Onderzoek Hoe kan het nieuwe kabinet nou echt sturen op een klimaatbestendige ruimtelijke ordening? Die vraag heeft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur in een nieuw advies beantwoord. De belangrijkste constatering is dat er vooral nog een hele hoop moet gebeuren om klimaatadaptatie echt bovenaan de ruimtelijke agenda te krijgen. “Ik hoop dat we de alarmklok luiden zonder de noodsituatie uit te roepen.”
“We weten allemaal dat het klimaat verandert, maar we beseffen nog niet wat dat echt betekent. En we hebben al helemaal geen idee hoe we daar in de ruimtelijke ordening mee om moeten gaan.” Jan Jaap de Graeff, voorzitter van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), windt er geen doekjes om. ‘Water en bodem sturend’ mag dan sinds een aantal jaar een van de belangrijkste mantra’s zijn in de Nederlandse ruimtelijke ordening, maar de woorden zijn nu nog vaak een stuk groter dan de daden. “We spreken wel over water en bodem sturend, maar doen het vaak gewoon nog niet. De praktijk is harder dan de leer.”
Portemonnee trekken
En dat is een zorgelijke ontwikkeling, constateert De Graeff. Vandaag wordt het advies Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat overhandigd aan de demissionaire ministers van Infrastructuur en Waterstaat en Binnenlandse Zaken. Hierin probeert de Rli overheden, burgers, bedrijven, banken en andere betrokkenen ervan te overtuigen dat weten dat het klimaat verandert echt nog lang niet genoeg is. De Graeff: “Iedereen moet besluiten gaan nemen die leiden tot een ruimtelijke ordening die rekening houdt met klimaatadaptatie. We hebben klimaat al een tijd lang op onze agenda staan, maar onze diagnose is dat er sprake is van een groot, sluimerend probleem. De keuzes die gemaakt worden, houden nog onvoldoende rekening met het fenomeen klimaatadaptatie. Onze constatering is dat het besef er bij een kleine groep, vooral in het watervak, wel is. Maar het besef is vooral bij ruimtelijke ordenaars nog maar beperkt doorgedrongen.”
‘Jan Jaap de Graeff’ (bron: Fred Ernst)
In het advies zet de Rli uiteen wat de betrokken partijen kunnen doen om die klimaatadaptieve ruimtelijke ordening ook echt voor elkaar te krijgen. Een centrale rol is daarbij weggelegd voor de overheid. De raad nam twee hoofdtaken voor de overheid in het advies op. Taak één is zelf de ruimte ordenen op een klimaatadaptieve manier. “Bijvoorbeeld door in de ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten nu al ruimte vrij te maken waar in de toekomst de dijken moeten worden versterkt of ruimte voor waterberging moet worden gecreëerd. Ook in de mogelijke Nota Ruimte.”
Taak twee is de samenleving in een dusdanige positie plaatsen zodat ook andere partijen dan de overheden de klimaatbestendige keuzes kunnen maken. “De overheid moet ook de samenleving zelf in beweging krijgen. Burgers, banken, bedrijven, verzekeraars. Ook zij moeten besluiten nemen die leiden tot een ruimtelijke ordening die rekening houdt met klimaatadaptatie.” De introductie van een ‘waterkalender’ is een concreet instrument waarmee het Rijk en de waterschappen de gevolgen van klimaatverandering in kaart kunnen brengen, onder andere voor waterveiligheid en wateroverlast. Met de kalender kunnen die gevolgen ook tijdig en overzichtelijk worden gecommuniceerd.
“Dat is een directe prikkel om het debat te kunnen beginnen over de vraag: hoe hou je rekening met klimaatverandering en welke ruimtelijke keuzes maken we?” Nu gaan partijen er volgens de Rli te gemakkelijk vanuit dat zij zich niet hoeven aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, ook omdat ‘te gemakkelijk wordt verondersteld dat de overheid de portemonnee trekt wanneer het mis is gegaan.’
Hoger schaalniveau
Naast het stimuleren en faciliteren van de samenleving om de ‘juiste’ keuzes te maken, staan er in het advies nog drie aanbevelingen om tot een echte klimaatbestendige ruimtelijke ordening te kunnen komen. Allereerst moeten er meer ruimtelijke keuzes met een tijdelijk karakter gemaakt worden. Ruimte die in de toekomst nodig is voor bijvoorbeeld wateropslag of dijkversterking kan op de korte termijn gebruikt worden voor tijdelijke woningbouw of natuurontwikkeling. Zeker omdat klimaatverandering veel onzekerheid met zich meebrengt is tijdelijk ruimtegebruik zeer van meerwaarde.
