Casus Het is vandaag precies 22 jaar geleden dat de verwoestende vuurwerkramp in Roombeek plaatsvond. Nadat een aanzienlijk deel van de gebouwen was weggevaagd, besloot de gemeente Enschede samen met de bewoners aan een nieuwe wijk te bouwen. “De gebiedsgerichte aanpak in Roombeek was rond 2000 echt nieuw.”
Eind jaren negentig is de wijk Roombeek in Enschede, gelegen aan de noordkant van de binnenstad, in beeld als binnenstedelijke Vinex-locatie. Door de vuurwerkramp in mei 2000 krijgt de geschiedenis een bruusk ander verloop – en daarmee ook de planontwikkeling. Centraal thema bij de wederopbouw staat het opdrachtgeverschap door de bewoners zelf. Met vier directbetrokkenen kijken we terug op de ontwikkeling van Roombeek: bewoner Hadassa Meijer, stedenbouwkundige Pi de Bruijn, projectdirecteur Peter Kuenzli en gemeentelijk projectmanager Rien Wilderink.
Voor de millenniumwisseling is er al het nodige loos in Roombeek, zo neemt Rien Wilderink ons mee terug in de tijd. Roombeek is dan een gebied waar de gebouwen uit de bloeitijd van de textielindustrie domineren, maar die inmiddels behoorlijk in verval zijn geraakt. In 1995 vindt er al een grote brand plaats en dat leidt tot onrust onder de inwoners.
De ramp
De gemeente wijst Roombeek aan als herstructureringsgebied. Wilderink: “Met een oppervlakte van 62 hectare was het destijds de grootste binnenstedelijke Vinex-locatie van Nederland. Riek Bakker was aangetrokken als stedenbouwkundige en diverse marktpartijen stonden al klaar om te beginnen met de bouw van circa 1.100 woningen. We waren nog volop in onderhandeling met allerlei bedrijven – waaronder SE Fireworks – om ze een nieuwe locatie te verschaffen.”
Het zou anders gaan, zo kan bewoner Hadassa Meijer uit eigen ervaring reconstrueren. De explosie op 13 mei 2000 verwoest het studentenhuis waar ze op dat moment woont: “Die zaterdagmiddag was ik gelukkig niet thuis. Maar van het huis bleef niets over. Ik had alleen mijn babyfoto’s nog.” Na de ramp blijft Meijer wel in Enschede wonen, de ramp is voor haar mede aanleiding om actief te worden in de gemeentepolitiek. “En ook ik kreeg het aanbod – net als alle andere inwoners in de wijk – om terug te keren naar de woning die ik had tijdens de ramp, een studentenkamer.”
Omdat ze inmiddels is afgestudeerd, maakt ze van de terugkeerregeling geen gebruik. Ze keert in 2006 echter wel terug naar Roombeek als het plan voor een project in de vorm van collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) langs komt. “De woningen werden gegroepeerd in een hofje, dat sprak mij enorm aan. Ook bijzonder: de locatie van het hofje was zo ongeveer in de achtertuin van mijn studentenhuis. Het moest zo zijn. Ik voelde mij enorm verbonden met deze plek, met deze wijk. Hier kunnen terugkeren was een overwinning, terug naar de ‘oude grond’. Doordat we aan een hofje gingen bouwen, hoefden we niet veel eigen grond te kopen, waardoor voor ons een ruim huis betaalbaar werd.”
Carte blanche
Voor de gemeente betekent de verwoestende vuurwerkramp alle hens aan dek. Rien Wilderink is dan al projectleider voor de Vinex-locatie ‘Groot-Roombeek’ maar die plannen kunnen de prullenbak in.
‘Roombeek, Enschede’ door Henk Vrieselaar (bron: shutterstock.com)
Eerste opgave is het bepalen van het nieuwe exploitatiegebied: welk deel van Roombeek moet bij de wederopbouw worden betrokken? Vervolgens neemt het gemeentebestuur de gedurfde beslissing om een separate projectorganisatie op te richten die op enige afstand van de gemeente wordt gezet en een volledig mandaat krijgt, inclusief de aansturing van de grondexploitatie. Het Projectbureau Roombeek ziet het licht.
Bijzonder is ook dat de planontwikkeling voor de wederopbouw in handen wordt gelegd van twee vakgenoten die op dat moment juist met grootschalige ‘top-down’-gebiedsontwikkelingen bezig zijn. Pi de Bruijn had de ontwikkeling van het ArenA-terrein in Amsterdam Zuidoost afgerond en was bezig met de hoofdstedelijke Zuidas, Peter Kuenzli had het fundament gelegd voor de Utrechtse uitbreidingswijk Leidsche Rijn.
