Bouwplaats Nederlandse nieuwbouw wijk door Fokke Baarssen (bron: Shutterstock)

Stec Groep: gemeenten willen voor woningnood meer geld en minder bemoeienis

17 mei 2021

3 minuten

Onderzoek Gemeenten verlangen meer inzet van het Rijk om de woonopgaven op te lossen. Dat blijkt uit onderzoek van Stec Groep. Zij zien meer geld, een minister voor Wonen en Ruimte en meer mogelijkheden om te kunnen sturen op de huurprijzen in de vrije sector als mogelijke oplossingen. Tegelijkertijd blijven gemeenten massaal zelf plannen maken, het liefst zonder bemoeienis van het Rijk.

De onderzoekers van Stec vroegen aan ongeveer 100 (lokale) overheden, voornamelijk gemeenten, welke opgaven zij voor de woningmarkt zien en hoe het Rijk daarbij kan helpen. Het versnellen van het woningbouwtempo wordt door een groot deel van de respondenten genoemd als (zeer) belangrijke opgave. Vooral in de steden en groeiregio’s blijft deze uitdaging groot.

Versnelling

De belemmeringen die uit de enquête naar voren komen voor het bouwtempo zijn niet nieuw: hoge bouwkosten, de stapeling van eisen en gebrek aan ambtelijke capaciteit worden door drie van de vier overheden gezien als belemmering. De helft van de respondenten noemt ook de stikstof- en PFAS-problematiek als vertragende factor. Een tekort aan harde plancapaciteit is voor slechts een derde een belemmering.

Opvallend is volgens de onderzoekers wel dat tachtig procent van de respondenten aangeeft vol in te zetten op nieuwe plannen, ondanks het feit dat hier dus meestal niet de belemmering zit. “De gemeenten geven hiermee eigenlijk aan dat er meer nadruk moet zijn op de uitvoering”, zegt Bouke Timmen, senior-adviseur bij Stec Groep, tegen Stadszaken. “De plannen liggen er, maar komen niet altijd van de grond. De oplossing van de woningnood is volgens de gemeenten dus niet om alsmaar meer plannen op te stellen. Er moet vooral een versnelling van de bouwproductie komen.”

Prefab

Waar gesproken wordt over de beschikbaarheid van woningen, is het onderwerp betaalbaarheid nooit ver weg. Ongeacht van de regio waar ze zich bevinden, geven bijna alle respondenten aan dat betaalbaarheid van de woningen (zeer) sterk speelt in het gebied. Ook hier worden hoge bouwkosten en de stapeling van eisen als oorzaken genoemd. Daarnaast is er in ruim de helft van de gevallen sprake van een “beperkt instrumentarium” om te sturen op de hoeveelheid sociale huur-, middelhuur- en betaalbare koopwoningen. Een even grote groep ziet het als een probleem dat goedkopere woningen ten koste gaan van de grondopbrengsten, door de onderzoekers omschreven als “een financieel perverse prikkel.”

Er moet vooral een versnelling van de bouwproductie komen

Door deze combinatie aan factoren concluderen de onderzoekers dat alleen inzetten op meer en sneller bouwen het betaalbaarheidsprobleem niet oplost. Zij wijzen erop dat er ook andere maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld een betere samenwerking met beleggers in het huursegment en de mogelijkheid van prefab en zelfbouw te onderzoeken. Uit de enquête blijkt dat hier slechts in een derde van de gevallen al gebruik van wordt gemaakt.

Wel een minister, niet altijd bemoeienis

De respondenten pleiten zelf vooral voor meer inzet vanuit het Rijk om de woonopgaven op te lossen. Ruim negentig procent van de gemeenten vraagt concreet om meer geld om de woningopgaven aan te kunnen pakken, bijvoorbeeld via de Woningbouwimpuls of het Volkshuisvestingsfonds. In deze oproep staan zij niet alleen. Experts wezen al eerder op de verantwoordelijkheid van het Rijk in de woonkwestie, bijvoorbeeld door grond of woningen te subsidiëren.

Daarnaast vragen de gemeenten om meer ruimte voor woningcorporaties. Negentig procent is voor afschaffing van de verhuurderheffing en tachtig procent wil de mogelijkheden vergroten om in verschillende segmenten te bouwen. Driekwart wil verder beter kunnen sturen op huurprijzen in de vrije sector en wil dat de mogelijkheden voor een zelfbewoningsplicht in kaart worden gebracht. Ook zien de gemeenten graag een minister voor Ruimte en Wonen komen, maar wel met een belangrijke voorwaarde: zeven op de tien respondenten willen niet dat deze woninglocaties aanwijst.

Harde plannen?

Hoewel gemeenten volgens het STEC-onderzoek zwaar inzetten op plancapaciteit, blijkt veel daarvan niet te realiseren. Dat concludeert Stadszaken in een analyse van plannen van onder meer de regio Utrecht en de Metropoolregio Amsterdam. In de praktijk blijkt namelijk dat grofweg een derde van de plannen niet doorgaat, stelt NEPROM-voorzitter en BPD-directeur Desirée Uitzetter. "Plancapaciteit opstellen is een heel theoretische exercitie. Er wordt helemaal niet gekeken of de plannen realistisch uitvoerbaar zijn."


Lees het onderzoek op de website van Stec Groep.


Cover: ‘Bouwplaats Nederlandse nieuwbouw wijk’ door Fokke Baarssen (bron: Shutterstock)


Jasper_monster_sandervanwettum door Sander van Wettum (bron: SKG)

Door Jasper Monster

Redacteur Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

Kantoren rondom tuin in Warschau, Polen door Grand Warszawski (bron: Shutterstock)

Hittestress en de Europese stad: maak meer gebruik van innovatie en co-creatie

In Europese steden wordt veel te weinig gedaan om hittestress te beperken. Dat concludeert adviesbureau Sweco. De onderzoekers bevelen aan de nadelige effecten van hitte in steden te verzachten door onder meer innovatie en co-creatie.

Onderzoek

15 juli 2024

Typische Nederlandse polder door Wut_Moppie (bron: shutterstock)

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied, deze bouwstenen helpen op weg

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied is kansrijk maar dan moet er wel aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. Marijn van Asseldonk van Het PON & Telos zet er zes op een rij.

Analyse

15 juli 2024

Eerste woning in Sidhadorp, Lelystad door Rob Bogaerts / Anefo (bron: Wikimedia Commons)

Van de groeikernen via Vinex naar de Novex, Michelle Provoost zoekt naar lessen

Vinex blijft de gemoederen bezig houden, nu ook in een historisch perspectief en een vergelijking met de groeikernen. INTI-directeur Michelle Provoost pleitte in de PBL-Academielezing voor meer continuïteit in beleid.

Verslag

12 juli 2024