Analyse De energietransitie vraagt allang niet alleen technische oplossingen, maar vooral ook ruimtelijke antwoorden. Met het programma ‘Ruimte voor Energie’ probeert TNO Vector te achterhalen wat je als professional van programma’s als Ruimte voor de Rivier kan leren om de relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en het energiesysteem duidelijk te krijgen.
Vorig jaar kwam de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met de Handreiking Ruimtelijke inpassing van energie-infra. Met dit document hoopt de VNG gemeenten te helpen om tijdens de energietransitie het ruimtelijke aspect niet uit het oog te verliezen en deze nieuwe infrastructuur tijdig in te passen. Een waardevolle leidraad, zo stelde Mark Koelman eerder dit jaar al. Maar, zei hij in hetzelfde artikel, het kan nog beter. “De overgang naar duurzame energie vereist namelijk niet alleen technologische vooruitgang, maar ook een fundamentele herziening van hoe we stedelijke ruimtes plannen en ontwikkelen. De energietransitie vraagt om nieuwe denkwijzen en aanpakken die verder gaan dan traditionele ruimtelijke planning.”
De zoektocht naar nieuwe ruimtelijke antwoorden inspireerde TNO Vector om het programma Ruimte voor Energie op te zetten. Met het programma hoopt TNO Vector de samenhang tussen ruimte en energie te verbeteren en instrumenten en hulpmiddelen te ontwikkelen waarmee “overheden en partijen in de energiesector het beleid over ruimtelijke planning en energiesystemen kunnen verbeteren.” Het op elkaar laten aansluiten van ruimtelijke ontwikkeling en de energie-infrastructuur vraagt volgens TNO om een nieuw proces van afstemming en informatie-uitwisseling.
Dubbeldoelstelling
Het ruimtelijke wiel hoeft echter niet opnieuw uitgevonden te worden, is de overtuiging van onderzoekers Nienke Maas en Kevin Vedder (TNO) en Geert Roovers (Antea Group, Saxion Hogeschool). Daarom hopen zij lessen te kunnen trekken uit het vermaarde programma Ruimte voor de Rivier. Rivierbeheer is natuurlijk heel wat anders dan het streven naar een energietransitie, maar volgens de onderzoekers kunnen de essenties en mechanismes uit het programma Ruimte voor de Rivier heel waardevol zijn voor de professionals die zich bezighouden met die energietransitie.
In twee sessies zijn betrokkenen van het rivier-programma uitgenodigd om te kijken wat de overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s zijn. Daarbij is de nadruk gelegd op hoe destijds de dubbeldoelstelling van zowel waterveiligheid als ruimtelijke kwaliteit vorm heeft gekregen. Ook is gekeken hoe er samenhang en interactie, bijvoorbeeld met het juiste instrumentarium en het ideale niveau van standaardisatie, is gecreëerd op alle schaalniveaus. Want ook de wateringenieurs en ruimtelijke planners moesten tot elkaar komen.
“Ruimtelijke kwaliteit bestaat uit belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde,” legt Nienke Maas uit op de website van TNO. “Als je lokaal draagvlak wilt hebben, ook bij bestuurders, moeten aanpassingen in het energiesysteem ook andere ontwikkelingen mogelijk maken, bijvoorbeeld economisch, of leiden tot een aantrekkelijkere omgeving. Dat is bij ‘Ruimte voor de Rivier’ altijd een belangrijke voorwaarde geweest. Daarnaast werken mensen uit verschillende disciplines in die sector in Nederland al langer samen. Dat begint op energiegebied net te komen.”
Stel een Q-Team aan
En dat maakt volgens onderzoeker Geert Roovers dat afwegingen voor energie op al die schaalniveaus meer in ruimtelijke samenhang genomen moete worden. “In samenhang met de omgeving, in samenhang tussen de verschillende bestuurslagen. Als een gemeente een windmolen aan de gemeentegrens zet, moet die gemeente ook het effect voor de buurgemeente meenemen. Er zijn best goede voorbeelden. De energieopslag in de zoutcavernes in Zuidwending bijvoorbeeld is ontworpen als een energielandschap. Maar meestal wordt die samenhang alleen gezocht per individueel project – en heel operationeel. Dan stemt de gemeente bijvoorbeeld wel de graafwerkzaamheden af als een netbeheerder nieuwe kabels gaat leggen.”
Een van de belangrijkste lessen die uit het programma Ruimte voor de Rivier wordt meegenomen, is de ‘Blokkendoos’: een set van publieke data en modellen waarmee je het effect van maatregelen kan bepalen. Maas: “Partijen waren het eens over het gebruik en de uitkomsten hiervan en dat hielp in de besluitvorming. Wij werken aan een vergelijkbaar instrument.” Roovers vult aan: “Het zou mooi zijn als er voor de energietransitie ook een ruimtelijk kwaliteitskader voor deelgebieden kan worden opgesteld. En mijn advies aan bestuurders en financiers is om voor elk gebied een zogenaamd ‘Q-Team’ aan te stellen, om plannen te toetsen aan deze ruimtelijke kwaliteit: ook een les uit ‘Ruimte voor de Rivier’.”
Lees het volledige onderzoek op de website van TNO.
Cover: ‘Windmolen naast de rivier de Ijssel’ door Maarten Zeehandelaar (bron: Shutterstock)