Voor De Bruijn betekende Roombeek een terugkeer naar bekende grond: “Mijn familie komt uit Enschede en ik ben zelf opgegroeid in Losser. Daardoor was ik ook bekend met de traditie van zelfbouw in dit deel van Nederland.” Hij betitelt de opdracht voor de wederopbouw van de wijk als uniek: “Kuenzli en ik kregen carte blanche van het gemeentebestuur. Een kans die je in normale gebiedsontwikkeling nooit krijgt. We konden de wijk maken die wij hier op zijn plaats dachten, met de mensen en de eindgebruikers zelf.”
Volgens Peter Kuenzli was duidelijk dat dit de enige mogelijke weg voorwaarts was: “We wisten: dit moeten we heel anders aanpakken. Direct na de ramp heeft het College van b. en w. op twee A4 de afspraken met bewoners en ondernemers gemaakt en werd het recht op terugkeer en participatie vastgelegd. Dat was ook voor ons het vertrekpunt. De Ontwikkelstrategie voor een wijk gebouwd door burgers werd voorgelegd aan het College van b. en w. en overgenomen.”
De grootschalige vernieuwingsaanpak die in de jaren voor 2000 was opgestart, werd terzijde geschoven: “We zijn gestart met een intensief participatietraject, ook om helder te krijgen wie er naar Roombeek zou willen terugkeren. We gingen de wijk in voor tal van gesprekken: de wijk is letterlijk ontworpen aan de keukentafel.”
De oogst van de gesprekken vertalen De Bruijn en Kuenzli in een aantal uitgangspunten zoals veelkleurigheid en het belang van goede voorzieningen. Het betekent in stedenbouwkundig opzicht onder meer dat de oude structuur van de wijk als basis voor de wederopbouw wordt gebruikt. Kuenzli: “Wat we ophaalden in de wijk hebben we neergelegd in een stedenbouwkundig plan. Dat hebben we daarna weer aan de wijk voorgelegd: is dat u wat heeft bedoeld?”
Kwaliteitsimpuls
Van de marktpartijen die oorspronkelijk in beeld waren om ‘Groot-Roombeek’ te realiseren, is vrij snel afscheid genomen. Wilderink: “De aanpak die zij voorstonden, botste met de radicale uitspraak die het gemeentebestuur had gedaan: iedereen die in de wijk woonde, moest op eigen grond kunnen terugbouwen. Daar paste geen traditionele projectontwikkeling bij. De gemeente kon de ontwikkelaar en bouwers elders een positie geven, bij wijze van compensatie.”
De gemeente had voor de millenniumwisseling al meerdere industriële complexen aangekocht. Door direct na de vuurwerkramp de Wet Voorkeursrecht Gemeenten voor het exploitatiegebied van Roombeek te vestigen, hield de gemeente vervolgens greep op de grondtransacties in het gebied. Zo creëerde Enschede in zeer korte tijd een compleet nieuw speelveld voor de wederopbouw van Roombeek.
‘Roombeek, Enschede’ door Indra Simons (bron: shutterstock.com)
Door het kabinet-Kok wordt bovendien 122 miljoen euro als ‘werkkapitaal’ ter beschikking gesteld – ook de rente bleef ter beschikking van het projectbureau en kon voor de planontwikkeling worden gebruikt. Later volgt nog een ‘kwaliteitsimpuls’ door Rijk en provincie gezamenlijk, voor een bedrag van 36 miljoen euro.
Die kwaliteitsimpuls maakt het mogelijk sociale, economische en ruimtelijke kwaliteit te realiseren met het terugbrengen van de Roombeek, de watergang waarnaar de wijk is vernoemd, het realiseren van een voorzieningencluster met een belangrijke ontmoetingsfunctie, het realiseren van een nieuw cultuurcluster, de aanleg van breedband-infrastructuur en het daarmee versterken van de sociale cohesie. Voor particulier opdrachtgeverschap komen er middelen ter beschikking voor procesbegeleiding (circa 5.000 euro per woning).
Aangestuurd door het Projectbureau Roombeek wordt in de jaren na 2001 een veelheid aan projecten ter hand genomen: parken, openbare ruimte, culturele voorzieningen. Maar bijvoorbeeld ook – samen met het waterschap – het over een lengte van 12 km aan de oppervlakte terugbrengen van de Roombeek in de stad.
Wilderink: “Het motto van de planontwikkeling was niet voor niets: de wijk moet weer terug, beter dan ooit.” Voor de woningbouw wordt particulier opdrachtgeverschap de standaard. Pi de Bruijn daarover: “Het was een middel om de wijk snel weer van de mensen zelf te laten zijn. De mensen waren boos en hadden het vertrouwen in de overheid verloren, een heel gevoelige situatie.”
