Onderzoek Deze week presenteerde Platform Ontwerp NL de publicatie 'Onze plek – de cultuur van de leefomgeving'. In opdracht van het ministerie van OCW gingen ontwerpers het gesprek aan met 16 groepen door heel Nederland over hun leefomgeving. “Als je ruimtelijk iets gaat veranderen, kijk eerst naar de sociale samenhang in die ruimte.”
Bezorgde Nagelezen die niet willen dat hun dorp in Flevoland in een museum verandert, vrouwelijke statushouders die op zoek zijn naar een openbaar toilet, dakloze jongeren in de Jordaan die een plek willen waar ze niet worden weggejaagd en Zuid-Limburgse Mei-Jongens voor wie het verenigingsleven heilig is. Dit zijn enkele van de groepen die centraal staan in de nieuwe publicatie Onze Plek – De cultuur van de leefomgeving. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap organiseerde Platform Ontwerp NL door heel Nederland gesprekken tussen ontwerpers en zestien totaal verschillende groepen.
“Het ministerie had een opdracht opengezet met als centrale vraag hoe mensen over erfgoed denken,” vertelt Jutta Hinterleitner van Platform Ontwerp NL. “Daar wilden wij als platform graag op inschrijven, maar hoe pak je die vraag aan? Wij dachten: laten we de ontwerpers als intermediair gebruiken. Dat zijn mensen die een stapje verder en creatiever denken. Maar we wilden de verbeeldingskracht van de ontwerpers niet inzetten om een opdracht uit te voeren, maar om het gesprek aan te gaan. Met dat idee zijn we teruggegaan naar het ministerie en het idee sloeg aan.”
Opbouwende houding
Hinterleitner en haar collega’s vroegen ontwerpers door heel het land om groepen aan te dragen die zij uit het werkveld kenden, maar die wanneer er ruimtelijke ingrepen plaats (moeten gaan) vinden vaak over het hoofd worden gezien. Nadat er ruim veertig reacties kwamen, zijn er uiteindelijk zestien groepen gekozen. “Ons idee was dat als je met een groep spreekt, je de antwoorden van de groep krijgt en niet de eventuele verongelijktheid van het individu. Dat heb je op een inspraakavond bijvoorbeeld wel al snel. En je krijgt terug wat de verbinding is in zo'n groep en waar zij voor staan. Wij wilden de opbouwende houding van allerlei gemeenschappen vanuit het hele land ophalen.”
Toen architect Nadia Nena Pepels de oproep zag van Platform Ontwerp NL voor het organiseren van een gesprek, dacht zij aan een project waar zij een jaar eerder op Rotterdam-Zuid aan had gewerkt. “Voor dat project voerde ik uitgebreide gesprekken met bewoners over hun perspectief op de Afrikaanderwijk en Rotterdam-Zuid en ik bracht zo de sociaal ruimtelijke structuur van Zuid in kaart. Het is een heel interessant gebied dat ruimtelijk erg verandert door een aantal vernieuwingsprojecten. Deze nieuwe kansen brengen ook zorgen met zich mee over de impact op de bestaande gemeenschap.
Tegelijkertijd kampt de wijk met uitdagingen door de sociaaleconomische en stedelijke ontwikkelingen. Ik hoorde toen dat vooral jongeren het lastig hebben. Wanneer de jongeren van school wisselen, zijn ze extra kwetsbaar omdat hun vertrouwde omgeving verandert. Juist met deze jongeren wilden wij in gesprek om te kijken wat hun perspectief op de wijk is.”
Samen met collega-architect Sarah van der Giesen ging ze het gesprek aan met de leerlingenraad van Vakschool De Hef. De leden komen uit heel Rotterdam en hebben allemaal een migratieachtergrond. Aan de basis van het gesprek stond de sociaal-ruimtelijke kaart van de wijk. “Welke plekken zijn belangrijk voor hen? En welke plekken ontbreken? Werken vanuit deze leesbare kaart is toegankelijk en laat ruimte voor interpretatie. Vervolgens maakten we collages om nieuwe ideeën vorm en een plek te geven. Deze manier van werken helpt goed om na te denken over de stad.”
