Verslag Waar anders kan de slotmanifestatie van het Laboratorium Particulier Opdrachtgeverschap beter worden georganiseerd dan in Almere? In een circustent in Almere Poort – de wijk die sinds enige tijd onder supervisie staat van Neutelings Riedijk – kwam een gezelschap van ontwerpers, adviseurs, bestuurders en enkele ontwikkelende partijen bijeen om over het verschijnsel ‘’P.O.’’ van gedachten te wisselen. Dagvoorzitter Ruben Maes trapt gelijk af met een paar hamvragen. ‘’Is het duurder of juist goedkoper? ‘Zitten we met een zaal vol ‘believers’ of is er echt sprake van een grote sprong voorwaarts?’’
De rol van gemeenten bij stedenbouw met particuliere opdrachtgevers
De invalshoeken zijn divers en de belangen zeer verschillend wanneer gesproken wordt over particulier opdrachtgeverschap en dat bleek ook uit het volle programma. Om daar vat op te krijgen moeten we de ondertitel van de bijeenkomst eerst uiteenrafelen in ‘de rol van gemeenten’, ‘stedenbouw’ en ‘particuliere opdrachtgevers’.
De rol van gemeenten is in zichzelf al tweeledig; politiek-bestuurlijk en ambtelijk. Een wethouder zal zich bestuurlijk hard moeten maken voor particulier opdrachtgeverschap als hij van het fenomeen een succes wil maken en vervolgens moet het ambtelijk apparaat worden ingericht op het (beter) faciliteren hiervan. Veelgehoord argument van de aanwezige bestuurders is het ‘betrekken van de burger bij zijn woonomgeving’. Dit staat op zichzelf nog los van het vakgebied ‘stedenbouw’. Daarnaast hebben veel bestuurders ook een financieel belang. De woningbouw – en de verkoop van bouwgrond – heeft altijd voor de nodige inkomsten gezorgd. Nu de grootschalige woningbouwprojecten zijn komen stil te liggen, hopen zij dat de stug voortbouwende individuele burgers de woningbouw toch nog enigszins uit het slop kunnen trekken.
In zijn opening noemt staatssecretaris van OCW Halbe Zijlstra ‘de kunst van het loslaten’ de kern van de zaak. Het gaat wat hem betreft om wat de burger, om wat de klant wil. Hij wil de ‘’stad teruggeven aan de bewoners’’ die met grotere betrokkenheid eigen initiatief moeten tonen. Aanleiding om opdracht te geven voor het Laboratorium en de bijbehorende prijsvraag is het heersende idee dat wanneer gemeenten minder regels stellen en meer ruimte laten deze aanpak niet tot ruimtelijke kwaliteit zou leiden. Hij geeft aan dat voor particulier opdrachtgeverschap geen blauwdruk te maken is, maar maatwerk nodig is.
Vervolgens is de vraag hoe de vakdiscipline van stedenbouw omgaat met het samen met particulieren bouwen aan de stad. Dat vraagt om plannen die geschikt zijn voor kleinschaliger ontwikkeleenheden en een vaak langzamere groei en met meer inbreng vanuit eindgebruikers. Wat betekent dit voor het vak van ontwerper? Henk Ovink, directeur Nationale Ruimtelijke Ordening, licht toe dat de prijsvraag bedoeld is de cultuur van het ontwerpen te versterken en op zoek te gaan naar vruchtbare relaties tussen gemeentelijke planvorming en planontwikkeling door particuliere opdrachtgevers. Van de 15 uitgenodigde bureaus leverden slechts 10 een visie met daarin volgens het juryrapport ‘’aanzetten voor een bruikbaar stedenbouwkundig instrumentarium’’. OKRA, Stereo Architects en Palmbout mochten hun visie verder uitwerken en toonden hun opvatting over ‘’acupuncturale ingrepen’’, ‘’een organische manier van stadsontwikkeling’’ en ‘’generieke verkavelingsconcepten’’.
