Analyse Van het onkruid aan de rand van de weg tot overwoekerde verlaten fabrieksterreinen. Steden staan vol met ‘spontaan, onbedoeld groen’, maar toch krijgt deze vorm van stadsnatuur niet de waardering die het verdient. Dat stelt de Engelse geograaf Matthew Gandy, die pleit voor het behoud van dit groen in de stad.
Onderzoekers hebben de laatste jaren al meerdere malen aangetoond dat de verdichting van de stad ten koste gaat van het groen. In Amsterdam verdween tussen 2003 en 2016 ruim 3 vierkante kilometer groen, 500 tot 600 voetbalvelden, om plaats te maken voor bebouwing. Natuur & Milieu ontdekte dat in de 32 grootste gemeentes van ons land 53 procent van de buurten niet voldoet aan het criterium van 75 vierkante meter groen per woning. In deze buurten wonen in totaal 3,5 miljoen mensen. In één op de tien buurten is er geen aaneengesloten stuk groen van minimaal één hectare te vinden.
Juridisch instrument
Groen in de stad gaat vaak over parken, bossen of aangelegde groenfaciliteiten waar recreatie mogelijk is. Maar, stelt de Engelse cultuur- en omgevingsgeograaf Matthew Gandy, het spontane, onbedoelde groen in de stad is misschien nog wel belangrijker. Het onkruid aan de rand van de doorgaande weg, de overwoekerde oude fabriek en het groen op een onbebouwd stuk grond zijn namelijk van onschatbare ecologische, sociale en historische waarde. Tegelijkertijd staan juist de groene plekken in de stad zonder directe functie het meest onder druk.
“Een van de echt bijzondere dingen van deze marginale plekken van de natuur in steden is dat ze heel vaak planten van over de hele wereld bevatten”, stelt Gandy in gesprek met Bloomberg CityLab. “Ik gebruik de term de kosmopolitische ecologie om te benadrukken dat deze toevallige tuinen in werkelijkheid mondiale tuinen zijn. Ze laten zien hoe natuur en cultuur onderling verbonden zijn. Niet alleen nu, maar door de geschiedenis heen.”
De wetenschapper van de universiteit van Cambridge pleit er dan ook voor om deze groene plekken in de stad niet zomaar vol te bouwen, maar er zorgvuldig mee om te gaan. “Gedetailleerde kennis over de natuur kan helpen om specifieke locaties te beschermen. De aanwezigheid van zeer zeldzame soorten of een kwetsbaar ecosysteem kun je in kaart brengen. Opgebouwde kennis die wetenschappelijk voldoende robuust is, kan worden gebruikt als juridisch instrument tegen bedreigingen voor specifieke locaties of soorten.”
Relatie anders bekijken
Gandy benadrukt ook de sociale en historische waarde van het (spontane) groen. “Inwoners van arme buurten in steden hebben vaak veel slechter toegang tot parken en openbare ruimte dan inwoners van rijkere buurten. En voor mensen van kleur voelen sommige parken en openbare ruimtes niet erg veilig of gastvrij aan. Vaak is dit nog meer het geval als mensen reizen naar landelijke of niet-grootstedelijke natuurgebieden. Natuur in het hart van de stad, in welke vorm dan ook, staat daardoor veel meer open voor een divers publiek. En groen kan ook net zoveel onthullen over de geschiedenis van een stad en politieke spanningen als ruïnes of de opzettelijk gebouwde omgeving.”
Gandy hoopt dan ook vooral dat zijn pleidooi ervoor zorgt dat de verdichting van de stad er niet voor zorgt dat de keuze tussen natuur en bebouwing een verplichte keuze wordt. Volgens hem kunnen die twee heel goed naast elkaar bestaan. “Door de stedelijke natuur aan te pakken en te omarmen, kunnen we die relatie anders bekijken. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in steden. Hoe kunnen we dan antwoorden geven op de grote milieuvragen als we geen goede relatie hebben met en begrip hebben voor stedelijke natuur?”
Lees het volledige bericht op Bloomberg CityLab.
Cover: ‘Skyline van Shanghai, China.’ door chuyuss (bron: Shutterstock)