Ten tweede moeten alle ruimtelijke overheidsplannen en besluiten op de gevolgen van klimaatverandering worden getoetst. Dat geldt niet alleen voor het Rijk, maar ook voor provincies, gemeenten en waterschappen. Tot slot adviseert de Rli om nu al een programma op te stellen om de ‘vitale’ keuzes wat betreft de veiligheid van ons land op tijd te kunnen nemen en uitvoeren. “Ik hoop van harte dat dit kabinet toewerkt naar beslissingen die binnen twintig, dertig jaar genomen moeten worden.”
‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’ (bron: Rli)
Waarom lukt het nu nog niet om tot die klimaatbestendige ruimtelijke ordening te komen? De Graeff ziet drie met elkaar samenhangende oorzaken. “Belemmering één is cultureel. Het zit diep in ons land verankerd dat we, met dank aan onze vaardigheden op het gebied van waterbeheer, denken dat we alles kunnen doen waar we dat willen. We hebben immers al duizend jaar lang het water naar onze hand gezet. Maar dat lukt niet meer en het is buitengewoon lastig die cultuurverandering te bewerkstellingen.” De tweede belemmering is dat er onvoldoende prikkels zijn om klimaatbestendig te werk te gaan. “Financieel, juridisch en ook beleidsmatig. Een instrument als de watertoets gaat vooral over omgevingsplannen van gemeenten en woningbouw. Wij zeggen: overheden moeten de watertoets juist aan de voorkant van de planvorming neerzetten en op een hoger schaalniveau. Niet alleen gemeentelijk, maar ook op het niveau van provincie en Rijk, bijvoorbeeld in de Nota Ruimte.”
Alarmklok
En door die eerste twee belemmeringen ontstaat volgens de Rli een derde belemmering: de landelijke politiek die geneigd is vooral beslissingen op de korte termijn te nemen. “First things first. Waar mensen nu om vragen, dat gaan we nu doen. Dat krijg je als we denken te kunnen doen wat we willen en prikkels ontbreken. Wat gaat helpen om dit tegen te gaan, is het maatschappelijke debat over dit onderwerp op gang brengen. Niet alleen bij professionals, maar juist ook in de samenleving en bij de politiek. We moeten met z’n allen discussiëren over deze vraag. Wat gaan we doen en wat gaan we laten? Het vraagstuk moet een plek tussen de oren krijgen en de waterkalender wordt in dat proces een cruciaal stuk.”
‘RLI Aanbevelingen’ (bron: Rli)
“We hebben geen apocalyptisch doomsday-advies geschreven. Ja, er moet op sommige terreinen nu actie worden ondernomen. Bijvoorbeeld wat betreft de landbouw op de hoge zandgronden en het tegengaan van verzilting moet er nu wat gebeuren, maar eventuele calamiteiten zitten vooral later. Ik hoop dat we de alarmklok luiden zonder de noodsituatie uit te roepen. Onze bedoeling is om het debat een zet te geven.”
Dominant in ruimtegebruik
Naast het creëren van die bewustwording stelt de Rli dat het belangrijk is om beslissingen voor te bereiden over grote keuzes die nodig zijn voor onze lange termijn waterveiligheid. Dat gaat volgens de Raad onder meer over de afvoerverdeling over de Rijntakken, over de opvolger van de huidige stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg en over een eventuele zeewaartse kustuitbreiding. De Graeff: “Stel een programma op waarin staat wanneer deze beslissingen moeten worden genomen en wat daar voor nodig is. We hebben nu nog de tijd om die beslissingen te nemen en om ze uit te kunnen voeren. Maar die tijd is hard nodig omdat met een en ander vele jaren gemoeid zijn. Hoe die beslissingen ook uitvallen, ze zijn heel dominant als het gaat om het ruimtegebruik in ons land. Ook om die reden is het van belang dat deze beslissingen binnen enkele decennia worden genomen.”
Lees het volledige advies op de website van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
Cover: ‘De Oosterscheldekering’ door CloudVisual (bron: Shutterstock)