De keuze voor particulier opdrachtgeverschap stelde mensen als Hadassa Meijer in staat zelf vorm te geven aan haar nieuwe huis: “We konden binnen het hofje een woning met verschillende breedtes kiezen, van 9,2 tot 13,2 meter. De diepte van 10 meter stond vast en verder alleen de plek van de meterkast – verder konden we in de woning met architect Alexander Gathier alles zelf bepalen. De gemeente stelde ons een subsidie ter beschikking om hem te kunnen te inschakelen.”
De bewoners van het hofje maken keuzes over de collectieve zaken zoals de plaatsing van de kozijnen en het soort baksteen: “Zo ontstond er eenheid en samenhang. Achteraf gezien past het concept van het hofje heel goed bij ons. Je leert al vroeg je medebewoners kennen en dat is heel goed geweest voor de opbouw van het buurtje.”
Meijer levert daar zelf als bewoner ook een actieve bijdrage aan: “Enschede is een groot dorp, de mensen kennen elkaar. Zo wil ik zelf ook graag leven. Ik ben zelf bijvoorbeeld betrokken bij het Huis van Verhalen en organisatie van de buurtmaaltijden, waarmee we zorgen voor ontmoeting in de wijk als geheel. Eenzaamheidsbestrijding is een van de grootste uitdagingen voor de toekomst.”
Rijkgeschakeerd gebied
Naast het wonen maakte ook de sociaaleconomische en culturele vernieuwing een belangrijk deel uit van het programma in Roombeek. Kuenzli hierover: “De basisschool, het zorgcentrum, de culturele instellingen: dat zorgt voor de samenhang. Niet in de laatste plaats hebben de woningcorporaties hier veel aan bijgedragen. Deze brede insteek zorgt er ook voor dat Roombeek een interessante bestemming is geworden voor mensen van buiten de wijk.”
Pi de Bruijn onderschrijft eveneens dat een heel rijkgeschakeerd gebied is ontstaan: “De variatie is groot, programmatisch en typologisch. De functiemix is als een soort grondwettelijkheid onder het plan gelegd en daarmee is op een extreme manier gebroken met het modernisme in de stedenbouw, dat juist een scheiding van functies voorstond.”
En dat alles naar zijn idee in een heel ‘naturel’ aandoende wijk: “Roombeek voelt heel organisch en relaxed, alsof het er altijd al was.” De drie niveaus van architectonische supervisie die de Bruijn introduceerde, hebben daar ook zeker invloed op gehad. Bij de parkjes en ‘bleken’ werd het zwaarst ingezet op samenhang en daarna liep de regie in zwaarte af via de hoofdwegen naar de woningen in de buurtjes. “Die gebiedsgerichte aanpak was rond 2000 echt nieuw en zie je later bijvoorbeeld terug in de manier waarop welstandscriteria in veel gemeenten zijn geformuleerd.”
Navolging
Slotvraag aan de betrokkenen: heeft de grootschalige inzet op particulier opdrachtgeverschap in Nederland brede navolging gekregen? Volgens Rien Wilderink is met de aanpak van Roombeek bereikt dat particulier opdrachtgeverschap onderdeel is geworden van de woningmarkt in Nederland.
“Gemeenten als Almere hebben het duidelijk overgenomen. Wat niet is overgenomen, is de mate waarin het bouwen door de burger centraal is gesteld. Dat is ook wel weer begrijpelijk: qua bouwlogistiek is particulier opdrachtgeverschap bijvoorbeeld niet eenvoudig. En wanneer je met een ontwikkelaar afspraken maakt voor 300 woningen ben je in één keer klaar.”
Hadassa Meijer kan deze conclusie onderschrijven: “Wat we toen hebben geleerd, daar doen we te weinig mee. Het gaat erom dat mensen zich eigenaar voelen van hun eigen plek: het wonen is hier echt ‘samen’ gemaakt. In Roombeek werden daar de condities voor geschapen maar op veel andere plekken wordt alles nog steeds van tevoren dichtgetimmerd. Ik denk dat we particulier opdrachtgeverschap op veel meer plekken kunnen inzetten, ook in bestaande buurten en wijken.”
‘Roombeek, Enschede’ door Henk Vrieselaar (bron: shutterstock.com)
Volgens Pi de Bruijn is het geen enkel probleem om de aanpak van Roombeek elders toe te passen: “Dan moet je het echter wel onverkort zo doen. Maar er is niet één gemeente die dat heeft aangedurfd, Almere met Adri Duivesteijn uitgezonderd. Bestuur, ambtenaren, marktpartijen: de wereld is conservatief en men is bang voor de eigen baan. Bij Roombeek hadden we één ambtenaar die alle vergunningen regelde! Met een extreem kleine bemensing zijn prachtige resultaten geboekt. De poëzie van Roombeek is dat de gebruikelijke harnas-constructies ontbraken. Helaas is dat model voor velen in de sector te bedreigend.”