En die particuliere opdrachtgevers? Die waren alleen in filmpjes te zien. Tussen de bedrijven van dit overvolle programma door werden video’s getoond van bewoners die hun eigen droomhuis hebben gerealiseerd. Hilarisch hoe alle vooroordelen over de verschillende partijen in de bouwkolom dan boven komen drijven, met een dubieuze hoofdrol voor de architect. Desondanks spreek uit de filmpjes wel een warme aanbeveling voor ‘’bouwen onder architectuur’’.
In de loop van de dag geven enkele specialisten en ervaringsdeskundigen hun kijk op de zaak. Emeritus hoogleraar Algemene Planologie Len de Klerk volgt de ontwikkelingen met sympathie, maar kritisch en wijst op de regenteske traditie in het Nederlandse denken. Zo ook in de huidige promotie van Particulier Opdrachtgeverschap door het rijk, want het moet wel allemaal passen in de doelstellingen van de overheid. Nederland kent een grote beleidsstabiliteit en soms moeten er exogene oorzaken aan te pas komen om daar ten minste een verschuiving in te veroorzaken. Gelukkig hebben we nu een krediet crisis, zit de woningmarkt volledig op slot en zijn er sterke demografische veranderingen gaande. ‘’Verknoei de crisis niet!’’, is zijn advies.
Bouwgroepen in Berlijn leveren een substantiële bijdrage aan de stad, stelt Vincent Kompier. Architecten zoeken groepen bij elkaar en vullen de overgebleven gaten in het stedelijk weefsel. Het gaat daarbij veelal om gestapelde woningen centraal in de stad. Waar Berlijn passief met particuliere initiatieven omspringt, reserveert Hamburg grond speciaal voor groepswoningbouw en voert actief beleid. In Hafencity zijn de mooie plekken aan het water voor bouwgroepen aanwezen.
In het slotdebat met vier wethouders Ruimtelijke Ordening (Almere, Delft, Gouda en Groningen) worden ze allemaal gevraagd naar hun eigen rapportcijfer en ambitie. In Almere hebben burgers het eerste recht op bouwen, maar volgens Adri Duivesteijn valt er ook in Almere nog genoeg te verbeteren. De wethouder van Almere en voorvechter voor de actieve rol van particulieren in de woningbouw noemt ook het stimuleren van de culturele component belangrijk. 40% bouwt met een architect en dat levert volgens hem meerwaarde. Zijn opvatting is in Almere in vruchtbare aarde gevallen.
Naast deze slotmanifestatie heeft het Laboratorium geresulteerd in een even opvallend (fluorescerend oranje) als onhandig (A2-formaat) boekwerk. Het is werkelijk prachtig vormgegeven, maar valt op geen enkele wijze op te bergen in de boekenkast.
Terugkerend thema in de verschillende bijdragen was het zorgvuldig opstellen van stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de grenzen tussen het privé en publieke domein. Daarnaast is het centraal stellen van de vraag, na een lange periode van aanbodgestuurd bouwen, natuurlijk de rode draad van de dag. De traditionele ontwikkelende partijen zijn zoekend naar hun positie in dit proces, waarbij het voor corporaties wellicht meer voor de hand ligt om een rol te spelen bij particulier opdrachtgeverschap (bijvoorbeeld als achtervang) dan voor ontwikkelaars. Er was welgeteld maar één ontwikkelaar in de zaal aanwezig en die zou al voor de lunch weer vertrekken. Kunnen we daarmee stellen dat ontwikkelaars niet tot de ‘believers’ behoren?
Jeroen Mensink is verbonden aan Praktijk leerstoel Gebiedsontwikkeling en met zijn bureau JAM* architecten bv betrokken bij verschillende (C)PO initiatieven.
Cover: ‘Thumb_samenwerking en allianties_0_1000px’ door Onbekend (bron: Shutterstock)