Nieuws Als het ergens kan, dan is het hier, in de omgeving van het station. Stationslocaties behoren tot de meest kansrijke voor stedelijke ontwikkeling, aldus Rients Dijkstra, de nieuwe Rijksadviseur voor infrastructuur en stad. De opgave is inpassen en verknopen. “Stationsomgevingen zijn door de reizigersstromen ideale gebieden om multifunctionaliteit en ruimtelijke kwaliteit te realiseren.”
Architect en stedenbouwkundige Rients Dijkstra leidde al twintig jaar het in binnen- en buitenland succesvolle bureau Maxwan toen hij door het ministerie van Infrastructuur en Milieu werd gevraagd om toe te treden tot het College van Rijksadviseurs. Het College staat onder voorzitterschap van rijksbouwmeester Frits van Dongen. Per 1 september is Dijkstra aangetreden als Rijksadviseur voor infrastructuur en stad. Als zodanig kan hij gevraagd en ongevraagd advies geven aan de minister. Ook zal hij actief betrokken zijn bij projecten. Het College beraadt zich nog op een programma en een advies aan het nieuwe kabinet. Maar dat stedelijke opgaven als stationsomgevingen en knooppuntontwikkeling belangrijke hedendaagse opgaven zijn, staat voor Dijkstra buiten kijf. “We zijn op een moment van bezinning en herijking in de wereld van de stedelijke ontwikkeling. De relatief gemakkelijke, door de economie aangejaagde stedelijke ontwikkeling gebaseerd op de beschikbaarheid van geld, is voorbij. De vraag is gestokt, er is twijfel alom in ontwikkelingsland. De vraag is nu wie wat oppakt en op welke manier. Hoe kunnen we ontwikkelingen wél levensvatbaar maken? Hoe kunnen we binnenstedelijke gebiedsontwikkeling weer tot leven wekken in een tijd dat de marktdruk veel geringer is?”
Parallel schakelen
Een tweede grote lijn op dit moment is het thema duurzaamheid, zegt Dijkstra. “Hoe kunnen we nieuwe stedelijke gebieden en infrastructuur zorgvuldiger ontwikkelen? Zodat we niet over tien jaar een grote reparatieopgave uit te voeren hebben en we de leefbaarheid van steden en gebieden kunnen vergroten.” Daarnaast verschuift het opdrachtgeverschap. Steeds meer ontwikkelingen worden in gang gezet door particuliere initiatieven in plaats van door overheid en ontwikkelaars. Als deze ontwikkeling zich uitbreidt, is de vraag wat dat gaat opleveren, zegt Dijkstra. “Moet je dat als overheid laten gebeuren en zelfs stimuleren, zoals Almere doet? Ik denk dat we er niet al te euforisch over moeten doen, maar er ook niet van in paniek hoeven te raken. Wat belangrijk is, is dat we ervoor zorgen dat de ontwikkelingen iets bijdragen aan de stad, en er dus voor iedereen zijn in plaats van alleen voor de initiatiefnemers. Kijk naar Oosterwold in Almere, waar de ontwikkeling vrij wordt gelaten. Gaat iedereen daar zijn eigen paradijsje bouwen of ontstaat er ook collectieve waarde?”
Wat betreft zijn ‘eigen’ opgaven van verknoping van infrastructuur en ruimtelijk programma is er de afgelopen jaren door zijn voorgangers al veel voor elkaar gekregen, aldus Dijkstra. Het idee van combineren van mobiliteit en ruimte zit tussen de oren. “De afgelopen jaren is er goed samengewerkt met zowel Rijkswater staat als VROM. Het idee dat je infrastructuur aanlegt in een omgeving is op de agenda gezet. Er wordt gebiedsgericht gewerkt. Wat kun je bereiken aan meerwaarde als je infra en omgeving tegelijkertijd in ogenschouw neemt? Door slimmere oplossingen te vinden kun je meer ruimtelijke kwaliteit bereiken voor hetzelfde geld. Het zoeken naar samenwerkingen en het parallel schakelen is inmiddels gemeengoed en op beleidsniveau volledig geaccepteerd en omarmd. Het is dan wél de kunst om zo’n manier van werken ook door de hele keten en door alle lagen van het proces te laten slagen. Vaak zie je dat het in de ontwerpfase nog wel goed gaat, maar als het project in de uitvoering wordt gebracht, is het ineens niet meer zo vanzelfsprekend dat het goede ontwerpwerk van inpassing en harmonie ook in het pakket van de aannemer terechtkomt.”
Inpassing
De versmelting tussen beide werelden kan met andere woorden nog verder uitgewerkt worden. De traditie is immers nog jong, het kan zo nog jaren duren voordat deze manier van denken en werken ‘alle uithoeken van de organisaties’ bereikt. De ontwerper heeft daarbij een belangrijke rol, aldus Dijkstra. Hij kan partijen bij elkaar brengen en oplossingen bedenken die kosten besparen. “Van architecten wordt altijd gezegd: they come with a price, maar slimme en aantrekkelijke ontwerpoplossingen kunnen juist kosten besparen.” Het verstevigen van de rol van de ontwerper in de opgaven rond stad en infra is dan ook een van de ambities van de nieuwe Rijksadviseur. Daarnaast staat een betere inpassing van stad en infra op zijn Rients Dijkstra lijstje. “Hoewel ook de groei van mobiliteit op den duur zal af vlakken. We zullen minder nieuwe infra aanleggen en meer effort steken in het operatief verbeteren van de bestaande net werken. Het beheer komt meer op de agenda te staan, niet capaciteitsvergroting maar het op orde brengen en inpassen.” Er zijn volgens Dijkstra de nodige aanwijzingen dat het open baar vervoer een belangrijkere rol gaat spelen, hoewel op dit moment de verhouding tussen auto en ovkilometers nog in het voordeel van de auto uitpakt. De relatief slechts matige verstedelijking van Nederland speelt hierbij een rol. “Het lijkt hier misschien wel vol, maar als land zijn we relatief dun bezaaid. Die verspreiding is geen goede onderlegger voor het ov, daarvoor hebben we een grotere dichtheid nodig. Maar uit het oogpunt van duurzaamheid moeten we het ov wél serieus nemen en op zoek gaan naar manieren om het ov sterker te laten groeien.”
Voor een pdf van de volledige publicatie zie bijlage.
Cover: ‘Station Zwolle’ door Rob Dammers (bron: flickr.com)