‘Onze Plek Afrikaanderwijk’ door Studio Nadia Nena (bron: Platform Ontwerp NL)
Het viel Pepels tijdens het gesprek op dat de jongeren opvallend veel weten van hun omgeving en die kennis graag delen. Alleen het antwoord op de vraag waar zij trots op waren in de wijk, was een stuk moeilijker te formuleren. “Ze gaven aan graag een icoon te willen in de wijk waar ze trots op kunnen zijn, zoals het Depot van Boijmans van Beuningen in het centrum van de stad. Maar ze konden niets uit hun eigen wijk noemen. Wij zien wel kwaliteiten, maar ze kunnen beter benut worden door meer bekendheid, verbinding of programmering.”
De vraag is hoe gebiedsontwikkelaars die zich bezighouden met de ruimtelijke ontwikkelingen rondom de wijk (zoals de Rijnhaven en de Maashaven) wel de wensen en behoeften van de jongeren mee kunnen nemen. “Ze kwamen vooral met hele concrete voorstellen. Zitplaatsen aan het water om met hun familie te kunnen eten. Veel buitenspeelplaatsen en plekken om buiten te kunnen sporten. Gekleurde bloemen. Een plek om samen te gamen. Jongeren vinden het heel leuk om mee te denken en hebben ideeën. Maar dan moet je ze wel betrekken. En maak als gebiedsontwikkelaar niet alleen nieuwe dingen, maar ook de bestaande dingen beter.”
Daarnaast hoopt Pepels met haar ervaringen de unieke rol die de ontwerper in dit soort processen kan spelen, te kunnen laten zien. “Ontwerpers kunnen de schakel zijn tussen planvorming en behoeftes van bewoners. Dat is heel belangrijk. Als architect kun je met beelden het gesprek aangaan met bewoners over de stad en zo een brug slaan tussen formele planvorming en de behoeften van een plek en haar bewoners”
Hinterleitner vervolgt: “Vaak spreek je als gebiedsontwikkelaar dit soort groepen in een participatietraject waar al een stuk inspraak inzit en daarmee een stuk verweer. Wij dachten: laten we dat eens proberen voor te zijn en in een heel open setting naar mensen luisteren. Op die manier gaat het bij ruimtelijke ingrepen veel meer om de leefomgeving en de bijbehorende cultuur van de bewoners. Je denkt als ruimtelijk expert vaak in terminologie die daarbuiten niet leeft. Mensen hebben het niet over een monument dat in het dorp staat, maar over het leven waar zo'n monument deel van uitmaakt.”
Schouders eronder
Het inzetten van de betrokkenheid van groepen mensen kan dan ook leiden tot meer ruimtelijke kwaliteit. Dat is volgens de onderzoekers de belangrijkste les uit de zestien gesprekken. Er is niet zo zeer weerstand tegen verandering op zich, maar wel tegen top-downcommunicatie en dito uitvoeringspraktijken. “Mensen zijn een stuk minder boos en verongelijkt dan je zou verwachten op basis van de uitslagen van recente verkiezingen. Ja, mensen zijn soms pittig, maar wel positief. Voelen zich bijvoorbeeld in de steek gelaten door een gemeente, maar je ziet in de gesprekken vooral de kracht van de samenleving terugkomen, niet het gezeur. Deze groepen handelen vanuit betrokkenheid en niet vanuit de anti-stand.”
Net als vele omliggende dorpen was het Friese dorp Ferwert jarenlang een krimpdorp. Jonge inwoners vertrokken en er was weinig nieuwe aanwas. De coronapandemie bracht verandering in die situatie. Vooral vanuit de Randstad was er veel belangstelling voor de huizen in het dorp en inmiddels kampt ook Ferwert met een woningtekort. Maar dat is niet de enige uitdaging waar het dorp voor staat. Want met de nieuwe aanwas is ook de bewonerssamenstelling veranderd.
Klaas Schotanus is een van die nieuwelingen die de laatste jaren in het dorp is komen wonen. Schotanus is van oorsprong Fries, heeft twintig jaar in Utrecht gewoond en is drie jaar geleden verhuisd naar Ferwert. Zijn bureau HIK&CO richt zich normaal gesproken op het ontwerpen van de openbare ruimte en op het vraagstuk hoe je de eindgebruiker en omwonende betrekt bij de inrichting van die openbare ruimte.
