Verslag Op zoek naar een prachtig pand? Neem eens een kijkje in Veenhuizen… Miljoenen vierkante meters staan leeg en komen de komende jaren leeg te staan in het landelijk gebied. Volgens Hans-Lars Boetes van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) kent de agrarische sector alleen al meer leegstaande vierkante meters dan de kantorenmarkt. Daarnaast kampt het landelijk gebied ook met veel leegstand in het maatschappelijk vastgoed alsmede in gronden. Echter is deze grote voorraad niet zo zichtbaar als in het stedelijk gebied. Boetes schetste tijdens het Praktijkcongres Gebiedsontwikkeling 2014 de grote herbestemmingsopgave en de ingrediënten voor succes in het landelijk gebied. Wim de Bruijn (Ontwikkelingsbureau Veenhuizen) ging in op de opgave, het aanbod en de aanpak in Veenhuizen.
Praktijkcongres Gebiedsontwikkeling 2014
Het landelijk gebied kent veel oude boerderijen, religieuze gebouwen, kazernes, gevangenissen alsmede gronden die al op de markt zijn of de komende vijf tot tien jaar op de markt komen. In de agrarische sector komt men op een totaal van 30 miljoen vierkante meters leegstand, dit betreft vier à vijf keer zo veel leegstand als in de kantorenmarkt. Alleen wordt de leegstand in de agrarische sector erg stil gehouden en komt het er sluipend in, want boeren praten hier niet graag over, vertelt Boetes. Daarnaast komt er veel maatschappelijk vastgoed vrij, waaronder kloosters, delen van zorginstellingen en kazernes. Het gaat om honderden rijksmonumenten. Ook kent het landelijk gebied veel restgronden die van eigenaar kunnen wisselen zoals versnipperde landschapselementen die duur zijn in beheer of gronden die zijn aangekocht voor een bestemming die er niet meer komt. Al met al een tal van prachtige panden en gebieden, die zouden kunnen worden (her)gebruikt ten behoeve van andere functies. Echter komt dit aanbod geleidelijk zichtbaar en blijft de grote vraag wie hiermee aan de slag gaat als de traditionele eigenaren zich terugtrekken uit het gebied.
Boetes vertelt dat er een zoektocht gaande is naar nieuwe eigenaren en nieuwe economische sectoren. Wat opvalt is dat er een verschuiving is van private partijen naar individuen die iets willen realiseren. Zo noemt Boetes het voorbeeld van een ondernemer die nu is gevestigd in een oude NAVO-bunker in Oegstgeest welke hij heeft omgetoverd tot een ruimte voor zijn services of een rugkliniek in Veenhuizen die is gevestigd in een oud ziekenhuis. Wil men deze nieuwe eigenaren accommoderen dan is het van belang te laten zien dat er een transitie aan het plaatsvinden is en deze goed kenbaar te maken.
-
‘Sessie C - Veenhuizen: Ondernemers gezocht voor (her)gebruik van vastgoed in het landelijk gebied! - Afbeelding 1’
Echter liggen de nieuwe eigenaren niet voor het oprapen en het aanbod wordt steeds groter, dus men zal steeds creatiever moeten worden en moeten accepteren dat niet alles gaat lukken, vertelt Boetes. “Het gaat om het hebben van een lange adem, goed zoeken naar nieuwe eigenaren en het opzetten van een creatief proces”, aldus Boetes. Hierbij noemt hij een aantal ingrediënten voor succes zoals het bekendmaken van het aanbod en de objecten in de schijnwerpers zetten. Verder noemt hij ook programmatisch te werk gaan op regionaal niveau als een belangrijk ingrediënt, omdat winst op de ene plek gebruikt kan worden voor een andere plek. Daarnaast is het van belang lokale betrokkenen uit te nodigen mee te denken en het inzetten van placemaking om voor reuring te zorgen. Echter plaats hij wel de kanttekening dat dit natuurlijk geen garantie is voor succes.
Hierna ging Wim de Bruijn van het Ontwikkelingsbureau in op de grote transitieopgave in en rondom het dorp Veenhuizen, een voormalige Drentse dwangkolonie met nog twee gevangenissen en ruim 100 rijksmonumenten. Niet alleen de gebouwen, maar ook het gebruik van dit gebied is een belangrijk onderdeel van de geschiedenis, vertelt de Bruijn.
Voorheen, in de tijd van subsidies, is in dit gebied met name veel geïnvesteerd om het complex van het gevangenismuseum op te knappen en te verhuren. Overheidseigen was vroeger om dit soort panden in eigen hand te houden, op te knappen en dan eigenaren te zoeken, aldus de Bruijn. Echter zijn deze subsidies nu niet meer te verkrijgen en moet de overheid nu anders gaan schakelen bij het herbestemmen van de grote voorraad. In de huidige situatie is men op zoek naar andere mogelijkheden.
Het Ontwikkelingsbureau probeert verbindingen te leggen in de gebiedsontwikkeling, nieuwe partijen te betrekken in de opgave en een nieuwe situatie te creëren. De Bruijn stelt dat je als overheid niet helemaal zonder visie kan, je moet wel zeggen wat er wel en niet kan, maar je moet het niet willen dichttimmeren. Als overheid willen ze vooral laten zien dat er veel dynamiek is in het gebied, er veel mogelijkheden zijn en er ruimte is voor creativiteit en innovatie. Hierbij zoekt het Ontwikkelingsbureau nadrukkelijk naar nieuwe elementen. Zo is er een ‘Green deal’ in de maak waarbij de koppeling wordt gemaakt tussen het verduurzamen van de warmtevoorziening van de gevangenissen door inzet van biomassa, in combinatie met het inzetten van gedetineerden in de productie daarvan in de omliggende natuurgebieden. Daarnaast werken ze samen met de Design Academy Eindhoven, gedetineerden en het lokale bedrijfsleven aan het ontwikkelen van gezamenlijke concepten en producten voor het gebied. De derde grote ambitie van het Ontwikkelingsbureau is om Veenhuizen een plek te geven op de UNESCO-lijst voor werelderfgoederen en het op deze manier te marketen aan de buitenwereld. Wim de Bruijn nodigt de aanwezigen expliciet uit om een kijkje te komen nemen in Veenhuizen om de ontwikkelingsmogelijkheden met eigen ogen te zien.
Presentatie
Cover: ‘2014.04.01_Ondernemers gezocht voor (her)gebruik sessie c Veenhuizen_660’