden van de hoogopgeleide en smart next economy. Hoe speelt Rotterdam in op hun veerkracht?
De next economy en de veerkracht van Rotterdam
Een veerkrachtige stad is een stad met sociale samenhang. Hoewel sociale samenhang in sommige gevallen juist groeit door een verstoring - denk aan een gevoel van verbroedering na een natuurramp of terroristische aanslag - heeft een economische crisis doorgaans een omgekeerd effect: het drijft de ‘winnaars’ en de ‘verliezers’ verder uit elkaar.
De resilience strategie van Rotterdam heeft aandacht voor de sociale verbanden in de stad, maar nauwelijks voor de economische kansen van de onderklasse. Het programma 21e eeuwse vaardigheden zet vooral in op onderwijs. Goed voor jonge Rotterdammers, maar geen oplossing voor de oudere havenarbeider of werkloze. De nota publieke gezondheid draagt niet of slechts zeer indirect bij aan hun sociaaleconomische positie. Het programma WIJ-samenleving besteedt weliswaar aandacht aan sociale verbanden, maar biedt de onderklasse geen economisch perspectief. Hetzelfde geldt voor het programma Resilient Delfshaven.
Daar komt bij dat Rotterdam bewust inzet op het creëren van een nieuwe middenklasse in de stad. Deze middengroepen zijn in Rotterdam ondervertegenwoordigd en kunnen een belangrijke cementlaag vormen die een tweedeling in de maatschappij tegengaat[1]. Dit is ook de achterliggende rationale van de onlangs gepresenteerde woonvisie, waarbij sociale huurwoningen gesloopt worden ten behoeve van duurdere woningen. Tegelijkertijd roept de woonvisie ook veel verzet op, met name bij de groepen die door socioloog Godfried Engbersen de ‘onzekere onderlaag’ en de ‘kwetsbaren’ wordt genoemd. Deze groepen hebben al moeite om mee te komen in de huidige maatschappij en zien de transitie en maatregelen zoals de woonvisie als (verdere) bedreiging van hun bestaan. En deze groepen lijken eerder te groeien dan af te nemen, getuige de toenemende steun voor populistische en polariserende politici in binnen- en buitenland. De sociaaleconomische en sociaal-culturele kloof hangt in belangrijke mate samen met opleidingsniveaus [2].
Om de sociale samenhang in de stad te versterken is niet alleen actie nodig in het kader van wijkaanpak, participatie en voeding. Er is ook een reëel economisch perspectief nodig voor de onderklasse. De ‘next economy’ biedt daartoe ook kansen.
Kansen van de circulaire economie
De resilience strategie van Rotterdam besteedt nauwelijks aandacht aan de opkomst van de circulaire economie. De term circulair wordt drie keer genoemd en nergens uitgewerkt. Dit is jammer: een circulaire economie is veerkrachtig van zichzelf, omdat de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en grondstoffen verdwijnt. Daarnaast wordt ook het afvalprobleem aangepakt (afval wordt grondstof), verbetert de luchtkwaliteit (uitstoot van fijnstof, CO2, etc.) en dat allemaal in combinatie met een vitale economie. De RNE zet daarom wél in op een circulaire economie.
De stad kan gezien worden als metabolisch systeem: een systeem waar dagelijks energie, (bouw)materialen en schoon water ingaan en aan de andere kant warmte, gassen, afvalwater en puin uitkomen [3]. In de circulaire economie worden die stromen zoveel mogelijk verkleind, onder meer door hergebruik van (bouw)materialen, restwarmte en door organische waterzuivering in de stad.
‘De stad als metabolisch systeem’
Figuur 3: de stad als metabolisch systeem. Bron: college E. van Bueren MCD 8 november 2016
Zoals in de inleiding van dit artikel al is geconstateerd, heeft de next economy de connotatie van innovatief, technologisch en hoogopgeleid. Toch is er ook een andere kant aan de circulaire economie: die van het hergebruiken en recyclen. De fietsenmaker, de “Gouden Schaar”, de sociale werkplaats waar oude apparaten uit elkaar worden gehaald: in feite zijn het circulaire ondernemers. Ondernemers die alleen maar belangrijker worden in de next economy. Er is dus juist aan de onderkant van de arbeidsmarkt veel potentiele werkgelegenheid. Dat potentieel geldt overigens ook in sociale zin: juist bevolkingsgroepen met een migrantenachtergrond zijn bijvoorbeeld gewend om zuinig met voedsel en spullen om te gaan (zo is voor hindoes het weggooien van voedsel uit den boze).
Advies
Dit brengt mij tot de kern van mijn advies aan de resilience officer van Rotterdam: bied economisch perspectief aan de onderkant van de arbeidsmarkt door in te zetten op een transitie naar de circulaire economie. Kwetsbare groepen hebben niet alleen behoefte aan een sociaal programma, maar bovenal aan perspectief op werk. De circulaire economie biedt daarvoor uitstekende kansen, die nog niet of nauwelijks onderdeel vormen van de Rotterdamse resilience strategie. Scholing is een goede zaak, maar niet iedereen zal mee kunnen in de innovatieve en hoogopgeleide sectoren van de next economy. En dat hoeft ook niet. Door in te zetten op versterking van bestaande circulaire ondernemers in de stad is er ook perspectief voor minder hoog opgeleiden. Dat versterkt de veerkracht van de stad, omdat het de sociaaleconomische positie van kwetsbare groepen bevordert en voorkomt dat zij de verliezers van de transitie worden. Ik adviseer dan ook de resilience strategie op dit punt aan te vullen. Een goede eerste stap voor de uitvoering zou een inventarisatie kunnen zijn van de reeds beschikbare infrastructuur van reparatie, hergebruik en recycling in de stad. Een eerste stap naar een fysiek én sociaal veerkrachtiger Rotterdam!
Jenny May is werkzaam als projectmanager bij VINU-consult. Ze schreef dit advies naar aanleiding van de opdracht behorende bij de MCD Module Urban Resilience. Meer informatie: www.mastercitydeveloper.nl.
[1] MRDH (2016), Roadmap next economy
[2] Zie bijvoorbeeld: www.rijksoverheid.nl/circulaire-economie
[3] Zie: www.rijksoverheid.nl
[4] Zie bijvoorbeeld www.circulaireeconomienederland.nlhttp://www.circulairondernemen.nl, www.mvonederland.nl
[5] In de resilience strategie van Rotterdam (Gemeente Rotterdam (2016), Rotterdam Resilience strategie. Klaar voor de 21e eeuw) ligt een grote nadruk op innovatie en “21st century skills”. Ook de RNE kent een sterke inzet op kennis, wetenschap en innovatie, juist ook in de hoofdstukken over ondernemerscultuur en de ‘next society’.
[6] Hiernavolgende duiding van transities is ontleend aan college D.
Loorbach, MCD 29 november 2016
Cover: ‘Markt Binnerotte’