Maar toen hij de oproep van Platform Ontwerp NL zag, kwam direct een andere vraag naar boven. “Hoe gaat een dorp als Ferwert om met die nieuwe samenstelling van het dorp. Ik vond het heel interessant om te kijken of dat goed gaat. Wat doet zo’n verandering met het dorp?” Schotanus verzamelde zes geboren en getogen Ferwerters en zes ‘import-bewoners’ (waaronder hijzelf) die de laatste tien jaar in het dorp zijn komen wonen. En die twee groepen gingen met elkaar in gesprek.
‘Gesprek in Ferwert met ingezeten bewoners en import’ door HIK&CO (bron: Platform Ontwerp NL)
Het vooroordeel is dat die integratie stroef gaat. Maar ik heb zelf ervaren dat je ook als buitenstaander heel erg welkom bent in het dorp. Er is alleen één belangrijke voorwaarde: je zet als nieuwkomer zélf die eerste stap. Proactief in het dorpsleven mengen en jezelf opstellen. Dan word je door het dorp omarmd. Actief inzetten voor de mienskip. En dit was ook het beeld dat uit het gesprek naar voren kwam. De nieuwkomers die niet zijn opgenomen door het dorp, hebben daar zelf voor gekozen. De gemeenschap is ondanks alle nieuwe instroom heel sterk gebleven.”
En die constatering is op meerdere vlakken erg belangrijk. Niet alleen op sociaal vlak, maar ook om het andere grote probleem in het dorp aan te kunnen pakken. “De gemeenschap heeft in dit dorp best veel te zeggen, de gemeente luistert goed. Maar dat kan alleen als het dorp zich dusdanig verenigt dat er ook een serieuze gesprekspartner ontstaat. Dan lukt het om samen aan een evenwichtig toekomstperspectief te werken.”
Dat betekent in de praktijk dat de gemeente niet 100 huizen aan de rand van het dorp moet bouwen en vervolgens maar kijkt wie die afneemt. “Groei kan prima, dat snapt het dorp echt wel, maar wel kleinschalig en niet met groei als uitgangspunt. Kijken naar de wensen uit de gemeenschap. Er is een tekort aan woningen voor jongeren. De gemeente wilde aan de rand van het dorp uitbreiden met grote huizen, maar dat is niet de behoefte.”
Wat wel gebeurde, is dat er tien huizen voor de oudere doelgroep werden gebouwd. “De oudere bewoners schoven door naar die woningen, waardoor er tien woningen voor de jongeren overbleven. Wij hebben voor dat eerste plan een stokje gestoken, dit past veel beter bij het dorp. Als het dorp actief met de gemeente meedenkt, ontstaat er een soepele, actieve en gezonde gebiedsontwikkeling. De gemeenschap wordt als antenne ingezet om te kunnen ontvangen wat er speelt in het dorp, een gemeente heeft daar minder zicht op.”
Met de publicatie hopen Hinterleitner en haar collega’s een nieuw perspectief te bieden voor professionals die met de transities op regionale en lokale schaal te maken hebben. “Het leven in de ruimte heeft een hele sterke sociale component, alleen zien wij die soms als professionals niet. Als je ruimtelijk ingrijpt, kijk eerst naar de sociale samenhang in die ruimte. Die komt onder druk te staan als je iets verandert in die ruimte omdat er ook iets verandert in de leefomgeving. Dat kan, moet soms ook en kan ook goed gebeuren. Want deze groepen zijn niet tegen verandering. Die weten dondersgoed dat er iets moet gebeuren zodat we om kunnen gaan met bijvoorbeeld klimaatverandering. Als er iets top down naar hen toekomt, gaan ze steigeren. Maar als ze zelf onderdeel van de verandering kunnen zijn, zetten ze hun schouders eronder.”
De publicatie Onze Plek is te lezen en te downloaden via de website van Platform Ontwerp NL.
Cover: ‘Foto presentatie Onze Plek’ (bron: Platform Ontwerp NL)