Dat laatste herkent ook Peter Kuenzli: “Toen we begonnen, stond heel bouwend Nederland op de achterste benen. Het heersende idee was dat je bouwen aan professionals moest overlaten. Al snel is hun ongelijk aangetoond. PO en CPO horen inmiddels vast in de gereedschapskist van de sector. Met deze vorm van opdrachtgeverschap konden wij aantoonbaar beter én goedkoper bouwen. En niet alleen voor de mensen met de grote portemonnee. Wij maakten het proces van bouwen voor iedereen overzichtelijk, beheersbaar en betaalbaar.”
Dat vergde wel een totale omkering van de bouwkolom zoals we die in Nederland gewend waren. Kijkend naar de toekomst – en met de fors gestegen bouw- en grondkosten in het achterhoofd – ziet Kuenzli het particulier opdrachtgeverschap in de huidige condities op de woningmarkt vooral kansrijk voor het bovenste segment in de woningmarkt en helaas in veel van de steden niet meer voor de middeninkomens.
“Het onderste segment pakken de corporaties op, de segmenten voor de middengroepen daarboven lenen zich erg goed voor het model van de wooncoöperatie. Een model dat bijvoorbeeld in München, Zürich en Wenen geweldig werkt. Daarmee geef je mensen zelf veel meer zeggenschap over het wonen. De creativiteit en het ontwikkelend vermogen van de burger wordt in Nederland nog steeds zwaar onderschat: we kunnen daar veel meer mee doen.”
Meest geslaagd?
Rien Wilderink: “De inzet van een aparte projectorganisatie. Binnen de gemeente heeft men daar soms moeite mee maar in dit geval heeft het de planontwikkeling echt enorm versneld.”
Hadassa Meijer: “De manier waarop bewoners konden meedenken over de inrichting van de wijk. Tot en met de jeugd aan toe die met Lego konden mee-ontwerpen.”
Peter Kuenzli: “De wijk als geheel. De vorm is gebaseerd op een humanistische stedenbouw, zoals wij in de stad met elkaar willen wonen en leven. Er zit een ziel in.”
Gemiste kans?
Rien Wilderink: “Een iconisch kantoorgebouw van 8.000 vierkante meter – een media arts centre – waarvan de ontwikkeling sneuvelde in de crisis na 2008. Het was het moment dat veel gemeenten moest afboeken op grondposities, ook Enschede.”
Hadassa Meijer: “Het mengen van de bevolkingsgroepen had wellicht nog meer doorgezet kunnen worden. In de wijk zijn toch ‘eilandjes’ ontstaan met verschillende bewonersgroepen. We proberen daar nu de bruggen tussen te slaan.”
Peter Kuenzli: “Er is maar heel weinig niet gelukt. Wellicht het enige is een ontwerp van OMA voor een gebouw op palen, bedoeld voor het Jan Cremer-museum. Een van de woningcorporaties wilde dat wel realiseren maar moest daarvan afzien door de nieuwe regelgeving van het Rijk.”
Projectgegevens Roombeek
In Roombeek zijn circa 1.500 woningen gebouwd, aangevuld met een breed scala aan andere functies.
Op een oppervlakte van 62,6 hectare zijn 1.500 woningen toegevoegd, waarvan 500 vrije kavels, 9 hectare bedrijven, 4.500 – 8.000 vierkante meter detailhandel, zorg-, voorzieningen- en cultuurcluster en 6 hectare park
Gestart in 2000 en opgeleverd in 2010.
De betrokken partijen: (collectief) particuliere opdrachtgevers, Projectbureau Wederopbouw Enschede, diverse ontwerpers, circa 50 aannemers, circa 20 (buurt)organisaties
Roombeek is een gemeentelijke grondexploitatie
Thema(s) waar de nadruk op ligt: intensieve betrokkenheid bewoners, stedenbouwkundig plan met verschillende gradaties van beeldregie, menging van functies en typologieën (ook op pandniveau), terugbrengen van water (Roombeek) in het gebied
Bijzonder: de combinatie van herbestemming van oud industrieel erfgoed, nieuwe architectuur en de aanleg van een nieuw park. Allemaal op loopafstand van de binnenstad van Enschede en daarmee een nieuwe ‘bestemming’ in de stad
Cover: ‘Roombeek, Enschede’ door Henk Vrieselaar (bron: shutterstock.com)